29
problematiek gewerkt. De eerste discussies erover zullen op 4 januari in de Commissie voor de Ruimte
lijke Ordening plaats kunnen hebben. Op 8 februari zal naar ik hoop een ander belangrijk gesprek
plaats hebben met andere instanties, die wij nu eenmaal hierbij nodig hebben en die wij moeten raad
plegen alvorens wij tot een eindconclusie kunnen komen. Ik heb wel de hoop dat wij met elkaar in
staat zijn om in maart/april tot een definitieve beslissing te komen; ik hoop dat dit eerder nog in maart
dan in april gebeurt. Wij moeten er rekening mee houden dat dit een zodanig belangrijke materie is,
dat u in de commissies maar ook binnen de fracties niet binnen een week over deze aangelegenheid kunt
beslissen. Men moet in voldoende mate de tijd hebben om tot een meningsvorming te komen. Daarom
zeg ik niet maart maar maart/april.
Ik hoop verder dat wij op een aanmerkelijk beter tijdschema kunnen komen wat de aanwijzing van
een volgend industriegebied na de Hemrik betreft. De heer Geerts heeft terecht opgemerkt dat dit ge
bied in tegenstelling tot vroegere verwachtingen snel vol blijkt te lopen. Op zich is dit natuurlijk een
gunstige ontwikkeling. De dienaangaande door de heer Geerts gemaakte opmerkingen zullen wij stel
lig ter harte nemen.
Op een eventuele plaats van vestiging van nieuwbouw van de PEB willen wij nu ook niet ingaan.
In de eerste plaats is het namelijk aan het provinciaal bestuur om een standpunt in te nemen en voor
een eventuele keuze argumenten aan te dragen. Een aantal mogelijkheden is bij hen in discussie, waar
onder vestiging in de Hemrik. Zodra het mogelijk is, komen wij op deze problematiek terug, maar naar
onze mening is het juiste ogenblik pas gekomen nadat wij van het provinciaal bestuur daaromtrent na
dere gegevens hebben gekregen. Ik moet u zeggen dat wij tot dusverre nog geen voorstel van het pro
vinciaal bestuur hebben ontvangen, al zijn er natuurlijk wel oriënterende gesprekken geweest. Naar
onze mening zullen wij dit voorstel toch wel moeten afwachten.
Ik kan mij indenken dat het wellicht wat teleurstellend is, maar voor een eventuele verkoop van
gronden aan de CCF aan de Greuns geldt hetzelfde. Op dit moment kan ik echt niet meer zeggen dan
wethouder Rijpma in de betrokken commissies reeds heeft meegedeeld. Zodra wij een en ander op een
rij hebben gezet - daar wordt aan gewerkt -, komen wij erop terug. Ik meen dat het juist is als ik zeg
dat dit zal gebeuren als ook de CCF interesse blijft tonen voor uitbreiding op die plaats. Dat laatste is
namelijk aan de CCF om uit te maken en niet aan ons. Het zou kunnen zijn dat wij morgen van de CCF
horen dat zij hun vleugels op andere wijze uitslaan. Dat is natuurlijk ook best mogelijk, want van die
zijde is er nog geen enkel concreet voorstel of iets dergelijks. Een en ander bevindt zich nog in het
oriënterend stadium, zowel aan onze kant als aan hun kant.
Op de suggesties van de heer Geerts en de beschouwingen van de heer Pruiksma over de belasting-
problematiek willen wij graag reageren bij de behandeling van punt 3 van de agenda. Dit zal dus wel
morgenavond gebeuren. De andere fracties zullen dan ook over deze aangelegenheid hun zienswijze
geven. Voor ons is belangrijk dat het college zich morgenochtend nader kan beraden over hetgeen de
heren Geerts en Pruiksma hier op tafel hebben gelegd. Dat is namelijk bepaald niet gelijkluidend. Het
college had zich hierover een mening gevormd, maar het is duidelijk dat de twee grote fracties in een
richting denken die niet bepaald gelijkluidend is aan datgene wat wij op tafel hebben gelegd. U zult
er alle begrip voor hebben dat het college onderling overleg pleegt over de vraag op welke wijze na
mens het college straks door wethouder Ten Brug zal worden gereageerd.
De heer Geerts heeft verder een aantal behartenswaardige opmerkingen gemaakt over hetgeen de
Commissie Een goede raad aan het uitbroeden is. Het meeste van wat hij daarover heeft gezegd, kan
ik onderschrijven. Ik wil wel van deze gelegenheid gebruik maken om te zeggen dat ik het wat jammer
vind - ik begrijp het wel maar vind het toch jammer - dat door sommigen de indruk wordt gevestigd in
discussies - het bleek ook tijdens de afdelingsvergaderingen - dat het hier om een soort kapstok zou
gaan waaraan men alles kan ophangen maar waar men met geen mogelijkheid weer iets van afkrijgt. Ik
kan u de verzekering geven, zoals de heer Geerts trouwens ook al heeft gedaan, dat wij in deze com
missie bezig zijn met een aantal belangrijke problemen over het functioneren van ons hele gemeente
lijk bestel. Dat is geen eenvoudige zaak! Soms zijn er nogal indringende en bewogen discussies in die
groep, verzeker ik u. In de eerstvolgende vergadering van de commissie zal ilc de suggestie van de
heer Geerts aan de orde stellen. Deze suggestie houdt in het komen met een tussenrapportage. Ik moet
zeggen dat het ook mogelijk is dat niet gewacht wordt tot alle onderwerpen, die in deze commissie aan
hangig zijn gemaakt, zijn behandeld, doch dat onderdelen reeds ter definitieve beslissing aan de raad
worden voorgelegd. Tot dusverre is de filosofie min of meer als volgt geweest: Wij zijn met enkele be
langrijke problemen bezig en het lijkt zinvol om deze op een rij te zetten. Ik kan u zelfs zeggen dat
er discussies zijn geweest over de mogelijkheid van het houden van een afzonderlijke raadsvergadering,
die hieraan gewijd zou moeten zijn. Ik kan mij echter indenken dat het misschien toch beter is om een
facet dat min of meer is uitgepraat en waarover afzonderlijk kan worden beslist eruit te lichten. Ik kan
u de verzekering geven dat de leden van alle fracties die in de Commissie Een goede raad zitting heb
30
ben deze commissie niet zien als een soort kapstok. In ieder geval kunnen wij wel een aantal punten die
van meer praktische aard en nauwelijks van principiële betekenis zijn eruit lichten en op korte termijn
in de raad aan de orde stellen. Deze suggestie is in de vergadering van de eerste afdeling aan de orde
gesteld door een uwer leden. Het vormt geen probleem, enkele praktische punten hoeven helemaal niet
op de eindrapportage te wachten en kunnen best eerder worden behandeld. Ik stel voor dit aan de orde_
te stellen in de eerstvolgende vergadering van de Commissie Een goede raad.
Verscheidene sprekers hebben nog weer de voor onze gemeente bijzonder belangrijke problemen
aangesneden, waarover de raad tijdens de vergadering van 19 november jl. een motie heeft vastgesteld.
Deze motie is verzonden aan de betrokken bewindslieden en aan de leden van de Staten-GeneraaIEn
kelen van u hebben duidelijk hun zorgen naar voren gebracht. U weet dat wij deze zorg delen. Men is
er niet erg diep op ingegaan. Ik begrijp dat, het is immers nog zo kort geleden dat wij hier een uitvoe
rige discussie aan hebben gewijd. Ik meen wel te mogen concluderen dat wij ons - hoewel er vanavond
door u minder woorden aan zijn gewijd omdat het nog zo kort geleden aan de orde is geweest - daar gro
te zorgen over maken. Wij zullen als college daaraan alle aandacht blijven schenken, daarvan kunt u
verzekerd zijn. Ik hoop wel dat ook het provinciaal bestuur dit zal blijven doen. Het bestuur moet zich
bewust blijven van het grote belang van de in de motie aangesneden problemen, niet alleen voor Leeu
warden maar eveneens voor geheel Friesland. In Limburg is duidelijk aangetoond hoe belangrijk het
kan zijn dat ook een provinciaal bestuur tegenover de regering op krachtige wijze laat blijken hoe het
over bepaalde problemen denkt. Ik kan u zeggen dat ik vanochtend, tijdens een bespreking in kleine
groep, de Commissaris der Koningin van Limburg heb ontmoet. Hij vroeg mij of wij in Leeuwarden erg
kwaad op hem waren. Ik heb gezegd: "Helemaal niet, wij wilden alleen dat wij ook zo iemand als u
hadden. Wij hebben daar groot respect voor. Als wij iemand iets kwalijk nemen, dan is het niet u in
Zuid-Limburg. Wij kunnen u alleen maar complimenteren met wat u hebt gekregen. Wij zijn wel kwaad
op de regering omdat wij van mening zijn dat die bepaald niet evenwichtig te werk is gegaan." U zult
begrijpen dat de Commissaris slechts een brede glimlach trok, toen ik hem dit meedeelde.
Overigens ben ik het wel volledig eens met de heer Geerts dat waarschijnlijk op dit ogenblik on
ze grote handicap is dat de politieke partijen te weinig druk uitoefenen op de bewindslieden, voor zo
ver het onze problemen betreft. Ik vind het belangrijk om dit nog even te benadrukken. Ik vind het op
vallend dat Kamerleden, uit alle politieke groeperingen mag ik bijna wel zeggen, wel steeds prikken
als wij problemen aan de orde hebben gesteld en die ter kennis van de Kamer hebben gebracht, maar
het bittere en het jammere is dan dat zij tot dusverre nimmer een bewindsman echt het vuur na aan de
schenen hebben gelegd. Men prikt wel, maar ik heb de indruk dat de bewindslieden weten dat zij, als zij
maar een redelijk verhaaltje afsteken, de Kamerleden vrij gemakkelijk weer stil te krijgen. Ik moet aanne
men dat de Kamerleden veronderstellen dat zij hier weinig hebben te verliezen wat aanhang betreft.
Door enkelen uwer en in een eerder stadium door mij is al eens gesteld dat de politieke kaarten zo lig
gen. Als men zo doorgaat heb ik de indruk dat men zich op een bepaald moment weieens danig in de
Friezen kan vergissen. In ieder geval mogen wij verwachten dat landelijke politici uit de eigen, con
treien daar wel heel duidelijk en voortdurend blijk van moeten geven. Ik zie op dit moment ook geen
aanleiding om op de afzonderlijke punten in te gaan. Ik wil alleen stellen dat naar de mening van het
college alle punten in de motie, die wij met elkaar hebben vastgesteld, bijzonder belangrijk zijn. Het
dominerende probleem op dit ogenblik is het aangewezen krijgen van Leeuwarden als groeistad, want
vooral dan kan worden gewerkt aan de verbetering van de infrastructuur. Vooral op de lange termijn
bekeken is dit het meest wezenlijke punt.
Ik wil nog een enkele opmerking maken over hetgeen u hebt gezegd over het ambtelijk apparaat.
Ik wil ook enkele kanttekeningen plaatsen bij hetgeen de heer Van der Wal erover heeft gezegd. Ik
kan hem zeggen dat ambtenaren invloed hebben, maar niet te veel. U moet daar namelijk wel onder
scheid tussen maken. Ik kan u de verzekering geven dat zij niet de keuzen bepalen, niet de prioritei
ten stellen. Wel hebben wij - ik ben daar erg verheugd over - vooral in de top van ons ambtelijk appa
raat bijzonder goede adviseurs, die ons met hun kennis helpen om tot goede keuzen en prioriteitenstel
lingen te komen. Ik wil u allen graag namens hen dank zeggen voor uw waardering; zij kunnen namelijk
aan deze tafel niet spreken. Verschillende van hen zitten ook vanavond achter ons om ons te assisteren.
Hartelijk dank voor de wijze waarop u zich hier in het openbaar over hen heeft uitgelaten. Ik heb het
al eens meer gezegd, er wordt een zware wissel op hen getrokken en dan is het prettig om ook van uw
zijde eens te horen hoe daar over wordt gedacht.
Dit is mijn bijdrage aan de beantwoording van de door u gestelde vragen en gemaakte opmerkingen.
Ik geef nu het woord aan wethouder Ten Brug.
De heer Ten Brug (weth.): Ik kan kort zijn, al is dat op zich al een hele opgave voor mij. (Gelach)
Ik zal het proberen, alle omstandigheden geven mij daar immers aanleiding toe.