8
mee kunnen aanbrengen. Per slot van.rekening is het zo dat wij voor een voldongen feit staan. Wij
hebben ook geen tijd meer voor overleg. U weet dat het aanvankelijke plan zes miljoen omvatte, wat
is teruggebracht tot vier miljoen. Wij ontvangen daarbij een belangrijke bijdrage van de provincie,
namelijk tot bijna vijftig procent van de kosten. Een en ander betekent echter wel dat dit gebouw ui
terlijk 1 augustus aanstaande gereed moet zijn. Is het gebouw dan niet klaar, dan verbeuren wij voor
iedere maand dat het werk langer duurt, een ton aan boete aan de provincie. De provincie gaat dit
namelijk korten op haar bijdrage. Welnu, dit alles stelde ons in augustus II. voor een situatie, waar
in wij hebben gezegd: doorgaan ermee, wij hebben geen tijd meer om nog terug te schakelen, om
nog terug te koppelen. U moet maken dat u het werk klaar krijgt. Men is er dus mee begonnen en wij
staan voor de situatie dat het schilderwerk nu moet gebeuren, omdat wij anders de kans lopen dat het
over. één of twee jaar een aanmerkelijk hogere post zal betreffen, met alle gevolgen voor het functio
neren van de bibliotheek van dien.
De heer Jansma sluit zich in zekere mate ook aan bij de kritiek van mevrouw Wielinga. Ook hij
meende erop te kunnen rekenen dat deze zaak voor die vier miljoen "in kalk en cement" zou komen;
wel, wij weten nu dat dit niet kan. Verder vroeg de heer Jansma of dit het eind was. Dat is beslist
niet het geval, zoals ik heb gezegd. Op langere termijn zullen wij voor extra kosten komen te staan
met betrekking tot het instandhouden van het Beursgebouw als geheel.
Het uurwerk, dat verwijderd is door Frigas, behoort tot het totale aanzicht van het monument. Ik heb
hierover contact gehad met de architect. Hij had beloofd dat hij mij nog voor de raadszitting terug zou
bellen. Dat is niet gelukt, maar dit punt heeft zijn volledige aandacht. Hij weet niet of het uurwerk,
zoals dat op het ogenblik functioneert, weer terug kan worden geplaatst. Hij zal daarover contact op
nemen met Frigas. De klok behoort als zodanig bij het exterieur van het gebouw en zal daarin weer
zijn plaats moeten vinden. Of het uurwerk, zoals dat op dit ogenblik is, daarvoor moet dienen of dat
een ander mechanisme kan worden ingezet, zal nog nader worden bekeken. Van de heer Jansma heb
ben wij al begrepen dat op de plaats, waar eertijds de gewichten hingen, nu toiletten zijn.
De heer Schaafsma constateert dat deze overschrijding van de kosten voor de verbouwing - men
kan haast wel spreken van een restauratie in plaats van onderhoud - op zich niet een groot percenta
ge uitmaakt. Hij heeft daarin gelijk, maar hij zal er bij moeten verdisconteren dat er meer extra kos
ten zullen komen, zoals ik al heb uiteengezet.
Mevrouw Wielinga—Graansma: Het antwoord van de heer De Vries is niet geheel en al bevredigend.
Als men zegt dat er veel extra kosten zullen komen, dan moet men dat niet op het schilderwerk gooi
en. Ik vind dat wat vreemd. Het staat namelijk wel degelijk in de begroting opgegeven. Wij hebben
er toen speciaal naar gevraagd. Voor het onderhoud staat er een aparte post op de begroting van
120.000, In de toelichting worden de verschillende posten voor het schilderwerk nader aange
duid. Ik wil dan weieens weten wat dan wel in de post op de begroting is opgenomen, als nu 190.000,
extra moet worden berekend. Ik meende dat het in totaal om twee ton ging.
De heer Geerts: In april 1979 is deze zaak in de Commissie voor Openbare Werken behandeld.
Daarna is de commissie niet meer ingeschakeld. Er waren onduidelijkheden, die wethouder De Vries
nu toch wel heeft opgehelderd. Ik dacht dat het goed zou zijn geweest als de commissie ook tussen
tijds was ingeschakeld. Ik vermoed dat dan van tevoren veel onduidelijkheden waren weggenomen.
Het voorstel, zoals het er nu ligt, moet naar mijn mening wel doorgaan, maar ik stel wel voor dat
de wethouder de Commissie voor Openbare Werken achteraf precies op de hoogte stelt van wat er aan
de hand is, opdat de commissie in ieder geval mee kan doen wat dit soort beslissingen betreft.
De Voorzitter: Voor alle duidelijkheid wil ik nog wel zeggen dat de klok niet kan worden terug
gedraaid. Wel kan de Commissie voor Openbare Werken indringender dan nu een explicatie worden
gegeven over dit geval. Wethouder De Vries wordt als gast uitgenodigd in deze commissie om een en
ander nader uiteen te zetten.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toe
zegging van de voorzitter.
Punt 24 (bijlage no. 67).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 25 (bijlage no. 76).
De heer Schagen: Ik wil allereerst het college complimenteren met dit raadsvoorstel. Het is een
primeur dat een gemeentelijk waarborgfonds wordt ingesteld. Mijn compliment houdt dan echter wel
op, want de problematiek achter deze zaak is natuurlijk in- en in-triest. Wij moeten de problematiek
van de mensen die een beroep op dit waarborgfonds moeten doen, niet onderschatten. Naast allerlei
financiële problemen spelen ook persoonlijke en gezinsproblemen mee. De problemen van deze men
sen worden vaak veroorzaakt door allerlei "agressieve" reclametechnieken en door instellingen die op
vrij gemakkelijke wijze kredieten verlenen. De Volkscredietbank kan een gedeelte van deze nood
lenigen, de GSD kan dit ook voor een gedeelte, maar is daarbij gebonden aan de regelingen van de
Bijstandswet. Een waarborgfonds kan dan inderdaad een oplossing zijn voor individuele noden, die
niet worden ondervangen door de Volkscredietbank en de GSD. Alleen, het is slechts een oplossing
van de individuele nood. Er zou eigenlijk ook een soort maatschappelijke oplossing moeten zijn, waar
in juist instellingen, die op een zeer gemakkelijke wijze kredieten verlenen aan mensen die het ei
genlijk niet kunnen dragen, zouden moeten worden aangepakt. Hetzelfde geldt voor de agressieve re
clameboodschappen, die mensen heel snel verleiden tot aankopen die zij niet kunnen betalen. Ik denk
hierbij ook aan vorming van mensen, om zich hiertegen te weren.
Ik heb nog wat vragen over de uitwerking van een en ander. Ik ben erg benieuwd naar de te han
teren criteria, op basis waarvan wel of niet een bijdrage uit dit fonds wordt gegeven. In welke kring
of commissie zal daarover worden gepraat? Een laatste vraag is deze. Waarom is dit voorstel niet in
een van onze commissies geweest?
Mevrouw Zondag—Demes: Als lid van de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst wil ik
graag een opmerking maken over de laatste zin van deze raadsbrief over het instellen van een gemeen
telijk waarborgfonds. Genoemde commissie is, heb ik mij laten vertellen, nu ruim anderhalf jaar ge
leden akkoord gegaan met dit voorstel. Naar aanleiding van een notitie van 10 mei 1978 is deze zaak
op die zelfde datum aan de orde geweest in de vergadering van de Commissie voor de GSD. Reeds in
de vorige zittingsperiode is men dus al akkoord gegaan. Verdween het voorstel toen in de ijskast en
ligt het nu in de hete oven? Ik vind het jammer dat de huidige commissieleden, onder wie drie nieu
we raadsleden, via deze notitie, klaargelegd bij de stukken in de Leeskamer, op de hoogte zijn ge
steld. Was het niet nuttiger geweest dat wij als commissieleden deze informatie eerder hadden ont
vangen? In de vergadering van de commissie op 21 januari jl. had bij voorbeeld een nadere toelich
ting op deze notitie kunnen worden gegeven.
Bovendien rijst bij mij de vraag of de Raad voor de Maatschappelijke Dienstverlening hierbij niet
ingeschakeld had kunnen worden. Ik zeg dit niet vanwege de Raad voor de Maatschappelijke Dienst
verlening maar vanwege de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst, omdat wij in de commis
sie meermalen hebben gesproken over de taakstelling ervan. Mijn fractie vraagt zich af of er wat het
gemeentelijk waarborgfonds betreft een taak ligt voor de Commissie voor de GSD. Ik bedoel dit. Wij
zien de noodzaak van het instellen van zo'n fonds in. Het moet echter uitsluitend bedoeld zijn voor
zeer ernstige gevallen. Wel lijkt het ons zinvol om de Commissie voor de GSD te betrekken bij de te
stellen voorwaarden; zie punt 3 van het besluit bij deze raadsbrief. Mijn fractie stelt ook voor de com
missie te betrekken bij het vaststellen van het bedrag voor 1981Bovendien vinden wij dat het in het
besluit genoemde bedrag, hoewel de Stichting Volkscrediet ook voor vele andere gemeenten werkt,
alleen beschikbaar moet zijn voor de Leeuwarder cliënten.
Tot slot wil ik graag vernemen of de 80%-regeling sociale zorg hierop ook betrekking heeft. Met
andere woorden, staat Leeuwarden hier alleen voor of kan op grond van de 80%-regeling ook nog een
bijdrage van het rijk worden verwacht?
Mevrouw Waalkens: Het voorstel inzake het instellen van een gemeentelijk waarborgfonds heeft
onze bevreemding gewekt. Dit geldt met name de zinsnede aan het eind van dit voorstel, die zegt
dat de Commissie voor de Gemeentelijke Sociale Dienst zich kan verenigen met dit voorstel. Ten
eerste vond de vergadering, waarin het waarborgfonds ter sprake kwam, plaats op 10 mei 1978, in
de vorige raadsperiode dus. Ten tweede zijn er door de commissieleden alleen vragen gesteld en is
niet genotuleerd dat de commissie akkoord ging. Een omgekeerde bewijslast dus: niet nee zeggen,
betekent dus ja zeggen. Ten derde werd in het voorstel voor die vergadering ook de mogelijkheid
geopperd om benadeelden, zoals Frigas, woningcorporaties etc., te verzoeken ook deel te nemen in
een in te stellen fonds. Redenen genoeg om wat mij betreft deze zinsnede als niet geheel ter zake doen
de te beschouwen.
Verder zij opgemerkt dat op 5 september 1978 een advies van de afdeling Financiën ten aanzien