?6è>
65
Mevrouw Van der Werf: Ik heb nog wel een aantal vragen. Is er op de een of andere wijze ook
controle op deze zaak? Ik kan mij voorstellen dat dit soort maatregelen worden getroffen en dat na
verloop van tijd bekeken moet worden wat het effect daarvan is geweest. Misschien blijkt wel dat
het totaal geen zin heeft, waardoor deze maatregel weer zou moeten worden ingetrokken. Op wat
voor wijze kunnen wij als raad inzicht krijgen in het effect van deze maatregel?
Mevrouw Otsen: Het is inderdaad zo dat wethouder De Pree het gras al voor onze voeten heeft
weggemaaid, maar wij kunnen er alleen maar blij om zijn dat hij dit zo loyaal heeft toegezegd. Ik
neem aan dat elke fractie hiermee akkoord gaat, want wij hebben niets van het tegendeel gehoord.
Vrouwen en meisjes hebben overigens niet alleen een achterstand als het gaat om toetreding tot het
arbeidsproces maar ook als het gaat om carrièremogelijkheden, bijscholing en secundaire arbeids
voorwaarden. Wat dat betreft is mijn vraag of daarmee ook in die zin bij het personeelsbeleid reke
ning kan worden gehouden. Misschien is het interessant om een onderzoekje te laten doen naar de
doorstroming van vrouwen in gemeentelijke dienst. Het F. NV.-secretariaat voor vrouwelijke werk
nemers heeft een onderzoek gedaan, waarbij is aangetoond dat meer dan vijftig procent van de vrou
wen begint op de eind-functie. Dit betekent dat deze vrouwen verder geen mogelijkheid tot door
stroming bezitten. Het lijkt mij best de moeite waard om ermee te beginnen hier verandering in aan
te brengen. Kan dit ook worden meegenomen?
De heer Eijgelaar (weth.): Controle op de werkelijke toepassing van de te nemen maatregel is erg
moeilijk. Een exact voorbeeld waarop deze maatregel van toepassing is, is moeilijk te geven. Als
wij deze toezegging doen, dan betekent dit dat de maatregel bekend wordt gemaakt aan de afde
ling Personeelszaken, aan de diensthoofden en aan de afdelingshoofden. Het komt er in het kort op
neer dat deze maatregel doorgegeven wordt aan alle mensen die bij het aantrekken van personeel
zijn betrokken. Wij gaan er dan vanuit dat de maatregel inderdaad wordt uitgevoerd. Ik twijfel er
ook niet aan of de maatregel zal worden uitgevoerd. Ik heb overigens in de afdelingsvergadering
toegezegd dat wij ieder jaar bij de behandeling van het personeelsbeleid een lijstje zullen publi
ceren waarop wordt aangegeven hoe de samenstelling van het personeel is. Dat kan misschien een
aanwijzing vormen dat er in deze een verandering optreedt. Overigens hangt dit af van het aan
bod bij sollicitaties.
Mevrouw Otsen vraagt of er ook mogelijkheden zijn om vrouwelijke personeelsleden door te la
ten stromen. Vrouwelijke ambtenaren hebben dezelfde mogelijkheden als hun mannelijke collega's.
Als er een vacature bij de gemeente is, dan vindt eerst een interne sollicitatie plaats, ledereen kan
naar die opengevallen functie dingen. Daarbij wordt niet gelet op het feit of het mannelijke of vrou
welijke kandidaten zijn. Als men zelf het initiatief wil nemen om zich voor een dergelijke post be
schikbaar te stellen of een cursus daartoe te volgen, dan heeft iedereen dezelfde kansen, zonder
onderscheid.
Mevrouw Van der Werf: Het kan best zo zijn dat er geen sprake is van feitelijke discriminatie
ten aanzien van vrouwen bij promotie en doorstroming. De landelijk bekende percentages hierover
wijzen echter uit dat vrouwen veel minder promoveren en veel minder gemakkelijk doorstromen. Ik
kan mij voorstellen dat het goed zou zijn om te onderzoeken welke overwegingen hierbij een rol
spelen, zowel bij de werkgever als bij de werkneemster. Ook zou men daarbij na kunnen gaan op
wat voor manier via het gemeentelijk personeelsbeleid en straks het gemeentelijk emancipatiebe
leid hierop kan worden ingespeeld. In die zin zou ik toch willen pleiten voor een onderzoek naar
de redenen waarom vrouwen bij de gemeentelijke diensten minder in de hogere functies zijn verte
genwoordigd. Dit zou straks een taak kunnen zijn voor de kracht die voor het emancipatiebeleid
zal worden aangesteld.
De heer Eijgelaar (weth.): Mevrouw Van der Werf zal later in deze vergadering hier nog weer
op terugkomen en ik heb begrepen dat wethouder De Pree nader op haar opmerkingen zal ingaan.
Ik vraag mij overigens af hoe ik een en ander in het personeelsbeleid gestalte moet geven.
Moet ik, als er een vacature is, alle dames op de secretarie vragen waarom zij niet gesolliciteerd
hebben? Als zij willen solliciteren, dan zijn zij zelf wel zo wijs. Zo'n discriminatie moeten wij
zeker niet toepassen. Dat zou "dis-emancipatie" zijn.
De Voorzitter: De claim ten aanzien van paragraaf 2 van afdeling I is ingetrokken. Wij krijgen
dan nu afdeling II, paragraaf 3. De heer Van der Wal zal het woonschepenbeleid in zijn algemeen
heid aan de orde stellen.
De heer Buising: Ik zou de verdere behandeling van dit punt even willen onderbreken voor een
punt van orde. Het is bekend dat onze fractiegenote, mevrouw Visscher-Bouwer, ook het woord over
dit punt wilde voeren. In verband met de gladheid kan zij nog niet aanwezig zijn. Er wordt op het
ogenblik een poging ondernomen om haar uit Snakkerburen naar hier te halen. Is het mogelijk dat
de behandeling van dit punt wordt uitgesteld tot het moment waarop zij er is?
De Voorzitter: Akkoord.
Par. 3. Beleidssector Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken en Verkeer en Vervoer.
De Voorzitter: De heer Van der Wal zal spreken over structuurplannen en de toepassing daarvan
aismede over de betekenis van het begrip "beschermd stadsgezicht".
De heer Van der Wal: Al eerder is het ontbreken van een up to date-structuurplan voor de gehe
le gemeente Leeuwarden door mij ter sprake gebracht. Er is wel een structuurplan - schertsend heb
ik dat wel het structuurprentenboek genoemd - dat echter alleen maar gehanteerd wordt als er op
basis daarvan voor twee jaar een voorbereidingsbesluit kan worden genomen. Voor het overige is het
een structuurplan dat niet of nauwelijks functioneert. Voor de aardigheid heb ik eens nagegaan welke
nota's allemaal aspecten in zich dragen die te maken hebben met een structuurplan. Zo hebben wij
het Structuurplan voor de Binnenstad, het in voorbereiding zijnde Structuurplan Schil-oost, het Struc
tuurplan Huizum-west en diverse stadsvernieuwingsplannen. Verder hebben wij een Dorpennota en
een Monumentennota, wij hebben een Verkeersstructuurplan, er is een Fietspadenplan in voorberei
ding, wij hebben plannen voor uitbreiding van de stad en de dorpen, wij hebben een kantorennota
- die weer wordt herzien -, vastgestelde of in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen. Verder is
nog een nota welstandstoezicht in het vooruitzicht gesteld. Deze nota heeft ook te maken met aspec
ten van ruimtelijke ordening. Al deze nota's komen in de raad aan de orde en worden op hun eigen
merites bekeken, zonder dat de samenhang tussen al deze verschillende nota's duidelijk is. Een dui
delijk voorbeeld van de uitwerking die dit kan hebben wordt geleverd door Huizum-BorniaÖp grond
van de kantorennota - een nota die dus een deelaspect betrof - werd een bepaalde claim gelegd op
een gebied. Later bleek echter dat de raad, een en ander afwegende, er toch van af wilde wijken.
Dit heeft nogal wat stof doen opwaaien.
De heren Schaafsma en Miedema vielen er in hun algemene beschouwingen over dat de P.v.d.A.-
wethouders onder andere op dit punt omzwaaiden. Dit ligt echter een beetje in de lijn der verwach
ting, als je geen samenhangend plan - een soort kaderplan - hebt op het gebied van de ruimtelijke
ei Jening. Voor een stad als Leeuwarden is het zonder meer noodzakelijk dat er zo'n raamplan is. In
samenwerking met de bevolking en allerlei belangengroepen zou zo'n raamplan, goed bediscussieerd,
vastgesteld kunnen worden. Een structuurplan begint men niet uit het niets op te zetten. In de nota's
die ik heb opgesomd staan veel zinnige dingen, al staan er naar mijn bescheiden mening ook wel
minder zinnige dingen in. Al met al ligt daar een enorm brok materiaal. Een structuurplan zou ei
genlijk in duidelijke beleidslijnen een beslissing over de conflictpunten moeten nemen, zodat ten
opzichte van het ruimtelijke ordeningsbeleid al die nota's goed op elkaar worden afgestemd. Als
ik spreek over een procedure voor het opstellen van een structuurplan, bedoel ik niet iets wat van-
ui; een blanco situatie gemaakt moet worden maar eigenlijk meer een soort verbindingsplan tussen
al de verschillende deelaspecten. Mijns inziens is dat ook de bedoeling van een structuurplan ten
aanzien van de ruimtelijke ordening. Ik heb daarover een motie gemaakt met de volgende inhoud:
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 13 februari 1979, overwegende
de wenselijkheid te komen tot een samenhangend en controleerbaar beleid, met name op het gebied
van de ruimtelijke ordening en de stadsvernieuwing, besluit het college van b. en w. op te dragen
binnen afzienbare tijd de raad een voorstel te doen toekomen waarin staat aangegeven op welke wij
ze en termijn een structuurplan voor de gemeente Leeuwarden zal worden opgesteld."
Deze motie is mede-ondertekend door mijn fractiegenote, mevrouw Van der Werf.
De h eer Geerts: Het is niet de eerste keer dot de heer Van der Wal met dit punt komt. Op zich
is het niet een onlogisch iets, dat men eerst uitspraken doet over het algemene beleid om dan daar
in de bestemmings- en uitvoeringsplannen in te passen. Men kan dan ook tot een onderlinge afwe
ging komen van de verschillende facetten van de ruimtelijke ordening: wonen, werken, recreëren
en verkeer. Op basis daarvan kan dan het beleid ten aanzien van de verschillende beleidsplannen
voor de wijken worden gemaakt. Op zich is dit niet onlogisch. Ik heb zelf altijd grote moeite om
mij een voorstelling te maken van zo'n plan. Het plan geeft een algemeen beleid aan en moet dus