ytjo 3cr 83 "De gemeenteraad van Leeuwarden, in vergadering bijeen op 13 februari 1979, overwegende dat het ontwikkelen en coördineren van een emancipatiebeleid een zaak is dip langer gaat duren dan de termijn waarbinnen iemand in het kader van een T.A. P.-regeling aangesteld kan worden, overwegende dat met name de coördinatie van een tot ontwikkeling gekomen emancipatiebeleid een zaak is die de nodige continuïteit en deskundigheid vereist, van mening zijnde dat het eman cipatiebeleid een belangrijke zaak is, besluit ten behoeve van het ontwikkelen en coördineren van het emancipatiebeleid een vrouw in vaste dienst te benoemen." De motie is mede-ondertekend door mijn fractiegenoot, Piet van der Wal. Verder zijn wij van mening dat het in voortzetting van datgene wat wij in de algemene beschou wingen al betoogden belangrijk is dat de raad het beleidskader vaststelt. In de afdelingsvergadering is gesproken over de vraag of de raadsadviescommissie hiermee belast zou kunnen worden of dat er een aparte commissie ingesteld moet worden. De wethouder had daar toen nog niet zo over nagedacht. Hij zou nog weieens zien. Ik wil ervoor pleiten dat de opdracht voor de emancipatienota wordt vast gesteld in de raadsadviescommissie, zodat wij daarin de verdere discussie kunnen voeren over de wij ze waarop met deze zaak een begin gemaakt moet worden. Aan de orde kan dan onder meer komen de invloed van het veld - de vrouwenorganisaties - bij het tot stand komen van de nota. Ik heb daar voor de volgende motie gemaakt. "De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 13 februari 1979, besluit de Raadsadviescommissie voor Welzijnsaangelegenheden op te dragen in samenwerking met de wethou der voor Welzi jnsaangelegenheden en de te benoemen kracht voor het emancipatiebeleid de opdracht voor de te verschijnen emancipatienota vast te stellen. Mevrouw Otsen: Enige leden van mijn fractie zullen voor deze motie stemmen. Wij vinden het ook belangrijk dat er een vaste kracht komt voor deze zaak. Een tijdelijke kracht heeft onzes inziens het nadeel dat de continuïteit in het geding komt. Mensen die op grond van een tijdelijke regeling in dienst zijn genomen, zijn daardoor genoodzaakt om naar een andere functie te solliciteren. Het wekt ook de schijn alsof er minder belang aan deze zaak wordt gehecht door een tijdelijke kracht te benoemen: weliswaar wordt er iemand mee aan werk geholpen, maar het werk is eigenlijk niet zo e g hard nodig en dus wordt er maar een tijdelijke kracht benoemd. Wij veronderstellen ook dat het aantrekken van een tijdelijke kracht betekent dat het wellicht een tijdelijke zaak zal zijn en dat het lijkt alsof wij met één jaar uit de problemen ten aanzien van de emancipatie zullen zijn. Wij menen dat dit niet het geval zal zijn. Nogmaals, wij vinden het een buitengewoon belangrijke zaak, zowel voor wat betreft de interne advisering ten opzichte van het gemeentelijk beleid als ook voor wat betreft de advisering naar buiten toe. Mevrouw Van der Werf heeft dit al genoemd en ik hoef er dan ook verder niet op in te gaan. Wij vinden het jammer dat er plotseling wat moeilijk wordt gedaan, wanneer emancipatiezaken extra geld gaan kosten. Als het gaat om een voorkeursbehandeling voor vrouwen bij vacatures, dan wordt dat overgenomen. Een vaste kracht aanstellen, wat directe kosten met zich meebrengt, gaat wat moeilijker. Ik vind dat heel jammer. Wij hebben bij voorbeeld ook een kracht voor het milieu beleid aangetrokken. Ik kan mij niet herinneren of wij toen ooit over de vraag hebben gesproken of dat nu een tijdelijke of een vaste kracht zou moeten zijn. Ik begrijp dan ook niet waarom dit onder scheid nu plotseling wel gemaakt moet worden. Mijn voorkeur voor deze post gaat uit naar een vrouw. Als deze vrouwelijke kracht op de afde ling Welzijn terecht zou komen, dan lijkt het mij een goede zaak om in de Raadsadviescommissie voor Welzi jnsaangelegenheden over deze emancipatiezaken te praten, zodat er ook een terugkoppe ling kan plaatsvinden. Wat dat betreft wil ik ook de tweede motie van mevrouw Van der Werf onder steunen De heer De Pree (weth.): Er is geen enkel meningsverschil over de problematiek zoals mevrouw Van der Werf die heeft weergegeven. Ook ik zie wel degelijk wat er allemaal vastzit aan de eman cipatie van de vrouw en dat het heel wat verder gaat dan de dingen die iedereen zo kan opnoemen. Het heeft namelijk in feite te maken met de hele maatschappijstructuur of beter de cultuur zoals wij die kennen. In de eerste motie wordt gepleit voor een vaste kracht, waarover in de afdelingsverga dering ook van mijn kant het nodige is gezegd. Mevrouw Otsen noemt het zelfs een feit dat het aan stellen van een tijdelijke kracht betekent dat men als college te kennen geeft dat men het niet zo'n heel belangrijk probleem vindt. Dat is niet waar. Het gaat erom hoe je zo snel mogelijk een kracht kunt aantrekken. Dit kan het snelst gebeuren via zo'n tijdelijke regeling. Wij denken er heel con creet aan om een vrouw té vinden die als het enigszins kan enige ervaring heeft opgedaan op het ge bied van vrouwenemancipatie. Het moet iemand zijn die affiniteit heeft met de problematiek, zodat er niet te veel tijd verloren gaat aan het inwerken van de kracht. Het is voor mij nog de vraag of er voor de lange duur een dergelijke kracht op de afdeling S.Z.W. zou moeten komen. Het zou best eens zo kunnen zijn dat uit een inventarisatie blijkt dat emancipatiebeleid nu juist niet moet wor den gestuurd door een figuur die ergens zit. Mevrouw Van der Werf noemde zelf immers het feit dat het emancipatiebeleid op allerlei terreinen van start moet gaan. Een vaste kracht, die ergens zit, zou dan een soort alibi-functie kunnen gaan vervullen, in die zin dat wordt gezegd: voor emanci patie moet je bij haar zijn en verder hoeft het allemaal zo nodig niet. Ik wil het veel liever open laten. Wanneer na een jaar of na een half jaar zou blijken dat het wel zinvol is om zo'n kracht te hebben en te houden en wanneer ook uit de taak, die dan wat duidelijker is geworden, zou blijken dat dat van belang is, dan kan ik mij niet voorstellen dat men op dat moment niet kan overgaan tot het aanstellen van een vaste kracht. Het zou dezelfde persoon kunnen zijn: van weerskanten weet men dan of de betreffende functionaresse het werk zou willen voortzetten en of zij naar behoren func tioneert enz. Het heeft dus niets te maken met het niet belangrijk vinden dat het college voorstelt om een tijdelijke kracht aan te stellen. Wat dat betreft heb ik dus bezwaren tegen de motie, zowel inhoudelijke bezwaren als ook bezwaren tegen de intentie die met de motie wordt uitgedrukt. Deze intentie is gewoon niet terecht. Vervolgens de tweede motie, die vraagt om de Raadsadviescommissie voor Welzi jnsaangelegen heden hierbij in te schakelen. Wanneer wij iemand hebben die de zaken betreffende emancipatie gaat inventariseren en nagaat welke maatregelen binnen het gemeentelijk apparaat en, nog belang rijker, in allerlei sectoren van de samenleving wenselijk zijn, dan zal de raadsadviescommissie daar bij worden betrokken. Dit zal zeker gebeuren in het stadium van het formuleren van de beleidsvoor stellen en zelfs al bij het brainstormen daarover. Dat is niets nieuws, want het gebeurt op allerlei andere terreinen ook, waar deze commissie functioneert als commissie van advies en bijstand aan b, en w. De taak is nogal duidelijk, aanvankelijk zal er een inventarisatie plaats moeten vinden van datgene wat er landelijk gebeurt, wat er gemeentelijk gebeurt of wat er niet gebeurt. Het gaat natuurlijk veel meer om de resultaten daarvan, maar de raadsadviescommissie zal daar ongetwijfeld bij worden betrokken. Mevrouw Otsen heeft de opmerking gemaakt dat er zomaar geld beschikbaar wordt gesteld voor het aantrekken van een kracht voor het milieubeleid, terv/ij 1 dit voor het emancipatiebeleid veel moeilijker gaat. Zo liggen de kaarten niet. Bij de afdeling K.A.Z. was al veel langer behoefte aan uitbreiding van het personeel, dus niet alleen wat betreft het milieubeleid. Degene die nu aan getrokken wordt, zal zich voor een deel van de tijd bezighouden met de milieuproblematiek. Het is dus niet zo dat er zomaar ineens een nieuwe kracht is aangetrokken alleen voor het milieubeleid. Mevrouw Van der Werf: De wethouder zegt met betrekking tot de eerste motie dat het voor hem nog maar de vraag is of er na het gereedkomen van de inventarisatie slechts één vrouwelijke ambte naar zou moeten zijn die het beleid gaat sturen, zoals hij het noemt. Ik zou het niet sturen willen noemen, het gaat er veel meer om dat deze zaak wordt gecoördineerd, juist omdat die zich uitstrekt over veel sectoren van het beleid. Een en ander moet op elkaar worden afgestemd. Bovendien moet het beleid worden bewaakt. Ik denk niet dat het emancipatiebeleid iets zal zijn waarvan iedereen zegt dat het zonder meer moet gebeuren. Hier in deze raadzaal hoor ik ook weieens uitlatingen, waardoor ik de indruk heb dat kennelijk nog niet iedereen zich erg met dit soort zaken heeft bezig gehouden. Het is dan juist heel belangrijk dat één persoon voor de coördinatie van het geheel zorgt. Ik vind dat wij nu al, zonder eerst zes maanden of een jaar met een tijdelijke regeling aan te mod deren om dan te bekijken wat wij moeten doen, de uitspraak kunnen doen dat de zaak belangrijk is en dat er iemand wordt aangetrokken die én gaat inventariseren én gaat coördineren én gaat bewaken. Van de tweede motie heeft de wethouder gezegd dat er eerst een inventarisatie plaats zal vin den en dat daarna in overleg met de raadsadviescommissie beleidsvoorstellen zullen worden geformu leerd. Waar het mij nu juist om gaat, is dat men niet lukraak gaat inventariseren maar dat daaraan bepaalde uitgangspunten ten grondslag zullen moeten liggen. Dit kun je op heel verschillende ma nieren doen. Het zou bij voorbeeld in heel nauwe samenspraak met allerlei vrouwenorganisaties kun nen gebeuren. In deze organisaties is ten aanzien van deze.problematiek al een heel grote deskun digheid opgebouwd. De wijze waarop een en ander zal worden aangepakt, zou ik al voordat er be gonnen wordt met de inventarisatie en met de emancipatienota in de Raadsadviescommissie voor Wel zi jnsaangelegenheden ter discussie willen hebben. Bovendien zal er naar mijn mening in de emanci patienota meer komen te staan dan alleen een inventarisatie. Ik handhaaf mijn motie. Mevrouw Otsen: Ik wil nog even ingaan op enkele argumenten die de heer De Pree heeft genoemd. Hij zegt dat een tijdelijke kracht eerder in dienst kan worden genomen dan een vaste kracht. Ik zie niet in dat een eventueel tijdsverschil van ongeveer een maand problemen zou opleveren. Overigens

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 46