^13
raad of via de NOM. of via het E T IFEr was niet direct behoefte aan om al leen Leeuwarden
wat meer naar buiten te doen treden wat betreft het verkrijgen van bedrijven hier. Het is voor ons
een teleurstelling te moeten constateren dat er in het nu voor ons liggende beleidsplan helemaal
niets meer is opgenomen voor extra activiteiten op het gebied van acquisitie en voorlichting. Wij be
grijpen dit niet, zeker niet nu de stagnatie in de economie voortduurt en mede daardoor de werkloos
heid extreem hoog blijft. Ik dacht dat ook in de algemene beschouwingen van de heren Buising en
Miedema naar voren is gekomen dat dit hun zorgen baart. Uit de besprekingen in afdeling III is ons
gebleken dat de visie van het college, die al was geëtaleerd door middel van de beantwoording op
de vragen hieromtrent, er toch echt op gericht is om hier in samenwerking met de Industrialisatie-
raad der Friese kernen bedrijven en uitbreiding van de activiteiten op industrieel gebied te verkrij
gen. U hebt ook uw hoop gericht op de N.O.M. Wat betreft de N.O.M. ben ik echter niet zo ge
rust, omdat naar mijn idee de N.O.M. al haar tijd moet besteden aan het instandhouden van bedrij
ven die hier in het Noorden in moeilijkheden verkeren.
Ik wil nog opmerken dat gebleken is dat de acquisitie die toch hoofdzakelijk door u verricht
wordt op het gebied van de rijksoverheid en semi-overheid tot resultaten heeft geleid. Ik meen dat
u die activiteiten toch zuiver verricht voor de gemeente Leeuwarden. Tegenover uw mening: acqui
sitie alleen in samenwerkingsverband, huldigen wij de opvatting: als je het een doet, hoef je het
ander niet te laten. Dat wil zeggen dat extra versterking van voorlichting en acquisitie alleen voor
Leeuwarden zeker een plaats kan hebben naast inspanningen in samenwerkingsverband. De huidige
moeilijkheden op economisch gebied staan een dergelijke inspanning zeker toe. Zoals wij reeds va
ker naar voren hebben gebracht, een dergelijke inspanning hoeft niet alleen te liggen op het terrein
van vestiging en uitbreiding van bedrijven. Ook het propagandistisch naar buiten treden op andere
gebieden valt hieronder. Het publiek wijzen op de toeristische mogelijkheden in Leeuwarden, wij
zen op de mogelijkheden op het gebied van de cultuur, het publiek attenderen op een goed geoutil
leerde middenstand, dat alles is een belangrijke zaak. De eerder gesignaleerde acquisitie bij de
rijksoverheid bewijst onze stelling dat je door directe benadering toch wel iets kunt verkrijgen. Van
avond stond er een verhaaltje in de krant over de Hol land-Expo, het schip dat door een aantal men
sen naar het Midden-Oosten is gestuurd. Ik wil op deze problematiek verder niet ingaan, maar de
ze mensen hebben door daar naartoe te gaan en zodoende Nederland te verkopen toch een groot aan
tal orders binnengekregen. Die orders betekenen weer werkgelegenheid voor Nederland. (De heer
Van der Wal: Dan huren wij de Kenau!) Ik dacht dat u het er net over had dat er niet geïnterrum
peerd mocht worden. U moet uzelf dus snel corrigeren. Ik merk wel dat u in deze niet standvastig
bent.
Wij willen toch ook wel graag acquisitie in de civiele sector. Potentiële klanten, als ik het zo
mag noemen, rechtstreeks benaderen en opzoeken is geen schande. Een afwachtende houding aanne
men met weliswaar een goede ambtelijke informatie is, dachten wij, niet voldoende. Uit gesprekken
heb ik wel begrepen dat de 50.000,-- waarover in het beleidsplan van vorig jaar wordt gesproken
niet zo'n punt is. Ik heb begrepen dat, als er zich bij voorbeeld morgen een bedrijf zou vestigen
dat invloed op de werkgelegenheid zou hebben en daar zou iets voor moeten gebeuren, het college
adequaat en snel zal reageren door voorzieningen op dat gebied te vragen. Het is dan ook niet onze
bedoeling om direct met een motie te komen, ik geloof niet dat dat zinvol is.
Ik zou mijn betoog willen afronden met een verzoek aan de betreffende wethouder. Is het ook
mogelijk om in een wat breder verband, wellicht met steun van raadsleden en het ambtelijk appa
raat, om de tafel te gaan zitten en te bekijken of wij, zonder het samenwerkingsverband schade te
doen, voor Leeuwarden iets kunnen doen? Kunnen wij proberen dat wat uit te bouwen? Het hoeft
helemaal niet een vaste commissie te worden, ik dacht dat het in eerste instantie als een oriënteren
de zaak moest worden beschouwd. Zo'n commissie kan later misschien uitgebouwd worden. Ik dacht
dat wij, als wij iedere mogelijkheid te baat nemen om de werkloosheid te bestrijden, het wel en
wee van Leeuwarden goed behartigen. Ik begrijp dat het steeds stijgende werkloosheidspercentage
voor u - zo staat het ook in het beleidsplan - een grote zorg is. U kunt ervan overtuigd zijn dat het
ook voor de raadsleden een grote zorg is. Daarom breng ik deze kwestie naar voren. Misschien kan
een en ander samen met ons eens worden bekeken. Ik wacht met belangstelling de woorden van de
wethouder af.
De heer Eijgelaar (weth.): Ik geloof dat het niet zinvol is om nogmaals op te sommen wat wij
zoal doen om de werkgelegenheid te bevorderen, althans veilig te stellen. Ik heb bij herhaling in
de raad uiteengezet wat onze activiteiten zijn en ik heb die in de afdelingsvergadering nog eens
uitvoerig opgesomd. De heer Bijkersma en ook de andere leden van de raad zijn hiervan op de hoogte.
De heer Bijkersma heeft gezegd dat hij het jammer vindt en het ook niet begrijpt dat de post
van 50.000,niet meer op de begroting voorkomt. Ik denk dat dat een misvatting is, want wij
hebben die 50.000,naast het bedrag dat eventueel besteed moet worden aan de Industrialisatie-
raad der Friese kernen ook voor dit jaar weer opgenomen in de begroting. De heer Bijkersma zou dat
misschien nog even kunnen nagaan. De heer Bijkersma zegt: Je zou toch meer moeten doen en je zou,
als je het een doet, het ander niet moeten laten, je zou als gemeente Leeuwarden op het acquisitie
pad moeten gaan. Ik ben dat - ik heb dat in het verleden ook bij herhaling gezegd - niet met de
heer Bijkersma eens. Want wat is het gevolg? Ik zeg nu denk ik voor de vijfde maal dat, als wij als
Leeuwarden aan acquisitie gaan doen, wij kunnen verwachten dat ook de andere gemeenten dat gaan
doen. Wij hebben dat jaren geleden meegemaakt, met alle gevolgen van dien. Daarom is besloten
om dat niet te doen en om gezamenlijk te trachten voor Friesland iets te bereiken.
De heer Bijkersma heeft niet zo veel vertrouwen in de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij.
Hij zegt dat die maatschappij aLhaar tijd wel zal moeten besteden aan handhaving van de bestaande
werkgelegenheid. Dat is niet waar, want daarnaast gebeurt er nog heel veel. Ook het handhaven
van de bestaande werkgelegenheid is vandaag een zeer belangrijke zaak. Wat dat betreft heeft de
werkgelegenheid in Leeuwarden heel veel aan de activiteiten van de N.O.M. te danken. Ik wil
dat in deze raad nog eens extra goed onderstrepen, zodat er wat dit betreft door de opmerkingen van
de heer Bijkersma geen misverstanden zullen ontstaan. De heer Bijkersma heeft gevraagd: Kun je dan
niet wat anders doen, kun je Leeuwarden niet wat meer in the picture brengen? Dat kan, maar of
dat in dit kader moet weet ik niet; het is meer een kwestie voor de V.V. V. Ik zeg niet dat het al
leen een kwestie is voor de V.V. V., maar ik vraag mij af of dit moet gebeuren in het kader van de
bevordering van de werkgelegenheid. De Stichting Bedrijfsgebouwen doet wel wat in deze richting
en dat heeft misschien wel eens een aardig effect, maar voor het specifiek bevorderen van de werk
gelegenheid zijn andere dingen nodig. Daarover is gister in de raad ook zinvol gediscussieerd. Ik
geloof niet dat je het in foldermateriaal of advertenties of iets van dien aard moet zoeken. De heer
Bijkersma heeft gevraagd of het niet mogelijk is om daarover met elkaar van gedachten te wisselen,
iet lijkt mij goed om, als dat van belang zou kunnen zijn, inderdaad eens met een aantal raadsle
den om de tafel te gaan zitten. Misschien dat u, mijnheer de voorzitter, dat eens in het Senioren
convent aan de orde kunt stellen. Wellicht denkt de heer Bijkersma of denken ook anderen dat men
niet voldoende geïnformeerd is en moet deze zaak worden besproken. Wij kunnen dan vertellen wat
wij hebben gedaan, wat er op ons afkomt en welke mogelijkheden er zijn. Als ik de heer Bijkersma
daar een genoegen mee kan doen en als dit kan strekken tot het beoogde doel, dan ben ik daar graag
toe bereid.
De heer Bijkersma: Mijn uitgangspunt is inderdaad dat een onderlinge gedachtenwisseling tot
het beoogde doel strekt. Ik vind dit dan ook een heel goed startpunt. Vorig jaar vond ik het be
schikbaarstellen van 50.000,een heel goed startpunt. Als wethouder hebt u natuurlijk meer in
zicht in de mogelijkheden. Als de wethouder ons daarvan deelgenoot wil maken, dan ben ik daar
blij mee.
De wethouder heeft ook gezegd dat ik geen vertrouwen in de N.O.M. zou hebben. Ik heb na
tuurlijk wel vertrouwen in de N.O.M., maar ik heb wel de indruk dat de N.O.M. zich hoofdza
kelijk bezighoudt met het instandhouden van bedrijven. Dat brengt de situatie misschien met zich
mee, maar ik heb daarmee niet willen zeggen dat ik geen vertrouwen in de N.O.M. heb. Integen
deel, ik ben van mening dat de N.O.M. op voortvarende wijze haar taak vervult.
De Voorzitter: Ik stel voor dat men dit in de fracties met elkaar doorspreekt. Ik zal inderdaad
op de agenda van het Seniorenconvent zetten dat nagegaan moet worden of het zinvol is dat wet
houder Eijgelaar met een aantal raadsleden deze problematiek doorspreekt.
Par. 11. Beleidssector Maatschappelijke Aangelegenheden.
Mevrouw Van der Werf: Ik heb dit punt geclaimd, omdat er naar mijn mening enige onduidelijk
heden zijn met betrekking tot de bereikbaarheid van instellingen van maatschappelijke hulpverlening
tijdens het weekeinde en in de avonduren en met betrekking tot de sociale crisis-opvang. In het be
leidsplan 1977-1981 werd een pagina gewijd aan na te streven doeleinden ten aanzien van het al
gemeen maatschappelijk werk. Een van die doeleinden was het komen tot een bereikbaarheid van in-
stell ingen gedurende het weekeinde en in de avonduren, waarbij nader overleg zou moeten uitwijzen
of dit kan door samenwerkingsafspraken tussen wijkagenten, Stichting Maatschappelijke Dienstverle
ning, S.P.D., G.G.D. en G.S.D. In het onderhavige beleidsplan wordt daar met geen woord meer
over gerept. In het antwoord op onze schriftelijke vraag over deze problematiek - vraag 352 - staat: