Het staande spreken is een van de minder belangrijke punten die besproken zijn in de Commissie Een goede raad, de commissie die aan de hand van het rapport van de Commissie Merkx het functio neren van de raad moet evalueren in zijn verhouding tot de burgerij, de ambtenaren en het college van b. en w. Dit is een zeer belangrijke zaak. In februari heeft mevrouw Van der Werf een goed op gezet betoog gehouden over de invloed die de burger moet hebben op het bestuur. De door haar ge trokken conclusies delen wij echter niet. Wij geloven niet in de in haar betoog opgevoerde tweede ling tussen burgerij en overheid. Wij geloven dat de overheid in samenspraak met de burgerij de be langenbehartiger is. Om dit echter goed te doen zal aan een aantal voorwaarden moeten worden vol daan. Allereerst zullen de burgers duidelijk moeten kunnen zien dat er een relatie bestaat tussen de politieke keuzes die men doet en de beleidsbeslissingen die genomen worden. De politieke partijen moeten zich daartoe duidelijk profileren en met verkiezingsprograms, waarin duidelijk keuzes gedaan zijn, naar buiten treden. Ook het gemeentelijk besluitvormingsproces moet hierop gericht zijn. De huidige wijze van begrotingsbehandeling maakt het de raad moeilijk op samenhangende wijze keuzes te maken. Het is nauwelijks mogelijk na te gaan wat de invloed van bepaalde beslissingen op andere sectoren van het beleid is. Van een afweging van belangen is niet voldoende sprake. Een voorbeeld hiervan moge zijn de zogenaamde prioriteitenlijst van nota's die door het college aan de fracties is voorgelegd. Het ging om de vraag welke nota's door het ambtelijk apparaat het eerst dienden te wor den uitgewerkt. Het was bijzonder moeilijk hieruit te kiezen, omdat allereerst nauwelijks de financi ële consequenties van de uit de nota's voortkomende beleidsvoorstellen konden worden overzien en relaties met andere niet zichtbaar waren. Nauwelijks is te bepalen wat er kan gebeuren als je het ene doet en het andere nalaat. Het totale veld van beslissingen is niet goed te overzien. Daarom zal de lijst ongetwijfeld incompleet en in zijn prioriteitenstelling van dubieus gehalte geworden zijn. Daarom zullen wij toch moeten trachten tot een integrale beleidsplanning te komen waarin diver se alternatieven worden gepresenteerd, waarin de financiële consequenties van beleidsvoorstellen ver meld staan, waarin onderlinge samenhangen van beleidsvoorstellen zichtbaar gemaakt worden en waar uit op basis van politieke prioriteitenstelling keuzes gemaakt kunnen worden. Nadrukkelijk gebruik ik hier het woord "politiek". Ik ontdek soms een misplaatste weerzin tegen dit woord, terwijl politiek toch niets anders betekent dan staatkundig of het geheel van parlementaire beginselen. Voor mij be tekent politiek het doen van keuzes op basis van maatschappelijke, sociale, godsdienstige eb ethische uitgangspunten waarvoor een partij staat en die als zodanig ook aan de kiezer zijn gepresenteerd. Noodzakelijk is ook dat het college zich politiek opstelt. Leidraad hierbij is het door de partijen, die in het college vertegenwoordigd zijn, opgestelde en door de raad besproken collegeprogram. Bij de ambtenaren moet duidelijk doorkomen waar het college voor staat. Hiertoe is ook noodzakelijk dat de organisatie van het gemeentelijk apparaat zodanig is dat de directieven van het college op de juis te wijze en via de juiste lijnen bij de ambtenaren terechtkomen. Als aan deze voorwaarden wordt vol daan, doet de politieke kleur van de ambtenaren niet zoveel meer ter zake, omdat wij erop vertrouwen dat de aanwijzingen loyaal worden opgevolgd. Wij hebben dit weieens verbetering van het politiek management genoemd. In dit kader moet u ook de voorstellen zien die in de door onze fractie uitge brachte nota betreffende de organisatie van de stadsvernieuwing in Leeuwarden zijn verwoord. Ter voor koming van misverstanden wil ik nog het volgende opmerken. Ik beweer niet dat het politiek manage ment nu in het beleid van het college totaal ontbreekt, ik stel slechts dat, zoals bij de meeste zaken, verbetering mogelijk is. Een andere kant van de zaak is dat de burger op goede wijze bij het besluitvormingsproces betrok ken wordt. Daartoe zal aan een aantal voorwaarden moeten worden voldaan. Ik zal hier nu niet op ingaan, omdat ik aanneem dat wij deze discussie op een later tijdstip, als de rapportage van de be vindingen van de Commissie Een goede raad aan de orde is, kunnen voeren. De commissie doet belangrijk werk. Men is bezig met niet meer of minder dan het doorlichten van de locale democratie. Zaken als de positie van de gemeenteraad, beleidsplanning, informatie aan de raad het stelsel van commissies en raden, de werkwijze van de gemeenteraad, de gemeenteraadsfracties, de individuele raadsleden, inspraak en participatie, consequenties voor het ambtelijk apparaat, openbaar heid van bestuur zijn en komen aan de orde. Vermeden dient te worden dat de commissie een alibi-func tie krijgt voor moeilijke zaken die het functioneren van het gemeentelijk apparaat betreffen, een mo gelijkheid om deze zaken op de lange baan te schuiven. Inmiddels zijn een aantal conclusies getrok ken. Ik denk dat het goed is dat deze conclusies op korte termijn, via een tussenrapportage, aan de raad ter bespreking worden voorgelegd. Zeer onlangs werden wij geconfronteerd met beslissingen van de regering op het terrein van de werkgelegenheid, die voor Leeuwarden zeer ongunstig waren. De Open Universiteit is aan onze neus voorbijgegaan, wij hebben het nakijken. Het ergste is dat dit niet een incident is. Van toezeggingen aan Leeuwarden komt nog niets terecht. Ik heb bij de discussie over het niet toewijzen van de Open 3 Universiteit hiervan al melding gemaakt. In het belang van de zaak doe ik dat nogmaals. Er zijn geen vorderingen op het terrein van de 400 plaatsen van de Centrale Directie PTT en de randdiensten, toe zeggingen van vroegere bewindslieden worden door de huidige staatssecretaris aan de laars gelapt, de dienst persoonlijke leningen is teruggebracht naar 100 in plaats van opgevoerd tot 400 werknemers. Leeuwarden staat niet in de belangstelling van de landelijke politiek. Het Noorden staat ook nauwe lijks in de belangstelling van de landelijke politiek, maar voor zover dit het geval is wordt het Noor den vereenzelvigd met Groningen. Dit wordt ook in de hand gewerkt door de opstelling van bewinds- seden in Groningen, die uit strategische overwegingen van eigenbelang Leeuwarden hebben laten val- ien, terwijl ze wisten zelf kansloos te zijn. De heer Toxopeus is daarover in de bestuurscommissie lich telijk gekapitteld. Hij voelde zich echter in het geheel niet schuldig. Leeuwarden/Friesland belde ook wel eens met Den Haag, zo zei hij. Niet doorgeprikt werd dat er verschil bestaat tussen het plei ten voor eigen kansen en het blokkeren van andermans kansen. Het heeft echter gewerkt, de regering heeft met Groningen gepraat en er is wat uitgerold. Ik vind dat wij het er niet bij moeten laten zitten. Alle pogingen zullen in het werk moeten worden gesteld ter verbetering van de werkgelegenheidssitua tie in Leeuwarden. Het is onverantwoord schoolverlaters, jonge mensen die aan het begin van hun maat schappelijke ontplooiing staan, in de kou te laten staan. De werkgelegenheidssituatie in de industriële sector ziet er niet al te gunstig uit. Mijn fractiegenoot Buising heeft hierop bij de vorige algemene be schouwingen uitvoerig gewezen. Verbetering op korte termijn is niet te verwachten en daarom zullen wij er op zijn krachtigst op moeten blijven aandringen dat de regering zich aan haar verplichtingen van spreiding van rijksdiensten houdt. Ter illustratie van mijn betoog moge de landelijke, Friese en Leeuwarder cijfers van de werkloos heid onder de mannelijke beroepsbevolking dienen. Dit is een telling van oktober. De cijfers zijn: lan delijk 3,8%, Friesland 3,7% en Leeuwarden 4,7%. Ook de cijfers van de zogenaamde BRT-gebieden zijn op dit vlak interessant en zijn als volgt: rayon Buitenpost 3,5% (1,2% lager dan Leeuwarden), i)okkum 4,8% (0,1% hoger dan Leeuwarden), Drachten 3,9% (0,8% lager dan Leeuwarden) en Ooster- wolde 4,4% (0,3% lager dan Leeuwarden). De werkloosheid is dus overal lager dan in Leeuwarden, be halve in Dokkum. Voor de vrouwelijke beroepsbevolking, die als werkloos ingeschreven staat, zijn de cijfers aanmerkelijk ongunstiger, namelijk voor Nederland 8,9%, voor Friesland 11,7% en voor Leeu warden 13,1%. Dat de laatste reeks cijfers hoger uitvalt dan de eerste komt mijns inziens voort uit het reit dat bij vrouwen van een achterstandssituatie sprake is, die door hen terecht niet meer geaccepteerd wordt. Alle cijfers geven ertoe aanleiding te stellen dat het beeld er voor Leeuwarden zeer ongunstig uitziet. Er zal verbetering moeten komen. Dit houdt onder andere in dat de voorwaarden voor het scheppen van een goed arbeidsklimaat verbeterd worden. De faciliteiten, behorend bij aanwijzing als groeistad, bieden die mogelijkheid. Extra subsidies zijn dan immers mogelijk voor infrastructurele wer ken en het realiseren van sociaal-culturele voorzieningen. Dit zal structureel, op de langere termijn, zijn uitwerking hebben. Wij zijn dan ook van oordeel dat de plaatselijke politieke partijen er alles aan moeten doen hun landelijke vertegenwoordigers, die in meer of mindere mate op machtsposities zitten, op hun verantwoordelijkheden te wijzen. Verkiezingssuccessen alleen mogen niet de drijfveer achter beslissingen over het al of niet toekennen van faciliteiten en werkgelegenheid zijn, maar moeten een eerlijke afweging van de noden in de verschillende regio's, mede op basis van objectieve ruimtelijke criteria, zijn. Plezierig is in ieder geval te constateren dat de provincie, blijkens de behandeling in de Staten van de groba - hoe bedenken ze het -, achter ons streven staat. Wij vinden het noodzakelijk dat Leeuwarden als zwak gebied, aansluitend aan de oostelijke gebieden waarvoor de BRT geldt, ook voor de toeslag in aanmerking komt. De door mij genoemde cijfers spreken een te duidelijke taal. Nu ontstaat er een zuigkracht op in Leeuwarden gevestigde bedrijven, die de centrumpositie die Leeuwar den ook op het gebied van de werkgelegenheid vervult, in gevaar brengt. Inmiddels zijn er ook plannen bij de NS bekend geworden, die negatieve gevolgen voor de werk gelegenheid in Leeuwarden hebben. Deze plannen hebben te maken met een wijziging van de taken van «en aantal NS-personeelsleden en met automatisering en reorganisatie binnen de NS. Dit laatste zal tot gevolg hebben dat het rayon Leeuwarden opgeheven en voor zover nodig naar Groningen overge bracht wordt. Voor Friesland zal dit een verlies van 137 arbeidsplaatsen tot gevolg hebben. Het is mij ekend dat het college in de afgelopen weken hierover een gesprek heeft gevoerd met afgevaardigden van de VervoersbondenWij zijn bijzonder benieuwd naar de inhoud van dit gesprek, uw standpunt over deze zaak en de maatregelen die eventueel zullen worden getroffen. Algemene beschouwingen bij de begroting hebben op hoofdpunten de kans herhalingen van voor gaande te zijn. Toch lijkt het zinvol deze herhalingen te plegen, al was het alleen maar om periodiek «et gemoed te kunnen luchten. Een van die herhalingen is het signaleren van de centralistische tenden- zen, die steeds weer tot uiting komen bij de voorstellen over de reorganisatie van het binnenlands be stuur. Er is sterk sprake van verleggen van bevoegdheden van gemeenten naar provincies, terwijl van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1979 | | pagina 2