VS fz
De heer Van der Wal: Ten aanzien van het woonschepenbeleid is twee jaar geleden bij het be
leidsplan naar aanleiding van een beleidswijziging van het college een motie aan de orde geweest
om deze beleidswijziging niet door te laten gaan. De motie werd met een kleine meerderheid tegen
afgestemd. Allereerst wil ik de terminologie in deze nader omschrijven: woonboten zijn pramen met
een houten bovenbouw en woonschepen is de benaming voor beurtschepen die vroeger op de beurt
vaart voeren. Sinds de beleidswijziging zijn twee jaren verstreken en in deze twee jaren is het be
leid effectief geweest. Ik ben vanmiddag nog op enkele plaatsen wezen kijken, maar er liggen prak
tisch geen woonboten meer in de stadsgrachten. Voor zover er nog wel schepen liggen, heb ik van
de bewoners begrepen dat er een vrij soepele regeling is getroffen waardoor zij er kunnen blij ven
wonen. Ik bedoel dan de Potmarge, waar nog enkele boten liggen. Het vastgestelde beleid wordt
dus soepel gehanteerd.
De motie die ik heb rondgedeeld maar nog niet heb ingediend, bestaat uit drie gedeelten. De
motie luidt:
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 13 februari 1979, overwegen
de de behoefte die er blijkt te bestaan aan ligplaatsen voor woonschepen in de nabijheid van het
stadscentrum en de verlevendiging van het stadsbeeld die hier vanuit kan gaan, besluit:
a. het eerder genomen besluit tot verwijdering van woonschepen uit de stadsgrachten in te trekken;
b. in het kader van plannen voor wijkverbetering e.d., op daartoe geschikte plaatsen, nieuwe lig
plaatsfaciliteiten aan te leggen;
c. b. en w. op te dragen, zonodig bij gemeenteverordening, maatregelen aan de raad voor te stel
len omtrent het welstandstoezicht met betrekking tot woonschepen in de gemeente Leeuwarden.
Om redenen die ik zojuist heb genoemd, laat ik punt a van de motie vervallen, omdat dit punt
weinig effectief meer is. In de motie wordt ook de overweging genoemd dat er een behoefte blijkt te
bestaan aan ligplaatsen voor woonschepen in de nabijheid van het stadscentrum en dat hiervan een
verlevendiging van het stadsbeeld uit kan gaan. Deze overwegingen gelden wel degelijk. Ik noem
bij voorbeeld de Potmarge en de gracht langs de Prinsentuin. Ik kan mij niet voorstellen waarom de
welstandsoverwegingen, die destijds de reden vormden om de woonboten uit de stadsgrachten te ha
len, niet gelden als er 's zomers in de Prinsentuin allerlei faciliteiten voor pleziervaartuigen wor
den geschapen. De welstandsoverwegingen gaan plotseling wel zwaar tellen als er twintig beurt
schepen willen overwinteren. Ik kan mij van een aantal jaren geleden nog wel herinneren dat er
een aantal van die schepen lag. Naar mijn mening brachten deze schepen een verlevendiging van
het stadsbeeld teweeg, al geef ik toe dat dit een subjectieve waardering is. Met betrekking tot an
dere onderwerpen is al vaker naar voren gekomen dat hier woningnood heerst. Er is een groep die
graag van de mogelijkheid gebruik wil maken om via woonschepen onderdak te krijgen. Natuurlijk
zal dit de woningnood niet op korte termijn oplossen. Ik vind dat in deze maatschappij de mensen
die op een woonboot willen wonen de vrijheid gelaten moet worden om dat ook te doen, om het be
laden woord vrijheid in dit verband eens te gebruiken. Ik handhaaf dan ook punt b van de motie,
waarin staat: "in het kader van plannen voor wi jkverbetering en dergelijke op daartoe geschikte
plaatsen nieuwe ligplaatsfaciliteiten aan te leggen." Punt c van de motie luidt: "b. en w. op te
dragen, zonodig bij gemeenteverordening, maatregelen aan de raad voor te stellen omtrent het wel
standstoezicht met betrekking tot woonschepen in de gemeente Leeuwarden. Het welstandstoezicht
vormde destijds het motief om de woonschepen en bloc uit de stadsgrachten te weren. Toen namens
Axies sprekende, heb ik destijds geprotesteerd tegen het feit dat vanwege een enkeling die er een
grote rommel van maakte met oud roest en dergelijke alle woonbootbewoners over één kam werden
geschoren. Men had toen individueel moeten optreden. Vandaar dat het onder punt c gestelde in
deze motie is opgenomen, zodat er individueel tegen misstanden die zich eventueel voordoen kan
worden opgetreden en niet de hele groep van woonbootbewoners de dupe wordt. De motie is mede-
ondertekend door mevrouw Van der Werf.
De heer Schaafsma: De manier waarop de heer Van der Wal het woonschepenprobleem schetst,
spreekt mij wel enigszins aan. Wat wij gedaan hebben is het verwijderen van de woonschepen uit
de stadsgrachten. Onder woonboot versta ik dan een praam met houten bovenbouw. Ik heb weieens
het idee dat wij vinden dat wij aardig van de woonschepen af zijn als wij ze in groten getale in
het Bisschopsrak leggen. Het gebied rondom de steenfabriek Schenkenschans levert nu niet bepaald
een aanblik waar wij trots op kunnen zijn. Het is een smalle "rot"weg, de zaak ligt er slordig bij,
waar de gemeente mijns inziens voor een deel schuld aan heeft. Ik vraag mij echter af of het alle
maal zo idyllisch is als de heer Van der Wal schildert. Hij kan zich namelijk niet het verschil voor
stellen tussen woonboten in de stadsgrachten en pleziervaartuigen in de stadsgracht bij de Prinsen
tuin. Wij zien daarentegen wel de mogelijkheid dat er een verschil ontstaat tussen plezierboten en
boten van plezier. Het is toch een bekend feit dat dit hier en daar is voorgekomen. Wij moeten dat
hier niet hebben. Toch vind ik hetgeen de heer Van der Wal gezegd heeft over woonschepen en de
mogelijkheden om in dergelijke boten te wonen in principe de moeite waard om te onderzoeken.
Het is een vorm van vrijheid. Dit woord schijnt voor de heer Van der Wal een beladen woord te zijn,
dat is het voor mij niet. De mensen die in woonboten willen wonen zou een mogelijkheid daartoe ge
geven moeten worden in een redelijke omgeving. Wat mij betreft hoeft dat niet in de stadsgrachten
te gebeuren. Dat is eigenlijk het venijn van de motie. Wel vind ik dat je als gemeente Leeuwarden
de mogelijkheid kunt bekijken of er buiten het centrum en buiten de Schil wat meer plaats is om aan
legplaatsen voor wat meer woonboten te verwezenlijken. Er is behoefte aan ligplaatsen, dat is ook
mij bekend. Ik vind dan dat wij ons deel van die ligplaatsen ook moeten proberen te realiseren.
Mevrouw Visscher—Bouwer: Wat de heer Schaafsma net zei, was ook ons idee. Wij vinden dat het
mogelijk moet zijn dat mensen de vrijheid hebben om in alternatieve woonvormen te gaan leven. Het
wonen in woonboten is ook een facet daarvan. Ook wij vinden dat, wanneer er veel behoefte aan
wonen op schepen blijkt te bestaan en niet aan die behoefte kan worden voldaan, het college met
ons zou moeten overleggen over de vraag hoe wij dit probleem kunnen oplossen en na zou moeten
gaan of er een plaats aangewezen kan worden. Wij geven ook aan mensen die in een woonwagen
willen de vrijheid om dat te doen. Sommige mensen willen in een alternatief woongebouw wonen.
Wij vinden dat dit een woonvorm is die aan bod moet kunnen komen, als blijkt dat er behoefte aan
bestaat. Ik weet niet of er een lange lijst ligt van aanvragen die niet gehonoreerd kunnen worden,
maar als dit wel het geval is, dan moeten wij met elkaar bekijken of er buiten de grachten een goede
plek valt aan te wijzen.
Wij zijn niet voor de motie van de heer Van der WalAanlegplaatsen in de Potmarge is een mo
gelijkheid die zou kunnen worden bekeken. Ik vind niet dat je je direct kunt uitspreken voor aanleg
plaatsen in de stadsgrachten. Het argument van de woningnood moet je ook niet gebruiken, want ik
vind dat je die op andere wijze moet oplossen. Wanneer er mensen zijn die behoefte hebben aan een
andere vorm van wonen, dan moeten wij met elkaar bekijken hoe groot die behoefte is en of daarvoor
een plaats aangewezen kan worden. Wij zijn daarom niet voor deel b van de motie, maar wel voor
dat deel waarin maatregelen worden voorgesteld omtrent het welstandstoezicht met betrekking tot
woonschepen
De heer Rijpma (weth.): Zo terloops is opgemerkt dat mensen die in een woonwagen willen wo
nen de mogelijkheid daartoe moet worden gegeven. Ik moet zeggen dat dit geen mogelijkheid is. De
Woonwagenwet kent heel stringente beperkingen ten opzichte van het wonen in woonwagens. Men
moet van goeden huize komen om als woonwagenbewoner erkend te worden en toegelaten te worden
tot de terreinen die daarvoor bestemd zijn. Ik zal het u besparen om de betreffende regelingen op
te sommen, maar ik kan u wel zeggen dat, als u in een woonwagen zoudt willen wonen, het voor
u een grote onmogelijkheid zal blijken te zijn. Voor ons allen in deze raadzaal bestaat deze moge-
jkheid niet. Het is dus een heel beperkte groep die in woonwagens mag wonen, waarvoor wette-
ijke regelingen zijn. Wanneer het om wonen in schepen gaat, dan zijn er twee categorieën te on
derscheiden. Allereerst zijn daar de woonboten, die aan in voorschriften vastgelegde eisen moeten
voldoen. Een woonboot, die aan de eisen voldoet, moet verschillende kamers hebben en er moeten
verschillende voorzieningen in zijn, die van respectabele afmetingen zijn als je het vergelijkt met
de oppervlakte die zo'n onderschuit over het algemeen heeft. Een vergunning kan alleen worden
afgegeven door de Commissaris van de Koningin. Als deze op grond van deskundige adviezen erkend
heeft dat de woonboot aan de eisen voldoet, dan moet de eigenaar van de woonboot zien dat hij
ergens een ligplaatsvergunning krijgt. Het verlenen van deze vergunning is een bevoegdheid van
de gemeente. Welnu, ten opzichte van de schepen waarvoor een vergunning moet worden afgege
ven door de Commissaris voeren wij een voorzichtig beleid. Wij geven geen nieuwe vergunning af
gezien het gebrek aan plaatsruimte dat in het verleden in Leeuwarden is geconstateerd. In het re
cente verleden hebben wij op verschillende plaatsen kleine concentraties van woonschepen gehad.
Uit een oogpunt van landschapsschoon, uit een oogpunt van welstand, zijn deze woonschepen lang
zamerhand verdwenen, in die zin dat de woonschepen naar het Bisschopsrak zijn verlegd als daar
een plaats vrijkwam. Of er is, als de schepen kwalitatief niet aan de eisen voldeden, aan de be
woners een vergoeding op grond van de krotontruimingsregeling toegekend die het hen mogelijk
maakte om de boot op een goede wijze te verwijderen. Wanneer er mensen zijn die hun woonboot
verkopen,' dan is het mogelijk dat zij de woonboot met daarbij de ligplaatsvergunning, als ze die
hebben, verkopen. Als wij enige invloed kunnen uitoefenen, dan proberen wij die invloed zodanig
uit te oefenen dat in de eerste plaats de verkoop tot stand komt met degene die in een slechte woon-