16
dien. de bestaande industrie of laat verouderen of met behulp van buitenlandse electronica moet vernieu
wen, hetgeen ons afhankelijk maakt van concerns, die in geen enkel opzicht boodschap hebben aan dat
wat eigenzinnige volkje aan de Noordzee. In dit kader verzoek ik het college wat meer inhoud te ge
ven aan de uitspraak in het collegeprogram, omdat, zoals het er nu staat, de zin beter kan worden ge
schrapt.
In ieder geval heb ik met waardering kennis genomen van de stellingname van de vakbonden tegen
de automatiseringsplannen van de Nederlandse Spoorwegen. Zij vechten die automatisering in wezen
niet aan, maar maken zich sterk om concentratie in Groningen van de werkgelegenheid te voorkomen.
Niet alleen hier, waar het de werkgelegenheid van Leeuwarden betreft, maar in alle opzichten, wan
neer een dergelijke concentratie dreigt, moeten wij als gemeenschap op onze hoede zijn, omdat dit
betekent dat overal leefgemeenschappen van eng gespecialiseerden zullen ontstaan. Misschien dat ik
te ver vooruit, denk, maar het lijkt mij beangstigend dat vanuit dit soort bastions en vanuit een eng
kader een klein detail voor de rest van Nederland wordt geregeld. Dit wordt centralisme van een ho
gere orde.
Op het terrein van het welzijn gebeuren soms dingen, waarbij je je afvraagt of je nu moet lachen
of huilen. Wij hebben als raad 2.000,subsidie toegekend voor de mogelijke ontwikkeling van
een crèche annex buurtcafé in de wijk Aldlan. Dit zou eerst 5.000,zijn, maar dit bedrag werd
teruggebracht door het college, omdat de ontwikkeling nog niet zo ver was. Mij is verteld dat de waar
heid wel een wat andere is en dat dit project een éénvrouws-actie was van een inmiddels vertrokken
opbouwwerkster. Toen dus de wijk op de hoogte werd gesteld van het feit dat met de ontwikkeling kon
worden gestart, bleek men nergens van te weten. Je zou dan denken dat zo'n project werd opgeheven,
maar niets is minder waar en er wordt nijver van gemeentewege geronseld om het papieren project te
vullen met mensen. Wij zijn dus met dit geval eindelijk zo ver dat de leuke dingen je door de strot
worden geduwd als zijnde leuk, want het geld uit die pot moet en zal op. Het lachen vergaat je, als
je je afvraagt in hoeveel voud op deze wijze het belastinggeld wordt verdonderjaagd.
Ook voor de emancipatiegedachte komt geld op de mat, om te onderzoeken of bij elke adverten
tie, waarin personeel wordt gevraagd, het bekende "M streep V" is geplaatst. Het is wel jammer dat
de volgorde van het alfabet ook hier de V op de tweede plaats zet, maar voor een onderzoek om tot
een gelijkwaardigheid ook in deze zin te komen, kan alsnog geld worden aangevraagd. Het is alleen
wat triest te moeten constateren dat de aanpak alweer een collectieve is en het individu op deze wij
ze aan de aandacht kan ontsnappen. Zo is het dan mogelijk dat op de secretarie een jonge dame al
jaren in dezelfde rang werkt, die je buiten haar normale werk ziet opdraven voor allerlei klussen die
van gemeentewege worden ondernomen, is het niet het ene avondgebeuren dan is het wel het andere,
maar om te komen tot hogere glorie moet je kennelijk iets ander bezitten dan lol in je werk en de ei
genschap om meer te doen dan van je wordt gevraagd. Zo lang dit in eigen huis kan bestaan, geef ik
voor alle leuzen, die dit college zich naarstig tracht eigen te maken om maar vooral modieus mee te
doen met het emancipatorisch denken, geen ene moer.
Met de wens dat de jaren tachtig voor Leeuwarden meer perspectief gaan bieden dan het einde
van de jaren zeventig ons gaven, besluit ik deze beschouwingen.
De Voorzitter schorst, om 15.40 uur, de vergadering voor de pauze.
De Voorzitter heropent, om 16.10 uur, de vergadering.
De heer Van der Wal: Onze visie op het democratisch functioneren van het gemeentebestuur, zo
als wij die bij de vorige algemene beschouwing maar ook concreter in de PAL-nota over de procedu
re welzijnsplanning hebben uiteengezet, heeft nogal wat bevreemding gewekt in deze zaal. In deze
visie laat het werkelijk democratisch gehalte van het gemeentelijk bestuur nog veel te wensen over.
Het bestuur is teveel een zaak van professionals geworden: van ambtenaren en fulltime wethouders, die
politieke keuze-problemen louter vanuit een bestuurs-technisch denkraam benaderen. De gemeenteraad
- officieel het hoofd van de gemeente - bestaat uit goedwillende en meestal hardwerkende vrijwilligers,
die vaak worden overladen met bergen papier, waarbij het al een tijdrovende kunst op zichzelf blijkt
de nuttige informatie eruit te filteren. Het komt daarbij nog maar al te vaak voor dat belangrijke be
slissingen even snel door de commissies worden gehaald, zonder dat de kans wordt geboden de voorstel
len zorgvuldig te beoordelen. Eventuele alternatieve oplossingen worden daarbij zeker niet op prijs
gesteld, dat werkt immers alleen maar vertragend.
Van de gemeenteraad wordt verwacht dat hij de politieke keuzes maakt, maar op die keuzemoge
lijkheden wordt meestal het zicht ontnomen door een complexe veelheid van regelingen, circulaires en
wetmatigheden, die niet op gemeentelijk niveau ter discussie gesteld kunnen of mogen worden. Als ge
volg daarvan is het soms nauwelijks meer een politieke keuze te noemen, die de gemeenteraad uitein
delijk maakt, maar meer een resultante van het afwegingsproces in het kader van de voor de gemeen
te meest haalbare of goedkoopste mogelijkheden. Het politieke wensenpakket van het gemeentebestuur
wordt steeds sterker beperkt door allerlei maatregelen van hogere overheden. Als deze ontwikkeling
niet wordt gestopt, zal de politieke autonomie van de gemeenten binnen niet al te lange tijd nauwe
lijks meer iets voorstellen. Daarom mag de gemeenteraad zich niet al bij voorbaat aanpassen en onder
geschikt maken aan allerlei maatregelen van de rijksoverheid en haar ambtenaren. Hij zal op basis van
zijn eigen verantwoordelijkheid de politieke keuzes en wenselijkheden moeten formuleren en bevech
ten. Overal heeft men de mond vol van decentralisatie van bestuur, maar wat kan dat anders voorstel
len dan een wassen neus als "Den Haag" blijft beslissen waarvoor wel of niet de benodigde geldmidde
len beschikbaar kunnen worden gesteld? Het is toch te gek dat Leeuwarden niet veel meer kan doen
dan maar afwachten hoe de minister uiteindelijk beslist over de vraag of bij voorbeeld Vegelinbuurt
of Molenpad gerehabiliteerd dan wel gesloopt zullen worden? Het kan zelfs mogelijk blijken dat één
ambtelijk advies zwaarder zal wegen dan alle inspraak, raadsbesluiten en adviezen tesamen. In dit
verband wil ik mij wel met nadruk afzetten tegen de verregaande minachting die de VVD-fractievoor-
zitter in zijn algemene beschouwing ten toon spreidt ten aanzien van wat hij noemt het inspraakspel
Hij noemt dit in verband met de uitbreiding van de CCF op de sportvelden van de Greuns, nota bene
een van de weinige gebieden waar wij wel een rechtsgeldig bestemmingsplan hebben en waar de in
spraak van de bewoners - noem het wat mij betreft maar het mede-beslissingsrecht van de bewoners -
heel duidelijk geregeld is.
Onze twijfels over het democratisch gehalte van ons parlementair stelsel vloeien niet alleen voort
uit bovengenoemde ontwikkelingen - ik bedoel dan de decentralisatie -, maar worden ook gevoed door
de wijze waarop in onze gemeente raadsbesluiten tot stand komen en uitgevoerd worden. De raad heeft
als gekozen vertegenwoordiger van de bevolking een te beperkte invloed op de beleidsvoorbereiding.
Daarentegen heeft onzes inziens het ambtelijk apparaat een te grote invloed. Vanuit haar specifieke
deskundigheden worden al in een vroeg stadium keuzes gemaakt en het tempo van behandeling bepaald.
Het blijkt maar al te vaak dat tegen de tijd dat voorstellen de raad bereiken, deze in feite al niet meer
voor verandering vatbaar zijn. Het meest recente en duidelijke voorbeeld hiervan is wel de gang van
zaken rond de aanleg van de parkeer-atoomschuiIkelder onder het Wilhelminaplein. Het is onvermijde
lijk dat er, vaak onder de druk van de tijd, gedacht, gepraat en geschreven moet worden door onze
ambtelijke deskundigen, voordat de voorstellen een enigszins presentabele vorm hebben aangenomen.
Dit mag er echter niet toe leiden dat de raadsleden in een te laat stadium worden betrokken bij de keu
zes die gemaakt moeten worden. Raadsvoorstellen worden soms als het ware "verkocht" aan de raad. De
raad is vrijwel nooit in staat een keuze te doen uit verschillende mogelijkheden om een bepaald pro
bleem op te lossen. Die keuzes zijn er vaak wel, maar zijn onderweg al gesneuveld in het ambtelijk
apparaat voordat ze de raad of de commissies bereiken. Eén voorstel wordt dan als het meest haalbare
aan de raad gepresenteerd en de argumentatie wordt daarop toe geschreven, zodat de raad - althans de
meerderheid - te veel en te vaak alleen nog maar de mogelijkheid ziet om "ja" te zeggen tegen pan
klare voorstellen, zonder daadwerkelijk betrokken te zijn bij de beleidsvoorbereiding. Men ontkomt
menigmaal niet aan de indruk dat de diverse raadscommissies en functionele raden worden beschouwd
als democratische franje van een steeds deskundologischer bestuurssysteem of hoogstens als een plaats
waar de neuzen geteld kunnen worden om te kijken of een bepaald voorstel in de raad wel haalbaar is.
Er is bij raads- en commissieleden en dus zeker ook bij het belangstellende deel van de bevolking
maar al te vaak sprake van een te grote achterstand in relevante informatie ten opzichte van de betrok
ken ambtenaren en wethouders. Er is weinig bereidheid om van een eenmaal ingeslagen weg af te wij
ken. Sommige commissies, zoals bij voorbeeld de Commissie Onderwijs, komen pas na veel aandrang
van de raadscommissieleden op de betreffende wethouder bijeen. (De heer Ten Brug (weth.): De wet
houder bepaalt niet of de commissies bijeenkomenAndere commissies komen op de meest onmogelij
ke tijden bijeen en het voornaamste doel lijkt vaak om zo snel mogelijk de agenda af te werken. Met
nadruk wil ik hierbij stellen dat het bovenstaande niet voor iedere commissie in even sterke mate geldt,
veel hangt ook af van de kwalitatieve samenstelling van de commissie, hoe het voorzitterschap wordt
vervuld en op welke wijze de ambtelijke ondersteuning is geregeld.
Wij realiseren ons dat er vaak veel van onze ambtenaren wordt geëist en dat er in het algemeen
hard wordt gewerkt. Wij hebben daar ook grote waardering voor. Toch zijn wij van mening dat de in
vloed van de ambtenaar op het gemeentebeleid fe groot en tegelijk te onduidelijk is, waardoor het voor
het doorsnee raadslid oncontroleerbaar en ondoorgrondelijk blijft. Om deze reden blijft voor ons de dis
cussie omtrent de eenzijdige politieke gezindheid van de ambtenarentop nog steeds actueel, hoewel wij
ons goed kunnen voorstellen dat vooral het college van b. en w. een oordeel op dit punt uit de weg gaat
en de zaak liever in de doofpot stopt. Zolang echter de invloed van de ambtenaar op de beleidsvoorbe-