*6?
verhoging wegsluist naar een andere sector, dan wordt de zaak naar ons gevoel onnodig versluierd en
worden nieuwe onzuiverheden in het systeem gebracht. Dat was nu juist iets waar wij zo graag af wil
den. Als men de huisvuilrechten verlaagt, dan betekent dit dat men voor de toekomst een belangrijk
gedeelte van de retributie gedag zegt met het handje. Let wel, het verschil kan men volgend jaar niet
inhalen, gezien het landelijk gevoerde en nog te voeren tarievenbeleid; denkt u maar aan de beroem
de 32% uit de circulaire. Dit betekent dat volgend jaar, voor de begroting voor 1981, die onroerend-
goedbelasting meer dan evenredig moet worden verhoogd om de derving van de gemeentelijke inkom
sten te kunnen opvangen. Met andere woorden, op termijn wordt het effect toch weer teruggehaald
naar de belastingsfeer, waar het reeds nu al thuishoort. Stilzwijgend niet, maar dat is net al door de
heer Geerts aangehaald. Wij zijn al geen goedkope gemeente wat de onroerend-goedbelasting betreft.
Naar ons gevoel is het voorstel van de PvdA daarom onjuist. Persoonlijk zou ik het zelfs een onzalig
voorstel willen noemen, omdat het de zaken op zijn kop zet door zich onbekommerd te beroepen op
gebrek aan belastingtechnisch inzicht in eigen gelederen, dit naar aanleiding van wat de heer Geerts
gisteren zei. De eigen wethouder, die zo goed weet wie en wat fysiocraten waren, is kennelijk ook
niet in staat om bij de overkant van de zaal het licht te ontsteken. Om bij de fysiocraten te blijven,
men geneest de patiënt niet door in zijn spijsverteringsorganen het eigen bloed te pompen. Het gevolg
is bloedarmoede en na verloop van tijd overlijden.
Er is nog een ander punt, dat een tijdje geleden hier aan de orde is geweest, namelijk de wijzi
ging in de tariefstelling van de huisvuilrechten. Wij zijn daar na behoorlijk intern overleg mee akkoord
gegaan. Wij hadden er echter wel wat moeite mee. In de eerste plaats, omdat het dekkingspercentage
systeem werd losgelaten. In de tweede plaats, omdat ook werd losgelaten de trendmatige verhoging in
dat systeem. Daarnaast zijn wij ook inhoudelijk akkoord gegaan met het feit dat de kosten van de
nieuwbouw van de Dienst Reiniging ten laste van de algemene dienst komen. Wij hebben toen wel hier
aan de voorwaarde verbonden dat het gevolg niet moest zijn een extra verhoging van de onroerend-goed
belasting. Welnu, wat is het resultaat van het voorstel van de PvdA? Niet alleen wordt nu het hoge
tarief voor de gebruikers gehandhaafd, maar volgend jaar moet de onroerend-goedbelasting over de
hele linie meer dan evenredig, let wel, worden verhoogd. (De heer Geerts: Bij uw voorstel kost het
toch vier ton?) Laat mij nu even uitspreken. Achteraf wordt het plaatje van oktober dus teruggedraaid
en wordt alsnog een van de voorwaarden die wij onszelf hadden gesteld weggehaald. Ook om die re
den zijn wij tegen het voorstel van de PvdA.
Er is bovendien nog een punt. Het is een elastisch gebeuren. U weet dat aan de opbrengst van het
gebruikersdeel door de wet een bepaald maximum is gesteld. Door nu de zaak op het hoge tarief te
laten staan en het volgend jaar extra te moeten verhogen gezien het inleveren van de huisvuilrechten
nu, groeit men in sneller tempo toe naar het maximum dat de wet stelt. Met andere woorden, men be
perkt voor de toekomst zijn manoeuvreerruimte die men nog had in het tarief voor de gebruikers. Ons
voorstel werkt juist de andere kant op. Door nu althans in die sector het gebruikersdeel te verlagen,
wordt automatisch de weg naar het moment dat het wettelijk maximum zal zijn bereikt verlengd. Met
andere woorden, de manoeuvreerruimte wordt in ons voorstel alleen maar uitgebreid. Het zal u duide
lijk zijn dat wij de motie, ondertekend door de heer Miedema en door mij, handhaven.
Ook het volgende punt verdient de aandacht. Het college stelt voor om de geldigheidsduur van de
heffingsgrondslag te verkorten van vijf tot drie jaar. Mijn fractie heeft daar bezwaar tegen. Elke taxatie
ronde kost een half miljoen gulden. Door de geldigheidsduur van de heffingsgrondslag te verkorten tot
drie jaar, scheelt dit per drie jaar 135.000,namelijk twee maal 67.000,op jaarbasis. (De
heer Knol: Dan zit u ook op 260.000, Ik ga uit van de taxatiekosten per vijf jaar, zoals nu ge
beurt. Deze kosten belopen een bedrag van een half miljoen gulden. Als men per drie jaar taxeert, is
men wel dat zelfde halve miljoen kwijt, maar dan per drie jaar. Dit betekent dat het inverdien-effect
steeds sneller zal optreden, waardoor men in de tijd gezien veel meer aan taxatiekosten zal moeten
betalen. Dat komt dan weer bovenop de onroerend-goedbelasting en het feest wordt, zonder dat wij
het hier met zijn allen in de gaten hebben, veel te duur. (De heer Knol: Door uw voorstel raakt vier
ton weg en u wilt 135.000,terugverdienen. Dan zit u op 260.000, U hebt de motie gele
zen, u weet dus ook dat wij voorstellen op dit punt een beroep op de risicoreserve te doen. Ook voor
minder belangrijke en minder principiële dingen is weieens een beroep op de risicoreserve gedaan.
Wij komen met de volgende motie.
"De raad van de gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 18 december 1979, ge
lezen het voorstel tot vaststelling van de Verordening op de heffing van onroerend-goed
belasting,
besluit de vaststelling van de heffingsgrondslag als bedoeld in artikel 6, lid 1, te bepalen
op vijf jaar, de termijn van twee jaar als bedoeld in artikel 6, lid 2, dienovereenkomstig
vast te stellen op vier jaar."
VJ 68
Dat de termijn vier jaar wordt, heeft te maken met het feit dat die met één jaar moet worden ingekort,
omdat er reeds één jaar is verstreken. De motie is ondertekend door mevrouw Waalkens van de VVD
en door de heer Visser van onze fractie. Ik heb de motie alleen maar voorgelezen.
Mevrouw Waalkens: Het heeft mij verdroten dat gisteravond en vanavond reeds een langdurige dis
cussie inclusief het indienen van moties heeft plaatsgevonden, voordat het punt officieel aan de orde
werd gesteld.
Het voorstel inzake een nieuwe Verordening onroerend-goedbelasting behelst een drietal wijzi
gingen. Ten eerste een verlaging van de tarieven voor 1980. Ten tweede een verhoging van de op
brengst van de onroerend-goedbelasting voor 1980 met driekwart miljoen en ten derde een verkorting
van de taxatietermijn van vijf tot drie jaar.
Aangaande het eerste punt, de verlaging van de tarieven, kan worden opgemerkt dat deze verla
ging noodgedwongen zal plaatsvinden. Hertaxaties, waarbij bleek dat de waarden van het onroerend
goed aanzienlijk waren gestegen, gaven hiertoe aanleiding. Niet-woningen zijn veel minder snel in
waarde gestegen dan woningen, waardoor bij eenzelfde tarief, hetgeen door het rijk is voorgeschreven,
een verschuiving van belastingdruk plaatsvond van bedrijven naar eigenaren en gebruikers van wonin
gen. Een ontwikkeling die wij als gemeente echter niet in de hand hebben. Wel kunnen wij als gemeen
te iets doen aan de tarieven. De eigenaren zullen gezien dit voorstel tot aan de limiet in hun beurs
moeten tasten. Het is maar een weet voor de toekomstige huiseigenaren in Leeuwarden. Procentueel
gaan sommige tarieven voor de woningwetwoningbewoners het meest omhoog. Absoluut gezien zit de
zwarte piet in een heel andere hoek. Woningwetwoningbewoners hebben een behoorlijke meevaller
gehad toen de onroerend-goedbelasting werd ingevoerd. Zij gingen minder betalen dan tot dan toe ge
bruikelijk was. Nu iets aan de hoge kant, brengt een en ander weer in zijn evenwicht. Dit gaat niet
op voor de overigen, die meer en nu nog meer gaan betalen.
Dit brengt mij automatisch op punt twee, de verhoging van de opbrengst van de onroerend-goed
belasting met driekwart miljoen. De wethouder stelde wel dat deze verhoging ongeveer anderhalve ton
zou bedragen. Daarbij dan hier wat cijfermateriaal. Opbrengst onroerend-goedbelasting over 1979 is
volgens het voorstel 15.050.000, Voor 1980 15.800.000, Het verschil in opbrengst is dus drie
kwart miljoen, dat is vijf procent. Als wij het tarief van 13,50 aanhouden voor gebruikers en eigena
ren en dit vermenigvuldigen met 3.000 - de norm -, dan kom ik op een waarde van 167.000.000,
Dit is tien procent van alle woningen en industrieën bij elkaar. In het afgelopen jaar is er naar ik weet
niet zoveel bijgebouwd. Ik schat dus dat ondanks alle nieuwbouw ongeveer 3j% opbrengstverhoging
is ingecalculeerd. Deze 3i% komt hard aan bij degenen die het meest betalen. Om nu wel 3i% ver
hoging van de onroerend-goedbelasting te vragen en de reinigingsrechten te verlagen, is je reinste ni
vellering! (Stem: En waarom niet?) Het principe "de onruststoker betaalt de bruggelden" is nu weer
losgelaten, want de vervuiler betaalt blijkbaar niet. Mijn mening over het loslaten van het dekkings
percentage van de huisvuilrechten is dacht ik genoegzaam bekend.
De heer Knol stelde dat de eigenaar van een woning de meerwaarde daarvan kan realiseren door
verkoop. (De heer Knol: Dat heb ik niet hier in de raad gezegd.) (De heer Heere: De heer Geerts heeft
het gezegd.) Goed, dus de heer Geerts zei dat nee, ik weet zeker dat het de heer Knol was.
(Gelach) Dat komt er nu van als men twee avonden over één punt spreekt. Volgens de heer Knol dus
kunnen eigenaars van woningen de meerwaarde daarvan realiseren door verkoop. In de meeste gevallen
echter moet een eigenaar, als hij de woning verkoopt, er ook weer een kopen om hetzelfde wooncom
fort elders te verwerven. De winst, op het ene onroerend goed behaald, kan dan meteen weer worden
ingeleverd bij de aankoop van het andere. Als bejaarde kan de eigenaar de meerwaarde van zijn huis
inleveren tegen goede huisvesting en verzorging, terwijl de gebruiker, zonder eigen middelen, zou
kunnen worden verzorgd op gemeenschapskostenNu weer even ter zake. (Gelach)
Is er geld vrij te maken om de reinigingsrechten te verlagen, dan zien wij dit bedrag als mogelijk
heid om de tarieven voor de onroerend-goedbelasting te verlagen c.q. te egaliseren. Wij hebben dan
ook geen behoefte aan de motie van de PvdA. Het voorstel van het CDA kan onze instemming wegdra
gen, als er financieel de ruimte voor is.
Dan het derde punt, de hertaxatie. Het voorstel om de grote verschillen in belastingdruk te ver
minderen door de hertaxaties anders te doen plaatsvinden, is erg vaag gebleven. Bij voorbeeld, het
tijdvak van vijf jaar wordt bij dit voorstel teruggebracht tot drie jaar met de mogelijkheid om de ter
mijn in andere jaren wederom te veranderen. Wat zijn de financiële consequenties van deze maatregel?
Dienen er meer taxateurs te worden ingehuurd om sneller te taxeren? Is er meer administratieve druk
hierdoor? Zijn er grotere onzekerheden in begrotingsmogelijkheden en dus beleidsplanning? Vele vra
gen, die onbeantwoord bleven. Waar komt het geld vandaan voor een snellere taxatie? Kan het geld
niet beter in een onroerend-goed-egalisatiefonds worden gestort? Grote tariefsverschillen, die opge-