255
- bij voorbeeld omdat hier onderzoeken bij betrokken zijn waarop wij op andere beleidssectoren weer
verder moeten bouwen - zullen moeten laten rusten. De kwestie van de rekenkamer is ook niet iets
dat in een achternamiddag in elkaar gezet kan worden. Er zijn niet zoveel voorbeelden van een re
kenkamer bij een gemeente. Misschien is er wel geen voorbeeld, dat weet ik op dit moment niet. Het
vraagt echter de nodige studie en tijd. Met name de staffunctionarissen van de afdeling EBO zullen
hiermee lange tijd worden belast.
Het college wijst het verzoek op zich niet af en ziet ook wel de urgentie ervan in. Zoals de kaar
ten nu echter liggen, is het een onmogelijkheid dat wij binnen het apparaat mensen kunnen vrijmaken
voor dit onderzoek naar de inhoud en de consequenties ervan. Daarna moeten de verwachte baten en
de kosten tegenover elkaar worden gesteld, want dat houdt de motie in. Ik moet dus helaas zeggen dat
wij in het eigen apparaat niet de mankracht hebben om aan het in de motie vervatte verzoek te voldoen.
De heer Knol: Over het doel en de functie van een rekenkamer wil ik op dit moment niet ingaan.
Dit is al eens eerder aan de orde geweest. Het gaat mij nu om de uitvoering en de consequenties die
het instellen van zo n instituut met zich meebrengt. De motie laat ruimte voor andere oplossingen. De
wethouder wees op de overbelasting van het ambtenarenapparaat en achtte de uitvoering, zoals hem
die voor ogen stond, van het verzoek daarom niet mogelijk. Wij hebben overigens alle begrip hiervoor.
Men kan het onderzoek naar de consequenties van het instellen van een rekenkamer echter ook uitbe
steden. Ik denk dan met name aan de voortreffelijke instituten die de VNG ter beschikking heeft. De
ze instituten zijn terdege met gemeentelijke zaken op de hoogte. Ik wil de wethouder dan ook in over
weging geven om op deze manier wellicht tot het doel te geraken. Ik doe dit ook, omdat de wethouder
de urgentie ervan inzag. De volgende fase zou dan moeten zijn een krediet-aanvraag van de zijde van
het college voor dit onderzoek. Als het onderzoek wordt toegestaan, komt er een tussenstapje bij. Ik
dacht dat de motie hier alle ruimte voor liet. Ik ben benieuwd of de wethouder met deze interpretatie
verder kan
De heer Pruiksma: De heer Knol geeft een aanvulling op de motie. Hij stelt nu voor om het onder
zoek naar de gevolgen van het instellen van een rekenkamer uit te besteden. Onze eerste vraag is dan
dat navraag moet worden gedaan naar de kosten. Vooralsnog hebben wij aan al te dure onderzoeken
niet zoveel behoefte, als de gedachtengang waartoe een en ander moet leiden nog niet eens op papier
staat. De psychologie van dit soort gevallen wil altijd dat zoiets een eigen leven gaat leiden: Aan
dat soort zaken hebben wij niet zoveel behoefte. Men kan de motie ook in heel andere zin uitleggen.
In de Commissie voor de Financiën is over deze materie ook al eens gesproken. De commissie heeft
zich zelf wat huiswerk opgegeven, namelijk nagaan wat een uitbreidende taak voor deze commissie
zou kunnen zijn. Wellicht dat dit daar ook onder hoort. Vooraleer tot het onderzoek wordt besloten,
willen wij graag meer weten over de kosten. Als blijkt dat het een dure grap wordt, hebben wij daar
aan geen behoefte.
Mevrouw De Jong: Ik kan mij volledig aansluiten bij de woorden van de heer Pruiksma.
De heer Van den Eist is inmiddels ter vergadering gekomen.
De heer Ten Brug (weth.): In de Commissie voor de Financiën is inderdaad de vraag aan de orde
of de commissie niet op een wat breder terrein kan functioneren dan nu. Dat is een goed ding. Ik meen
dat wij de commissie bij dit onderzoek moeten betrekken. Er zal een wisselwerking moeten zijn tussen
de commissie en het college. Het college heeft zelf in beginsel geen bezwaar tegen het voorstel van
de heer Knol, maar dan wil ik wel de opmerking van de heer Pruiksma dat eerst de kosten overwogen
moeten worden hieraan verbinden. (De heer Knol: Ik heb toch ook gezegd dat het een tussenstapje is.)
Inderdaad. Wij zijn bereid om navraag te doen bij de VNG. Waarschijnlijk zal het het bureau ODRP
zijn dat zal moeten bekijken of en in hoeverre het kan en hoeveel zo'n onderzoek kost. Op dat mo
ment komen wij bij de raad terug. Wij hebben er niet zoveel bezwaar tegen om deze motie zo te amen
deren. Mijn vraag is dan hoe de raad hierop reageert.
De Voorzitter: Wij hebben dit punt nu doorgesproken. Duidelijk blijkt dat wij bereid zijn om over
leg te plegen met het bureau ODRP. Het is echter een voorstel vanuit de raad en een meerderheid van
de raad moet er achter staan. Er gebeurt niets anders dan dat het bureau ODRP een voorstel doet, na
een gesprek met onze mensen, over de vraag hoe zij denken dat zo'n onderzoek kan worden aangepakt
en wat ongeveer de kosten daarvan zullen zijn. Daarmee komen wij dan in de raad terug. De raad zegt
2 Stf
dan ja of nee. Zo interpreteren wij de motie. Mijn vraag is of de raad met die interpretatie van het
voorstel kan instemmen.
De Raad stemt hiermee in.
Punt 1b (bijlage no. 554).
De Voorzitter: Het gaat bij dit punt om de geclaimde punten, genoemd in bijlage no. 554. Ik heb
van de heer Van der Wal begrepen dat het eerste punt is ingetrokken, na de discussie die wij daarover
gister hebben gehad.
Par. 3. Beleidssector Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Verkeer en Vervoer.
De Voorzitter: De heer Knol zal spreken over de mogelijkheden tot het heffen van bruggelden.
De heer Knol: Ik hoef geen lang verhaal te houden, het probleem is simpel, 's Zomers doorkruist
een groot aantal pleziervaartuigen de stad. Aan de ene kant geeft dit wat gezelligheid maar aan de
andere kant ook veel oponthoud van het verkeer en verkeersopstoppingen. Het gevolg is dat de ge
meente maatregelen moet nemen om de verkeersopstoppingen zo veel mogelijk te vermijden. Dit kost
veel geld. Ik vind dat ook in dit geval de veroorzaker van die opstoppingen en van de daaruit voort
vloeiende investeringen een klein beetje mee moet betalen in de kosten. Ik heb dienaangaande twee
voorstelletjes gemaakt. Het ene gaat over het heffen van bruggelden en het tweede is een verzoek om
na te gaan of er niet ook eens wat aan de openingstijden van de bruggen moet worden gedaan. Ik denk
dan met name aan het feit dat de bruggen momenteel voor elk schip dat ervoor ligt automatisch open
gaan. (De Voorzitter: De bruggen gaan niet automatisch open.) Tegenwoordig wel, de brugwachters zijn
volledig geprogrammeerd. (Gelach) (De Voorzitter: U wilt graag gelijk hebben, maar dat hebt u deze
keer niet. Leest u de moties maar even voor.) U wilt opschieten heb ik begrepen; ik wil daar graag aan
meewerken.
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 18 december 1979, overwe
gende dat de sterk toegenomen doorvaart in de zomermaanden van pleziervaartuigen in on
ze gemeente tot gevolg heeft dat steeds frequenter verkeersopstoppingen ontstaan,
in aanmerking nemende dat deze opstoppingen wellicht door wijziging van bedieningsvoor
schriften en openingstijden van de gemeentelijke bruggen verminderd kunnen worden,
besluit het college van b. en w. te verzoeken om vóór het aanstaande zomerseizoen met na
dere voorstellen te komen inzake aanpassing van bovenbedoelde tijden en voorschriften."
De motie is mede-ondertekend door mevrouw Wieiinga-GraansmaBij deze motie heb ik met name ge
dacht aan de inschakeling van de Verkeerscommissie. De tweede motie luidt:
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 18 december 1979, overwe
gende dat als gevolg van de sterk toegenomen doorvaart in de zomermaanden van ple
ziervaartuigen de exploitatielasten van gemeentelijke vaarwegen en bruggen nadelig
worden beïnvloed,
in aanmerking nemende dat het elders in de provincie Friesland niet ongewoon is om als ge
volg hiervan een bruggeldheffing op te leggen,
besluit het college van b. en w. te verzoeken om vóór het aanstaande zomerseizoen met na
dere voorstellen terzake te komen."
Ik kan wel een bedrag noemen als bij voorbeeld een gulden, maar de uitwerking als zodanig laat ik
graag aan het college over. Ook deze motie is mede-ondertekend door mevrouw Wiel inga.
De heer De Jong: Bij de afdelingsvergadering zijn vragen gesteld over de openingstijden van de
bruggen. De wethouder heeft toen de toezegging gedaan dat hij dit wilde bespreken in de Verkeerscom
missie. Ik weet dat de commissie bezig is te bekijken of de openingstijden al of niet moeten worden ge
wijzigd. Daarom dacht ik dat de eerste motie van de heer Knol volledig overbodig is.
De heer Schaafsma: Ik sluit mij wat de motie over de openingstijden van de bruggen betreft aan bij
de woorden van de heer De Jong. Deze kwestie wordt behandeld in de Verkeerscommissie. Wij hebben
dus geen behoefte aan de motie.
Van de tweede motie wil ik dit zeggen. Binnen enkele maanden tijds hebben wij voor ongeveer vier