H ya
plan voor Leeuwarden zal worden opgesteld. Als eerst alle een- en tweepersoonshuishoudens een wo
ning moeten hebben, dan wordt het wel 2050. Je kan je echter ook indenken dat op een wat rede
lijker termijn een voorstel door het college wordt gedaan.
Verder zegt de heer Geerts dat hij moeite heeft om zich zo'n structuurplan voor te stellen. Daar
hebben; wij onze deskundigen toch voor? Overigens kan het ook aan het voorstellingsvermogen van
de heer Geerts liggen, want er zijn tal van gemeenten die zich wel een voorstelling kunnen maken
en wel een structuurplan voor de gehele gemeente hebben. In die gemeenten werkt een dergelijk
structuurplan redelijk goed als toetsingskader voor allerlei plannen op het gebied van de ruimtelijke
'ordening. Ik heb deze plannen in mijn eerste instantie opgesomd. Ligt het nu aan het voorstelIings-
Vèfmogen van het gemiddelde raadslid in de gemeente Leeuwarden of is het nu werkelijk zo'n pro
bleem om een totaal structuurplan te maken?
De heer Geerts zegt verder dat het veel problemen schept als je van groot naar klein werkt. Ik
heb juist proberen aan te geven dat dat mijn bedoeling ook niet is. Al de plannen die ik heb opge
somd, kun je natuurlijk niet wegvegen. Ik noem in dit verband een voorbeeld, waar ik destijds nau
welijks over mocht praten - daarom doe ik het nu maar even -, namelijk het Verkeersstructuurplan
Hoofddoelstelling van het Verkeersstructuurplan is het beperken van het gemotoriseerd verkeer en
het bevorderen van het fietsverkeer. Hoe kan men deze hoofddoelstelling het best verwezenlijken?
Door de functies wonen, werken en recreëren zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen. Een goede
vermenging van deze functies zou een conclusie kunnen zijn. Het is typisch een conclusie die in
een algeheel structuurplan - dat toch een beleidsuitspraak is - thuishoort. Dit kan men dan weer
afleiden uit een deelstructuurplan, namelijk het verkeer- en vervoersplan. Vervolgens moet ook in
de plannen voor stadsuitbreiding rekening worden gehouden met een dergelijk uitgangspunt. Dit is
een klein voorbeeld van de mogelijkheid om van klein naar groot toch algemene beleidslijnen te
distilleren, die nooit strijdig kunnen en mogen zijn met de grote lijnen van beleid die door deze
raad worden vastgesteld. Als men dit alles maar los van elkaar laat staan, krijg je naar mijn mening
nooit een goed samenhangend - of integraal - structuurplan voor de gemeente Leeuwarden.
De heer Geerts zegt voorts dat met een algeheel structuurplan een totaal stramien wordt opgelegd
aan de deelplannen. Ik ga ervan uit dat de procedure van zo'n structuurplan goed wordt doorgespro
ken met de wijken. Op dat niveau kan dan de discussie komen in de zin van "moet die weg door
mijn wijk of moet die weg door de wijk van de buurman?" Als men allemaal deelplannen maakt,
dan zegt de ene wijk dat de weg maar door de wijk van de buurman moet lopen terwijl de andere
wijk dat niet wil. Voor dit soort beslissingen moet een plan worden gevormd, dan heb je een kader
waarin deze beslissingen kunnen worden genomen.
Overigens vraag ik mij af hoe zonder zo'n structuurplan een goede koppeling naar het Streek
plan van de provincie Friesland is te maken. In de motie vragen wij het college op welke wijze een
structuurplan voor de gemeente Leeuwarden kan worden opgesteld. Ik verwacht dan ook dat men
duidelijke grenzen stelt, want men kan een structuurplan oeverloos maken. Dat is mijn bedoeling
ook niet. Ik vraag dan ook om een totaal plan met duidelijke begrenzingen. Het college heeft daar
deskundigen voor en ik zou dan zeggen: biedt het de raad aan, dan kunnen wij erover discussiëren.
Aan het lijstje dat ik heb opgesomd, had ik ook het distributie-planologisch onderzoek kunnen toe
voegen
Als de gemeentelijke dienst niet kans ziet om een algeheel structuurplan te maken, dan kan ik
mij voorstellen dat desnoods tegen een extern bureau wordt gezegd: hier is de hele stapel nota's die
met ruimtelijke ordening te maken hebben, distilleer daaruit voor ons grove beleidszaken, formuleer
die en ga dan kijken in hoeverre al die deelnota's daarmee overeenstemmen en op welke punten die
afwijken. Waar een afwijking wordt geconstateerd, zal men beslissingen moeten nemen ten opzich
te van de nota's. Zo wordt het hele proces van de ruimtelijke ordening met alle welzijnsaspecten
erbij ook voor een raadslid inzichtelijk. De motie vraagt alleen maar naar een procedure om tot een
dergelijke afweging tussen al die facetten van het gemeentelijk beleid te komen. Ik kan mij eigen
lijk niet voorstellen dat de raad zou zeggen daar geen behoefte aan te hebben. Als men door deze
motie af te stemmen dit voor enige jaren op de lange baan schuift, dan vind ik dat eerlijk gezegd
nogal getuigen van onverantwoordelijk beleid van een gemeenteraad. Ik vraag mij dan ook af hoe
men het aandurft om kritiek op de Nota Alternatieven voor het Streekplan Friesland te hebben, als
men als hoofdstedelijke gemeente van Friesland niet eens kans ziet om zelf een samenhangend be
leid op het gebied van de ruimtelijke ordening te formuleren. Dat begrijp ik niet.
Ik was in eerste instantie vergeten iets te zeggen van het begrip beschermd stadsgezicht. Ik ben
het volledig eens met wat de heer Geerts over dit punt heeft gezegd. Als de raad pas over anderhalf
jaar hierover gaat spreken, dan betekent dat wel dat tot die tijd de grens van het beschermd stadsge
zicht daar loopt waar de raad die in het Structuurplan voor de Binnenstad heeft vastgesteld. Het be
tekent ook dat èn b. en w. èn de gemeentelijke diensten dit ook als uitgangspunt voor het beleid
blijven houden, anderhalf jaar lang tot C.R.M. ooit eens zegt dat wij dat beter anders kunnen doen.
Doen zich problemen voor, dan zal er eerder naar de raad teruggekoppeld moeten worden. Ik zie
geen andere mogelijkheid.
Mevrouw Visscher—Bouwer is inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Geerts: Ik heb de heer Van der Wal in eerste instantie niet goed begrepen. Ik had na
melijk niet in de gaten op welk een vrijblijvende wijze deze motie was geformuleerd. In de motie
wordt alleen maar naar een procedure gevraagd en naar de wijze waarop die procedure tot stand
moet komen. Op zich betekent dat niet veel. Als je iets wilt oplossen, dan zou je in de visie van
de heer Van der Wal tot een structuurplan moeten komen. Na het antwoord van de wethouder is
echter ook wel duidelijk geworden dat aan zo'n structuurplan begonnen zal worden als wij er tijd
voor hebben. Wel blijven enkele vragen bij mij overeind staan: Hoe moet je zo'n plan maken? Hoe
moet je de detaiI-afweging ten opzichte van de grote afweging doen? De heer Van der Wal stelt
wel dat op enkele plaatsen een goed structuurplan is gemaakt dat redelijk werkt. Ik heb mijn twij
fels over dit soort plannen. Ik dacht dat de heer Van der Wal die twijfels ook had. Hij noemt zelf
de Nota Alternatieven en levert daar kritiek op. Dat is juist een bevestiging van mijn oordeel dat
het moeilijk is om tot een samenhangend beleid te komen, waarbij de detail-afweging nog helemaal
niet inwerkt op de algemene principes. Ik vind de motie op dit moment overbodig. Wij kunnen nu
niet gaan werken aan een algeheel structuurplan. Wij hebben andere dingen te doen, zoals in deze
discussie al naar voren is gekomen.
ik heb nog wel een vraag ten aanzien van het beschermd stadsgezicht. De wethouder heeft ge
zegd dat de bebouwing aan de Willemskade er misschien af moet. Geldt dit voor de hele Willems
kade of geldt dit voor een gedeelte van de Willemskade? Wat is daar precies over bekend? Wat voor
advies gaat er aan de Monumentenraad uitgebracht worden?
De heer Rijpma (weth.): Om met de laatste vraag te beginnen, het is niet bekend welk advies
zal worden uitgebracht. Het gaat namelijk om een advies dat aan de Monumentenraad wordt uitge
bracht en niet aan de gemeente. Wat wij op het ogenblik met de vertegenwoordigers van de diverse
disciplines proberen af te stemmen, is de vraag op welke wijze wij in de eerste plaats ons bestem
mingsplan voor het gebied rond de Grote Kerk kunnen afwerken. Daarvan zijn voldoende voorbeel
den in den lande bekend. Het is een factor van overweging in hoeverre alle facetten die in andere
bestemmingsplannen in andere steden relevant zijn ook in Leeuwarden van toepassing zijn. Op basis
van praktische zaken zijn er gesprekken gevoerd, ik heb begrepen dat de meningsverschillen over
aanpak en uitvoering niet groot meer zijn. Ik heb de afgelopen dagen echter niet meer geïnformeerd
bij elke dienst hoe het er bij staat.
De heer Van der Wal heeft met een aantal argumenten zijn standpunt nog eens op een rijtje ge
zet. Ik denk niet dat hij in alle opzichten ongelijk heeft. Ik veronderstel wel - dat zegt ook de
heer Geerts - dat hij de mogelijkheden van zo'n structuurplan ook ten opzichte van het functione
ren van de raad wat overschat. De maatschappij is dynamisch en ook het stedelijk gebeuren is dyna
misch. In de situatie waarin Leeuwarden op het ogenblik verkeert, is het goed dat bij alle diensten
bekend is welke beleidsuitspraken door de raad zijn gedaan ten aanzien van een groot aantal deel-
racetten. Onze deskundigen moeten attent kunnen zijn - anders zal het bestuur hen bij voortduring
laarop attent moeten maken - op datgene wat er aan uitspraken aanwezig is. Bij het maken van
structuurplannen voor Schil-oost, bestemmingsplannen voor Huizum-west en bestemmingsplannen
voor kleine deelgebieden is het goed dat zij gehouden zijn om te toetsen, zodat datgene wat wij
hebben van groot naar klein werkt en dat ook het kleine getoetst wordt aan het grote. Met deze
wisselwerking dacht ik dat wij met onze studies op diverse terreinen toch nuttig werk van onze dien
sten kunnen verwachten op het gebied van kwalitatief goede stedebouwkundige plannen. Ik heb dui
delijk geen behoefte aan deze motie.
De motie van de heer Van der Wal en mevrouw Van der Werf wordt bij handopsteken verworpen
met 33 tegen 2 stemmen. (Mevrouw Zondag-Demes bevond zich tijdens de stemming niet in de zaal.)
De Voorzitter: Ik kom dan nu terug op het punt dat ook op deze paragraaf betrekking heeft. De
heer Van der Wal zal het woonschepenbeleid in zijn algemeenheid aan de orde stellen.