$J6
8"36
menwerking van de Leeuwarder ziekenhuizen ligt een samenwerkingsovereenkomst, waarin staat dat
beide locaties centrumvoorzieningen toebedeeld zullen krijgen. Wat dat betreft is er volledige over
eenstemming tussen de drie ziekenhuizen over de functieverdeling van de locaties noord en zuid. Ook
de Vereniging van Ziekenhuizen in Friesland is daarmee akkoord. Men kan dus niet zeggen dat het een
kwestie is die alleen maar in Leeuwarden wordt bedisseld; ook provinciaal staat men hier wat de zie
kenhuizen betreft achter. Ik neem aan dat dit voor de staatssecretaris het nemen van een beslissing veel
eenvoudiger zal maken dan wanneer deze overeenstemming er niet zou zijn. Kortom, ik vermoed - maar
meer dan een vermoeden kan het niet zijn - dat de kwestie van de samenwerking en de bestuurlijke
fusie van de ziekehuizen in een stroomversnelling zal komen wanneer de staatssecretaris haar woord
gestand doet en op zeer korte termijn een principe-uitspraak doet. Wij weten dan in ieder geval dat
wij aan iets werken dat reëel is.
Het tweede punt over de gezondheidszorg betreft het wijkgezondheidscentrum in Camminghaburen
De heer Geerts, mevrouw De Jong en de heer Van der Wal hebben gezegd dat dit centrum toch voor
al door moet gaan. Dat is ook de mening van het college. Het gaat niet snel, dat is waar. Het is echter
niet eenvoudig. Dat is niet alleen in Leeuwarden zo, maar ook landelijk blijkt het niet eenvoudig te
zijn. Een paar dagen geleden is in het kader van de VNG een notitie gemaakt over de vraag waar samen
werkingsverbanden in de eerste-lijnsgezondheidszorg stroef lopen. Dit blijken dan precies dezelfde punten
te zijn, waar wij in Leeuwarden ook tegenaan lopen: gegroeide tradities en gevestigde belangen, waarvan
het zeer moeilijk is om die gezamenlijk te doorbreken. Het is wel zo dat overmorgen de werkgroep bij
elkaar komt. Er ligt wel het een en ander op tafel. De heer Van der Wal vroeg naar een aantal uitgangs
punten op basis waarvan de gemeente met de diverse disciplines zal gaan praten. Deze uitgangspunten zijn
bekend en zijn in onze Commissie voor de Volksgezondheid aan de orde geweest. Tijdens de afdelings
vergadering heb ik gezegd dat er twee disciplines waren waarover nog geen duidelijkheid bestond, na
melijk de huisartsen en de maatschappelijke dienstverlening. De laatste is na een gesprek bereid om
deel te nemen in de werkgroep. Van de Leeuwarder huisartsen is een overigens iets minder duidelijk
bericht gekomen. Ik wil u wel zeggen dat dit bericht niet erg positief is. Een en ander blijkt toch wat
moeilijk te liggen. Misschien ligt het wat anders, ais men in die kringen de gelegenheid vindt om wat
meer studie te maken over het hele probleem van wijkgezondheidscentra, maar een en ander ligt nu
niet erg positief. Dit echter niet in die zin dat er reden is om te zeggen dat wij er geen gat meer in
zien.
De heer Miedema heeft in dit verband een opmerking gemaakt over de voorwaarde bij de verkoop
van grond in Camminghaburen. Ik begrijp zijn opmerking heel goed. Het komt eigenlijk neer op de
vraag wanneer er nu uitsluitsel kan worden gegeven over het al dan niet doorgaan van het wijkgezond
heidscentrum in Camminghaburen. Een van de belangrijke punten, zo niet het belangrijkste - althans
in eerste instantie - is de financiële haalbaarheid van het geheel. Rijkssubsidies spelen daarbij een
rol, maar een veel belangrijker rol spelen nog de mogelijkheden van de ziekenfondsen. Een eerste
oriënterend gesprek met de ziekenfondsen heeft al plaatsgevonden. Bovendien is opdracht gegeven om
de financiële kant van de zaak volledig uit te werken. Omdat wij dat op korte termijn niet zelf kun
nen doen, ligt het in de bedoeling dat dit voor ons wordt gedaan. Dit geeft mij aanleiding om van de
opmerking van de heer Miedema te zeggen dat ik die weliswaar heel goed begrijp, maar dat het col
lege eind januari zover hoopt te zijn dat er duidelijkheid is over de financiële haalbaarheid. Als het
wijkgezondheidscentrum financieel niet haalbaar is, dan is het ook helemaal van de baan. Is het finan
cieel wel haalbaar, dan vermoed ik dat de andere problemen ten aanzien van het gezondheidscentrum
in principe oplosbaar zijn. Het komt erop neer dat wij zeer binnenkort uitsluitsel hebben over de vraag
of er in Camminghaburen eer\ wijkgezondheidscentrum komt of niet.
Het derde onderwerp heeft betrekking op volkshuisvesting en wel op de centrale registratie van
woningzoekenden. Tijdens de afdelingsvergadering heb ik gezegd dat op dat moment de zaak nog niet
helemaal duidelijk was. Op het ogenblik is er in zoverre wel duidelijkheid dat èn de centrale registra
tie èn het centraal voordragen per 1 januari niet geautomatiseerd maar handmatig van start kunnen
gaan, hoewel nog niet alle corporaties precies op één lijn liggen wat de uitwerking betreft. Ik meen
echter hier te mogen stellen dat het feit dat een van de woningbouwverenigingen op bepaalde punten
ten aanzien van de uitvoering een afwijkend standpunt heeft, niet hoeft te betekenen dat daarmee het
gestelde doel niet zou kunnen worden verwezenlijkt. Wat is dat doel? Het doel is niet uitsluitend dat
door een centrale registratie een opschoning van het bestand aan woningzoekenden wordt bereikt. Het
probleem op het ogenblik is namelijk dat men als woningzoekende op verschillende plaatsen is inge
schreven. Het doel is dat wij meer inzicht krijgen in de woningbehoefte en de kwantiteit daarvan en
dat wij door een gemeenschappelijke toewijzing - daar komt het dan namelijk op neer - misschien de
komende tijd wat gerichter kunnen werken en wat sneller kunnen inspelen op de situatie op de woning
markt.
Wij hopen met deze centrale registratie ook dat wij beter in de gaten kunnen houden hoe het zit
met de verhuisbeweging naar de nieuwbouw in Camminghaburen. Het gaat dan om de vraag welke ca
tegorieën van mensen daarheen verhuizen, welke woningen er vrij komen en hoe dit dan weer verder
gaat. Dit laatste krijgt men meer in de hand door het centrale voordragen van woningzoekenden. Kort
om, de filosofie zegt dat een van de oplossingen van de problematiek van de een- en tweepersoonshuisr
houdens en ook de andere woningzoekenden moet worden gevonden in de doorstroming. Het is niet de
enige oplossing, maar wel een oplossing. Die heeft men dan wat meer in de hand, juist doordat men
als woningcorporaties en gemeente gezamenlijk duidelijker dan tot dusver kan sturen; in ieder geval
krijgt men veel duidelijker op papier hoe deze bewegingen eigenlijk gaan. Ik ben het in dit verband
eens met de opmerking van de heer Van der Wal dat bij woningzoekenden de vraag in Leeuwarden uit
gaat naar goedkope huurwoningen. Door wat wij op 1 januari hopen te starten denk ik dat men wat
meer greep krijgt op deze zaak en eveneens meer gegevens en meer inzicht over de wijze waarop het
geheel zich afspeelt.
Met betrekking tot de volkshuisvesting heeft de heer Schaafsma nog een opmerking gemaakt naar
aanleiding van een destijds gestelde schriftelijke vraag. Hij zag het idee van een fusering van woning
corporaties niet zo erg zitten. Ik heb deze schriftelijke vraag zo begrepen dat voorondersteld werd dat
het gezien de huidige woningnood in Leeuwarden een goede zaak kon zijn dat woningcorporaties en
het Gemeentelijk Woningbedrijf tot meer samenwerking op allerlei gebied komen dan nu het geval is.
Over een van de bereikte vormen van samenwerking heb ik het net gehad. Er is een goed overleg tus
sen woningcorporaties en Woningbedrijf en ik veronderstel dat de komende jaren ongetwijfeld meer pun
ten van samenwerking aan de orde komen, uit een oogpunt van efficiency en uit een oogpunt van ge
zamenlijk beter ingespeeld raken op de problemen die zich aan ons voordoen. Kortom, het gaat er hier
niet om dat de woningcorporaties "om zeep" worden geholpen - ik meende althans dat de heer Schaaf
sma dit bedoelde -, maar om een verregaande vorm van samenwerking op grond van de eigen inbreng
van dé corporaties, een samenwerking die misschien verder gaat dan tot op dit moment is gerealiseerd.
Vervolgens wil ik nog enkele opmerkingen maken naar aanleiding van vragen over het emancipa
tiebeleid. Ik wil één ding vooropstellen. Ik vind het reëel om te zeggen dat het geen wonder is dat
emancipatie en met name vrouwenemancipatie niet direct op allerlei fronten zichtbaar is. Zoals u weet
staat dit punt ook in het collegeprogram als een punt dat de bijzondere aandacht verdient van het col
lege. Wanneer een en ander niet direct zichtbaar wordt, dan is dat eenvoudig te verklaren door het
feit dat emancipatie van de vrouw zich op alle terreinen tegelijk afspeelt. Het is waar dat vrouwen
achtergesteld zijn. Dat is echter niet in één sector het geval, het is een maatschappelijk fenomeen
dat men tegenkomt in alle sectoren. Dit betekent nogal wat. Als men aan die situatie namelijk iets
wil veranderen, dan houdt dit in dat men de hele gang van zaken op alle - ook gemeentelijke - terrei
nen ter discussie stelt en voorstellen zal moeten doen over de vragen hoe het anders en beter kan. Het
is een facet dat zich op alle sectoren aandient. Dit is ook de reden geweest waarom het college heeft
gezegd dat dit alleen maar kan wanneer men zicht heeft gekregen op de situatie in Leeuwarden.- Daar
om hebben wij een medewerkster aangesteld die een emancipatie-nota voorbereidt. Die leden van de
raad die zitting hebben in de Commissie voor de Welzijnsaangelegenheden zijn op de hoogte van de
onderwerpen die in die nota aan de orde zullen komen; zij zullen ook de overtuiging hebben dat een
rijk gevarieerd pakket van problemen maar ook van mogelijke oplossingen daarin aan de orde zal komen.
Het is niet de bedoeling dat op deze nota jaren moet worden gewacht. Halverwege volgend jaar hopen wij
zover te zijn dat de nota vrijwel klaar is, al moet u mij niet aan dit tijdstip ophangen. Het ligt ook
in de bedoeling om in die nota heel concrete aanbevelingen te noemen. Deze aanbevelingen zullen
u door het college worden voorgelegd.
In dat kader wil ik graag ingaan op enkele opmerkingen van de heer Schaafsma. Hij heeft ieder
jaar weer wat moeite met het welzijnswerk en wat ermee samenhangt. Hij had het over één subfacul
teit in Leeuwarden, namelijk die der "vage wetenschappen". Ik zou tegen hem willen zeggen: verdiep
u er eens wat meer in, dan blijkt het wel anders te zijn. Hij heeft echter ook enkele relativerende,
misschien badinerende, opmerkingen gemaakt over het welzijnswerk in zijn algemeenheid. Het lijkt
mij goed op dit punt eens wat tegengas te geven door te zeggen dat Leeuwarden er anders - ik zeg dan
minder - uit zou zien, wanneer wij in Leeuwarden geen grote groep welzijnsinstellingen hadden die
hun werk doen zoals zij dat doen en wanneer wij in Leeuwarden niet een groot aantal vrijwilligers
hadden die alle vormen van welzijnswerk ter harte nemen. Ik ben ervan overtuigd dat Leeuwarden er
dan minder goed zou uitzien. Ditzelfde geldt ten aanzien van de opmerkingen van de heer Schaafsma
over de inspraak. Als men niet begint met inspraak te zien als een verworvenheid, die nog niet zo
heel lang een verworvenheid is, dan hoeft men er niet aan te beginnen. Deze verworvenheid zal men
als gemeenteraad en als gemeentebestuur uiterst serieus moeten nemen. Als men dat niet doet, dan
geldt dat het inderdaad een hoop tijd en geld kost. Wat dat betreft denkt het college anders dan de
heer Schaafsma, zoals ik meen begrepen te hebben.