4 tot aan het aangekochte geheel te liggen. Wij hebben gezegd er geen enkele moeite mee te hebben deze mensen toe te zeggen dat de woning op zichzelf niet weer zal worden gebruikt voor bewoning, dus dat er geen andere mensen zullen worden gehbisvest. Wij hebben overwogen om op die plaats de centrale werkplaats voor de Dienst voor Sport en Recreatie te bouwen. Een en ander gaat echter min der snel dan wij dachten. Wij hebben nu een tijdelijke oplossing gevonden, in die zin dat wij het pand volledig kunnen ge bruiken voor de opslag van de spullen van de Dienst voor Sport en Recreatie. Deze spullen zijn op het ogenblik ondergebracht in een nissenhut van de Grontmij, die op korte termijn wordt afgebroken. Het voorhuis kan dienst doen als schaftruimte voor de medewerkers van de Dienst voor Sport en Recreatie tot het moment waarop wij de centrale werkplaats voor deze dienst gaan realiseren. Deze werkplaats zal op de plaats, waar nu het pand van de familie Peenstra staat, komen. Ik dacht dat wij de familie Peenstra in geen enkel opzicht materieel tekort hebben gedaan. Zij hebben toentertijd voor hun perceel de prijs gekregen die ervoor stond en bovendien hebben zij een be drag ontvangen voor herhuisvesting. De verhuizing heeft een dezer dagen plaatsgevonden. Men dringt er nu op aan het pand af te breken. Dat zou echter kapitaalvernietiging inhouden, terwijl wij deze panden op dit moment uitstekend kunnen gebruiken voor het doel dat ik zonet heb genoemd. De heer Bijkersma: De wethouder zegt dat de familie Peenstra materieel niet tekort is gedaan. Dat hebt u mij ook niet horen zeggen. Naar mijn idee voelt deze familie zich emotioneel tekort gedaan. Zij schrijven op 13 augustus 1980 aan u: "Hoewel deze onderlinge overeenkomst op 12 augustus 1980 door de wethouder van Sport en Recreatie nog weer is bevestigd Dit betreft dan de afbraak van de boerderij. U geeft hierop in uw brief echter geen antwoord. Men zou dus zeggen dat er in de over eenkomst niet over afbraak werd gesproken. Ik begrijp best dat er geen nieuwe onderhandelingen moe ten plaatsvinden. Er is een transactie geweest en in die transactie heeft niets gestaan over afbraak van de boerderij. Iedere burger moet wel weten wat hij ondertekent. Deze mensen zijn echter zeer emoti oneel gebonden aan dit gebouw. De familie Peenstra zou het vermoedelijk niet verdragen als iemand anders zich in dit gebouw zou vestigen. Mijn vraag is dan ook of het mogelijk is nog eens om de tafel te gaan zitten met dezelfde onderhandelaars van toen en te zeggen: de zaak is toen wel geknipt maar zo wordt hij niet genaaid, we doen het nu anders. De onvrede die nu bij deze familie heerst, zou dan misschien enigszins weggenomen kunnen worden. Daar gaat het mij om. De heer Pruiksma: Ik heb nog geen antwoord gehad op mijn vraag wat de reactie van het college is op de brief van 16 september 1980 van de heer Talsma. Nu ik toch in tweede instantie aan het woord ben, wil ik hier nog een vraag aan vastknopen. Zijn de Peenstra's vrijwillig weggegaan of op verzoek van de gemeente? De heer De Vries (weth.): Aan de suggestie van de heer Bijkersma is moeilijk te voldoen. In de praktijk is het erg moeilijk om over dit onderwerp tot een redelijke discussie te komen; ik kan dat al thans niet. Zou er nog wel een discussie moeten plaatsvinden, dan zullen andere mensen uit het be stuurlijke vlak dit moeten doen. Persoonlijk ben ik op deze zaak "afgebrand". In antwoord op de vraag van de heer Pruiksma kan ik het volgende zeggen. De heer Talsma vraagt niets in zijn brief, hij constateert alleen waarop men gerekend had. Wij moeten deze brief mijns in ziens dan ook als een registratie van verwachtingen voor kennisgeving aannemen. Ik zie het althans niet zo dat wij hier verder nog iets mee kunnen doen. De Voorzitter: Ik stel voor een brief aan deze familie te schrijven die iets meer inhoudt dan de kale bevestiging van datgene wat hier staat. Formeel zou de manier waarop het hier staat misschien wel juist zijn. Toch moeten wij mijns inziens ons best doen een brief te schrijven waarin wij een re delijke verklaring geven waarom wij helaas niet datgene hebben kunnen doen wat wij aanvankelijk van plan waren te doen. Ik constateer dat u hiermee instemt. De heer Pruiksma: Ik heb nog geen antwoord van de wethouder gekregen op mijn tweede vraag. Zijn de Peenstra's op eigen initiatief vertrokken of zijn ze daartoe uitgenodigd? Dan nog even iets over de opmerking van de wethouder over de brief van de heer Talsma. De heer Talsma heeft het hier feitelijk over een onderdeel van een overeenkomst. Moet ik nu begrijpen dat het college zegt: Dat is een onjuiste weergave van de heer Talsma? (De Voorzitter: Op uw laatste vraag hebt u al een antwoord gekregen, maar op uw eerste vraag nog niet.) Er werd door de wethouder ge zegd dat er sprake is van gewekte verwachtingen. (De Voorzitter: Ik verleen de wethouder het woord. 5 De heer De Vries (weth.): De familie Peenstra is volledig uit zichzelf vertrokken. Wanneer men daar was blijven wonen, zou men voor onbepaalde tijd het woongenot hebben kunnen houden. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de door de voor zitter gedane suggestie. Sub J. Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punten 3 t.e.m. 6 (bijlagen nos. 365, 370, 364 en 350). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w. Punt 7 (bijlage no. 352). De hear Miedema: Myn fraksje hat tsjin it bipaelde yn artikel 8 fan de forkeapoerienkomst sada- nige biswieren dat wy, sa't wy oan dizze kant fan de tafel sitte, tsjin dit untwerp stimme. De heer Bijkersma: Wij wijzen dit ook af. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat 11 leden van de CDA-fractie (uitgezonderd de wethouders) en 3 leden van de WD-fractie wensen te worden geacht tegen artikel 8 van de verkoopvoorwaarden te hebben gestemd. Punt 8 (bijlage no. 354). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 9 (bijlage no. 351). De Voorzitter: In de raadsbrief, die handelt over het aangaan van een overeenkomst van ruiling met betrekking tot in het gebied Camstraburen-Zuid gelegen onroerend goed, moet een kleine correc tie worden aangebracht. Onder b staat: "de gemeente in erfpacht afstaat Dit moet zijn: "de ge meente in eigendom afstaat Het besluit is wel juist. De heer Van den Eist: Ik heb twee vragen. Zowel in het ontwerp-besluit als in de raadsbrief staat dat het advies van de Commissie voor het Grondbedrijf mede ter inzage zal worden gelegd. Deze kwes tie is kort geleden in de Commissie voor het Grondbedrijf behandeld. Toen heeft ons niet die informatie bereikt die tot dit moment van vergaderen wel in de Leeskamer heeft gelegen. Daaruit moge blijken dat, in afwijking van de calculatiewaarde voor het bestemmingsplan Camstraburen-Zuid, in plaats van 100,200,per m2 had moeten worden berekend. Mijn fractie zegt nu niet direct dat deze fout zomaar zonder meer moet worden hersteld, gelet ook op de belangen die er zijn om tot realisatie van woningbouw op die plaats te komen. Wel zijn wij van oordeel dat de informatie, op grond waarvan de commissie een advies moet geven, zodanig "honderd-procentig" moet zijn dat die advisering adequaat kan plaatsvinden In het ontwerp-besluit onder de punten 8 en 9 wordt van ongeveer 83 ca vastgesteld dat binnen twee jaar na het verlijden van de akte deze grond alsnog zal kunnen worden aangeboden tegen een prijs van 100, Wij vinden dat, omdat het misschien problematisch is de eerdere fout nog te her stellen - de onderhandelingen zouden immers helemaal vanaf het begin heropend moeten worden -, voor grond die misschien nog verkocht zal worden de calculatie van het bestemmingsplan zal moeten worden gevolgd. De heer Rijpma (weth.): Afgezien van het feit of hier op basis van 200,per m2 dan wel op ba sis van 100,per m2 onderhandeld had moeten worden, er is uiteindelijk overeenstemming bereikt over een ruiltransactie. Dat betekent dat datgene wat door de ene kant is ingebracht op een bepaalde waarde door partijen is getaxeerd en geaccepteerd en dat datgene wat door de andere kant is ingebracht door partijen ook op waarde is getaxeerd en geaccepteerd. Wanneer onze inbreng verandert, dan ver andert automatisch de inbreng van anderen. Ik moet u zeggen dat de onderhandelingen op dit punt lang

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 3