26 In de begroting, volgnummer 317, is een opbrengst ogb geraamd van 15.801.000, De memo- tie van toelichting spreekt over 16.107.000,Men zou denken dat wij 306.000,extra vangen. Dat is helaas niet het geval, want het laatste bedrag is de plafondoverschrijding in de categorie eige naren. De memorie geeft dus een vrolijker beeld dan men zo op het eerste gezicht zou denken. Dat is jammer, want wij zouden een dergelijk potje graag hebben gebruikt voor verlaging in 1980 van de ge wenste opbrengst ogb in de categorie gebruikers en ondertussen het college de tijd hebben gegeven rus tig studie te maken van de mogelijkheden hoe in de toekomst problemen als de hier geschetste te voor komen Wij zijn daarom geneigd naar andere potjes te grijpen. Voor het dienstjaar 1980 is begroot een sal do van 417.000,Mijn fractie geeft aan het college in overweging dit bedrag geheel of gedeel telijk aan te wenden als een soort van gewenningstoelage voor verlaging van de voor 1980 en eventu eel volgende jaren op te leggen aanslagen onroerend-goedbelasting. Nominaal gemeten is het slechts een druppel op een gloeiende plaat, maar wij zijn geneigd te zeggen dat alle kleine beetjes op dit punt toch helpen. Als gebaar tegenover de burgerij - ik bedoel dan de gebruikers en niet de eigena ren - zal het in ieder geval op prijs worden gesteld. Als wij dan voortaan met zijn allen afspreken uit sluitend de wet toe te passen, lijkt ons deze zaak uit de wereld te zijn geholpen. Die 417.000,of een deel daarvan is dan het waspoeder dat wij voor de katharsis van het systeem moeten betalen. Wij wachten de reactie van het college af; zonodig zullen wij er in tweede instantie op terugkomen. In concreto stellen wij voor de gevolgen van de systeemwijziging - want daar komen in feite de verschillen in taxaties van de woningen op neer - gefaseerd in te voeren. Op een termijn leggen wij ons liever nu niet vast. Door een gefaseerd invoeren kan van een gewenning aan het hogere belasting niveau sprake zijn. De geleidelijkheid heeft sterk onze voorkeur boven schokeffecten, die naar onze overtuiging worden veroorzaakt door inconsequenties uit het verleden. Dat wij deze maatregel voorstellen in de belastingsfeer en niet in de sfeer van de retributies ligt voor de hand. Retributies treffen ieder in gelijke mate, voor zover van de dienst gebruik wordt gemaakt, dus ook de hogere inkomensgroep, maar dat is niet de groep die in verhouding door de verhoging van de onroerend-goedbelasting het zwaarst blijkt te worden getroffen. Verlaging van de onroerend-goed belasting voor de categorie gebruikers komt naar onze mening op die grond tegemoet aan de problemen die er nu zijn of dreigen te ontstaan. Maatregelen in de sfeer van de retributies dienen echter met na me ook op andere gronden te worden beoordeeld. Immers, een naar mijn gevoel ongemotiveerde ver breking van contact tussen dienst en tegenprestatie, bij voorbeeld huisvuilrechten zoals de heer Geerts zei, verstoort naar ons gevoel het evenwicht tussen kosten van de overheidsdienst en de in het recente verleden gewenste mate van dekking van die kosten. Het zou echter nog veel verder gaan. Verlaging van vergoedingen voor overheidsdiensten nu betekent namelijk het prijsgeven van een stuk inkomen over een reeks van jaren. Dit betekent dan weer dat een maatregel in de sfeer van de retributies een reeks van gaten in komende begrotingen kan slaan. Het is immers niet aannemelijk dat de minister vol gend jaar op het eerste verzoek van ons een extra verhoging, uitgaande boven de bekende 3j%, zal toestaan. Om die reden zijn wij het niet eens met de uitwerking van het voorstel van de heer Geerts. Inhoudelijk kunnen wij zijn bezwaren wel volgen. Concreet stellen wij dat de oplossing moet worden gezocht in de sfeer waar de problemen zijn ont staan. Wat fiscaal is, behoort fiscaal te blijven. Problemen in de onroerend-goedbelastingsfeer oplos sen via verlaging van retributies is even oneigenlijk als het verhogen van de vermakelijkheidsbelasting - als die nog zou bestaan - om de burgemeester aan een extra periodiek te helpen, zo dat al mogelijk zou zijn. (Gelach) Om nog even door te gaan, zal ik het nu hebben over datgene wat de heer Geerts in zijn algeme ne beschouwing heeft gezegd. Wij onderkennen en erkennen evenals de Partij van de Arbeid-fractie het probleem dat thans is ontstaan nu de hogere aanslagen onroerend-goedbelasting moeten worden op gelegd. Wij vragen ons dan wel af waarom het probleem, als het in de fiscale sfeer thuishoort, daar uit is gelicht en is gebracht naar de sfeer van de retributies, waar men in feite over een volstrekt an der fenomeen spreekt. Waarom defiscaliseren wat fiscaal is? De fout is daar gemaakt en moet daar ook worden rechtgetrokken. Voor onderlinge zuiverheid van het systeem lijkt ons dit dan ook de enig juis te oplossing. De vanzelfsprekendheid waarmee in sommige gevallen het voorstel retributies koppelt aan het systeem van belastingheffing doet mij dan, zonder nadere toelichting, denken aan de vasthoudend heid waarmee sommige mensen proberen te bewijzen dat het donker wordt als het licht uitgaat. Nadruk kelijk onderkennen en erkennen wij de gedachte die leeft achter en drager is van het voorstel van de Partij van de Arbeid. Wij zijn het er van harte mee eens, alleen de uitwerking daarvan wijzen wij af. Zinvoller lijkt het ons de problemen die zijn ontstaan in de sfeer van de belastingheffing ook in die sfeer op te lossen via verlaging van het gebruikersgedeelte van de onroerend-goedbelasting, met ande re woorden een gefaseerd invoeren van de verhoging. 27 De heer Geerts heeft niet over bedragen gesproken. Ik heb dat wel gedaan. Ik heb bedragen van 417.000,of een deel daarvan genoemd. Ik heb dat nadrukkelijk gedaan, het kan natuurlijk ook zijn dat een aangeven door de heer Geerts aan de wethouder van Financiën mij is ontgaan. Dat zou een verklaring kunnen zijn voor het feit dat geen bedragen zijn genoemd. Ik neem aan dat vooralsnog het voorstel van de heer Geerts de wethouder niet al te zeer verrast heeft. Dat voor deze categorie iets moet worden gedaan, zijn wij het van harte mee eens. De uit werking stellen wij ons anders voor. Wij zijn tegen het verlagen van de huisvuilrechten, op twee gronden. Principiële tegemoetkoming dient dan ook te worden gegeven in de belastingsfeer als het probleem in de belastingsfeer is opgeroepen. Voor de zuiverheid van het systeem lijkt ons dit beter. Een praktisch punt is dan nog dat het door de Partij van de Arbeid beoogde effect - ik heb daar al over gesproken - net zo eenvoudig bereikt kan worden door een bedrag aan te wenden voor een gefaseerde invoering van de verhoging voor het gebruikersdeel van de onroerend-goedbelasting. Het gevaar van ondergraving van toekomstige begrotingen is daarmee bezworen. Dat over de financiële zaken. Rest mij nog een ieder die in het ambtelijk apparaat heeft meege werkt aan het samenstellen van het beleidsplan 1980-1984 uitbundig dank te brengen, niet in de laat ste plaats de mensen van de afdeling Financiën en Belastingen. Voor ons geldt ten opzichte van hen "men moat fier rinne om it better to krijen". De heer Knol: Even een punt van orde. Het is mij ontgaan welk punt aan de orde was, punt 1 of punt 3. Het hangt van uw antwoord af of ik reageer of niet. De Voorzitter: U hoort dat straks wel in onze reactie. (De heer Knol: Goed.) Dan rest ons nu alleen nog om af te spreken of wij vanavond op het voorgeschreven tijdstip van half acht of om acht uur ver der vergaderen. Ik kan mij van vorig jaar herinneren dat sommige leden van de raad later wilden be ginnen. Ik laat het graag aan de raad over. Ik constateer dat de raad ermee instemt dat wij vanavond om half acht de vergadering voortzetten. De Voorzitter schorst, om 17.10 uur, de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 14