12
Dat de PvdA landelijk pleit voor meer woningwetwoningen, lijkt mij heel zinnig. In het land
bleken minder premiewoningen te worden gebouwd. Hoe een en ander in Leeuwarden uitpakt, moe
ten wij dus nog even afwachten. Misschien ligt het hier wat gunstiger. Bovendien zijn er in Neder
land heel wat streken waar veel minder woningwetwoningen staan dan in Leeuwarden.
Ik meen dat ik het nu wel heb uitgelegd en wie dan toch nog meent dat hij een ander politiek
ergens op moet vangen, die moet daar dan maar mee verder gaan.
De hear Miedema: Ik hie de hope hawn dat wethalder De Pree noch op myn fragen oer de sintrale
tawizing yngean soe. (De Foarsitter: Hy hat wol it wurd frege, mar ik haw dat forgetten. Miskien kin
hy tuskentiden even andert jaen op jou fragen foardat jo réagearje.) It kin om my straks wol. As it
nedich is, dan krij ik gewoan in tredde ynstansje. (Laitsjen)
Ik wol it noch wol hawwe oer de opbou fan de bifolking. De seal stiet bol fan opmerkings oer
preemje-A en preemje-B. De bigripen wizigje om it healjier. It giet der lykwols allinne mar om
dat wy foar de minsken dy't in hus fannede binne hüzen bouwe, dy't goed wêze moatte. Hoe't it dan
hyt, der kin men dochs gjin tou oan fêstknoopje, hwant it foroaret stees wer. Dat jowt neat, mar der
is yndied mear to redden, lykas mefrou Brandenburg seit, as "in suchtsje". Oant nou ta hat it kolleez-
je lykwols kans sjoen om troch in omskeakeling fan preemjekeapwenten nei preemjehierwenten in great
part fan de problematyk op to lossen. De kans dat dit ek yn de fierdere takomst kin, is net Gnfoarstel-
ber. Yn wezen sykje nammers ek de bilizzers in rendemint yn dingen der't dat yn ridlikheit meigroeit.
As der ien ding is dat yn hier omheech giet, dan binne dat huzen. Yn dat ramt bisjoen bitsjut dat,
nou't it der net makliker op wurdt om rendemint to krijen, dat tagelyk mei it ynstoarten fan de wen-
ningmerk de bilizzers harren ré forklearje om reéle oantallen wenten yn de preemjehiersektor to bou
wen.
In fraech dy't ik noch stelle wol is dizze. Forline jier haw ik ris in map mei dokumintaesje oer
de "bezitswoning" ynlevere by it kolleezje ta neijere stódzje. It wie op dat momint in aerdich plan,
mar it is nou in tige aerdich plan. Bisitswenten losse yn dizze omstannichheden fan hjoeddedei noch
mear op as doe't ik it plan oanbea. Ik bin allinne binijd hwat it kolleezje dermei dien hat en hwan-
near't men mei in eksakt foorstel komt. Yn it ramt fan it gehiel is dit neffens my wol bilangryk. Fier-
ders krij ik noch' in andert fan wethalder De Pree en dan bin ik tofreden.
De heer Van der Wal: De wethouder baseert de voorgestelde woningverdeling grotendeels op een
verschuiving van exploitatie-opbrengst c.q. -tekorten, zoals hij dat ook in de Commissie voor de
ruimtelijke ordening heeft gedaan. Hij zegt dat wij, als wij meer premiekoopwoningen A bouwen,
ook meer vrije-sectorwoningen moeten bouwen, omdat het een het ander moet compenseren. Het re
sultaat daarvan is dat de woningwetsector net zo goed met 10% in aantal vermindert vergeleken met
de eerste fase. Ik sta veeleer een andere benadering voor. Waaraan is op dit moment voor zover wij
dat in redelijkheid kunnen bekijken de grootste behoefte? Er is niet behoefte aan een verhoging van
de vrije sector van 20% naar 25% en het handhaven van het percentage premiekoopwoningen B, maar
wel aan woningwetwoningen. In Leeuwarden is op dit moment een tekort aan dat type woningen en
dus moeten wij dit soort woningen ook gaan bouwen, daarvan blijf ik overtuigd.
Ik had het in de vergadering van de Commissie voor het Grondbedrijf over de financiële achter
gronden van de sectorverdeling willen hebben - dat wist men ook -, maar deze commissie vergaderde
op een heel ongebruikelijk tijdstip, waarop ik per se niet kon. Ik weet niet in hoeverre mijn colle
ga's in die commissie een en ander verder hebben uitgediept, maar ik heb er tot nu toe in ieder ge
val niets van gehoord. (De heer Rijpma (weth.): De commissieleden hebben elke inlichting gekregen
die ze hebben gevraagd.) Dat wil ik best aannemen.
Mevrouw Brandenburg is, wat ik op zich zeer waardeer, ingegaan op mijn "uitdaginkje" en heeft
uitgelegd waarom Leeuwarden met een relatief groot aantal laag geschoolden en daardoor vaak helaas
ook lager (betaalden zit. Dat verhaal kende ik inderdaad al. Het is ook niet voor niets dat de poli
tieke verhoudingen in deze raad is zoals hij is. Dat mag de PvdA zich dan ook weieens goed in de
oren knopen. Ik vind het helemaal geen slecht beleid dat in Leeuwarden een groot aantal woningwet
woningen zijn gebouwd en dat er dus is gebouwd voor de behoefte die er was. Ik vind ook dat dit be
leid moet worden gehandhaafd. De verdeling die ik voorstel - 40-40-20 - levert een heel redelijke
verdeling in deze nieuwbouwwijk op. Bovendien is de kans groter dat de negatieve effecten van het
praktisch stopzetten van de doorstroming worden opgevangen. Doordat met name de koopsector in
stort, is het doorstromingseffect des te minder. Wij blijven er dus bij dat die woningen gebouwd moe
ten worden waaraan de grootste behoefte is en zeker niet woningen waarvan op het ogenblik in de
markt een achteruitgang valt te constateren, j
De wethouder zegt ook nog dat de portie gesubsidieerde woningbouw die Friesland krijgt een van
13
de kleinste porties van het land is. Daarom matigen wij wat in Camminghaburen, zodat wij in de stads
vernieuwingsgebieden misschien net binnen ons contingent blijven. (De heeriVan den Eist: Als er niets
valt te verdelen, dan kunnen wij dat niets toch niet hier bouwen?) Ik vind het volstrekt fout om ons
wat dit soort zaken betreft eigenlijk maar zonder slag of stoot bij een verordonnering uit Den Haag
neer te leggen. (De hear Miedema: Dou moatst dit nei dyn party yn de Twadde Keamer spylje. Nou
hastou dy net, mar Als wij ons maar weer aanpassen zoals wij bijna altijd doen, dan zegt Den
Haag weer: zie je wel, Friesland krijgt de kleinste portie en dat kun je ook maar het best aan die pro
vincie geven want zij passen hun plannen keurig aan. Bij een volgende bezuiniging is Friesland weer
de eerste die de klappen krijgt, want als er al een probleem is, dan wordt het probleem zeker niet ge
maakt. Ik vind dat een foute gang van zaken en zeker geen argument om het aandeel woningwetwo
ningen nu maar te verlagen.
Inderdaad is het wel enigszins juist dat de nu voorgestelde werkwijze naar de door mij verdedig
de werkwijze toegroeit, alleen, Ik had dan liever gezien dat niet de architect, die belast is met de
kwaMteit van het werk, in een vroeg stadium van het proces wordt uitgeschakeld en pas later wordt
ingeschakeld, maar dat juist de opdrachtgever pas in een later stadium wordt ingeschakeld. Volgens
de nota blijken daar immers de knelpunten te zitten. Het is steeds de opdrachtgever die dwarsligt en
nadere eisen stelt. Omdat de architect van deze opdrachtgever - het woord zegt het al - zijn opdrach
ten krijgt, geeft die het door. Nu besluiten wij tot de voorgestelde werkwijze die naar mijn overtui
ging de oorzaak van de moeilijkheden niet wegneemt en bovendien wel een gevaar voor de planvor
ming inhoudt. Ik vind dit een kwalijke zaak en om die reden zullen wij dan ook tegen de voorgestel
de werkwijze en de betreffende onderdelen stemmen.
De heer Je Beer: Een korte opmerking. Ik heb in eerste instantie al gezegd dat wij niet willen tor
nen aan de voorgestelde verdeling. De argumenten van de wethouder hebben ons alleen maar gestaafd
in deze mening.
De Voorzitter: Ik constateer dat geen van de raadsleden in tweede instantie nog het woord wil voe
ren en daarom geef ik allereerst wethouder De Pree de gelegenheid om in te gaan op de opmerkingen
van de heer Miedema over de kwestie van de centrale registratie.
De heer De Pree (weth.): Als ik de heer Miedema goed heb begrepen, dan heeft hij gezegd dat er
getallen zijn over de behoefte aan woningen in de categorie alleenstaanden en tweepersoonshuishou
dingen, maar vraagt hij zich daarbij af of die getallen, die in de duizenden lopen, wel kloppen en
of de centrale registratie hierin enige duidelijkheid kan brengen. Wij moeten naar mijn mening twee
dingen uit elkaar houden als het om de categorie 1+2 gaat. Aan de ene kant is er het benodigde aan
tal wooneenheden voor een- en tweepersoonshuishoudingen. Uit de laatste gegevens blijkt dan dat wij
wat deze categorie betreft in Leeuwarden tegen de 60% aanlopen. Daarmee lopen wij niet zover ach
ter bij een aantal steden in het Westen. Een en ander hangt ongetwijfeld samen met de plaats die Leeu
warden op het gebied van de onderwijsvoorzieningen inneemt, zoals hoger beroepsonderwijs en weten
schappelijk onderwijs. Dat is dus één kant van de zaak. De andere kant wordt gevormd door de behoef
ten van de categorie een- en tweepersoonshuishoudingen. Men kan op zeker moment wel constateren
dat het aantal een- en tweepersoonshuishoudingen 60% van het totaal bedraagt, maar daarmee is nog
niets gezegd over de woningbehoefte. Bij deze categorie wenst bij voorbeeld een x-percentage een
eengezinswoning wat het aantal kamers betreft, een x-percentage wenst minder kamers en een x-per
centage wenst nog minder kamers.
Wat de aantallen een- en tweepersoonshuishoudingen betreft zal het ongetwijfeld zo zijn dat de
centrale registratie opschonend werk verricht, in die zin dat de fabelachtige aantallen woningzoeken
den die worden genoemd ook in deze categorie wel wat lager zullen uitvallen dan wij nu vermoeden.
Velen hebben zich bij voorbeeld wel twee of drie keer aangemeld. Het beeld zal dus wat reëler wor
den, maar het aantal zal ongetwijfeld vrij hoog blijven. Wij hebben echter geen inzicht in de behoef
ten van die categorie, behoudens de resultaten van een onderzoek dat enkele jaren in opdracht van de
stuurgroep een- en tweepersoonshuishoudingen is uitgevoerd. Uit dit onderzoek bleek overigens dat
ook in Leeuwarden - het is echter tevens het landelijke beeld - de behoefte van deze categorie zo ge
differentieerd is dat een belangrijk percentage daarvan opteert voor wat wij een "normaal" huis noemen,
een eengezinswoning. Om wat meer inzicht te verkrijgen in de vraag hoe die aantallen zich verhouden,
kan hetgeen bij een volgend punt van de agenda van vanavond wordt behandeld een bijdrage leveren.
Een laatste opmerking is deze. Misschien zwak maar niet helemaal irreëel is het argument dat,
wanneer in Camminghaburen 25% van het aantal woningen kleine woningen is, alleen al het feit dat
wij zonder de preciese cijfers te kennen weten dat de behoefte aan kleine woningen in ieder geval