- 20 -
nota. Het ging daarbij ook om bezwaren die reeds in de Commissie Een
goede raad aan de orde zijn geweest. Op deze bezwaren ingaan, lijkt mij
niet thuishoren op deze informatieve raad. Een en ander moet straks tot
uitdrukking komen in de raadsvergadering waarin een beslissing moet wor
den genomen over verschillende punten, want anders zouden wij gewoon een
doublure krijgen. Wij zullen dus nu proberen in te gaan op enkele exacte
vragen en informatie geven.
Onder meer mevrouw De Haan heeft gevraagd waarom wat een commissie
voor bestuurlijke aangelegenheden betreft voor een commissie van advies
en bijstand en niet voor een raadsadviescommissie is gekozen. Deze com
missie voor bestuurlijke aangelegenheden zou min of meer de huidige Com
missie Een goede raad zijn, die dan met een meer algemene taakstelling
zijn werk gaat voortzetten. In feite werkt deze commissie al min of meer
op deze wijze.
Met betrekking tot de gestelde vraag moet ik verwijzen naar onze
algemene benadering ten tijde van het instellen van onze commissies. Wij
maakten toen een keuze tussen raadsadviescommissies en commissies van
advies en bijstand. Ik beperk mij tot deze twee, omdat het daar in dit
verband om gaat. Als u de Gemeentewet raadpleegt, dan is er een duide
lijk onderscheid tussen beide soorten commissies. Ik moet wel opmerken
dat diverse gemeenten in Nederland, de meeste zelfs, dit onderscheid ge
woonweg niet maken. Wij hebben de wat meer formele weg gekozen en ge
steld dat die commissies, wier eerste taak het is om de raad te adviseren
over voorstellen van b. en w. aan de raad, raadsadviescommissies zijn.
Wij hebben daarbij om praktisch te kunnen werken afgesproken - zo dit
niet was gebeurd, hadden wij overal een dubbele "set" commissies moeten
hebben, bij wijze van spreken - om die commissies in een eerder stadium
in te schakelen, met het oogmerk om de raad op een zo vroeg mogelijk
tijdstip te betrekken bij het op gang komen van allerlei voorstellen.
Wij hebben dit toen aangeduid als de wisselwerking tussen de raad en
b. en w.die daaraan vooraf gaat. De primaire taak is het geven van ad
viezen aan de raad over voorstellen die b. en w. hebben uitgewerkt.
Commissies van advies en bijstand zijn die commissies, waarbij het
accent ligt op het adviseren aan b. en w. In het overgrote deel van de
gevallen hebben b. en w. nog helemaal geen standpunt ingenomen, als die
commissies al met de betreffende onderwerpen bezig zijn. Wij hebben dat
ook erg consequent doorgevoerd. Ook die commissies gebruiken wij echter
weer als raadsadviescommissie, wanneer wij op het terrein van die com
missies bepaalde voorstellen aan de raad doen, want anders zou er hele
maal geen commissie aan te pas komen vóór bepaalde voorstellen bij de
raad komen; wij hebben namelijk niet een dubbele "set" commissies. Een
- 21 -
mooi voorbeeld vindt u in de sector sport. Wij hebben geen raadscommis
sie voor de sport, hoewel wij ondertussen wat de coördinatie betreft
wel de Commissie voor welzijnsaangelegenheden hebben ingesteld. Als zo
danig hebben wij echter geen raadscommissie voor de sport en zo zijn er
meer voorbeelden te noemen.
In het geval, waar wij nu over spreken, ligt het accent duidelijk
op het adviseren aan b. en w. over de gang van zaken met betrekking tot
bestuurlijke aangelegenheden; zo is het ook in de Commissie Een goede
raad besproken. Er zijn niet zo vaak voorstellen die, zoals bij voor
beeld bij een Commissie voor de ruimtelijke ordening, een Commissie
voor welzijnsaangelegenheden en een Commissie voor openbare werken het
geval is, uitmonden in concrete raadsvoorstellen, waarover geadviseerd
moet worden. Het belangrijkste is dat er een commissie wordt ingesteld,
die bestaat uit raadsleden. U moet dit meer zien in het kader van de
totale benadering die wij hebben gevolgd bij het instellen van onze
commissies. De commissie past dan in die categorie.
Mevrouw De Haan heeft ook in verband met de evaluatie van het func
tioneren van raden en commissies een vraag gesteld. In het verleden is
al eerder over deze materie gesproken en ook in de Commissie Een goede
raad is het aan de orde geweest. Er wordt regelmatig geëvalueerd, in
principe eens in de vier jaar. Men moet immers niet alle dagen hiermee
bezig zijn, maar men moet wel de vinger aan de pols houden. Men moet
geen commissies handhaven, waarvan blijkt dat ze niet (meer) zinvol zijn.
Men moet de moed hebben om aan te passen. Aan de andere kant kan men het
zich ook niet permitteren om regelmatig de hele "winkel" over de kop te
halen, als ik het wat populair mag stellen. Naar mijn mening is het be
leid, dat wij de afgelopen tien jaar met elkaar hebben gevoerd, ook wel
zodanig geweest: twee keer, bij de wisseling van de wacht van de raad,
zijn er toch min of meer ingrijpende voorstellen gedaan om bepaalde wij
zigingen - aanpassingen - aan te brengen.
Nu de concrete vraag van mevrouw De Haan of wij geen toetsingscri
teria kunnen vaststellen die bij die evaluatie worden gebruikt. Ik moet
u tot mijn spijt zeggen dat ik geen kans zie om daarvoor criteria op te
stellen. Het is een wisselwerking. Hoe ervaren de commissies zelf hun
werkwijze? Daarover oriënteren wij ons zo goed mogelijk. Wat is de in
druk van de raad? Welke indruk hebben b. en w. opgedaan? Er voltrekt
zich een proces en ik geloof dat dit proces bij de verschillende raden
en commissies zo divergerend is dat men nauwelijks criteria kan opstel
len die men dan zou moeten volgen. Tenzij men natuurlijk een zeer alge
meen criterium stelt, namelijk dat het zinvol moet zijn dat de raden en