Xlb Punt 15 (bijlage no. 378). De Voorzitter: Dit agendapunt betreft het vaststellen van de accommodatienota. De heer Schagen: Ik zal kort zijn, in tegenstelling wellicht tot andere sprekers in deze zaal. De accommodatienota ligt nu voor ons. Het is een wat zware bevalling geweest, maar goed, hij ligt er nu. De verwachtingen rondom deze nota waren vrij hoog gespannen. Ik denk echter dat die ho ge verwachtingen niet zijn uitgekomen. De reikwijdte van deze nota is beperkt te noemen, met name waar het gaat over overdekte sociaal-culturele organisaties op buurt- en wijkniveau, terwijl wij we ten dat tal van andere instellingen en groeperingen in de stad ook wensen ten aanzien van accommo datie hebben. In de raadsbrief wordt daarop kort ingegaan. Er wordt gezegd dat de integrale aanpak voor de andere groepen, groeperingen, instellingen enz. niet mogelijk is. De systematiek van deze nota is daarvoor niet geëigend. Dit is juist, maar het laat onverlet dat men voor die andersoortige wensen en andersoortige accommodaties een andere accommodatienota zou kunnen maken, waarbij de methode van deze nota weliswaar niet kan worden gebruikt maar wel een andere methode. Ik zal twee punten aan de orde stellen over deze nota. In de eerste plaats de kwestie van de ex ploitatietekorten. Er wordt naar mijn mening terecht van uitgegaan dat de exploitatie, wanneer ergens een accommodatie van de grond komt, vooral door de wijk of door de organisatie die de accommodatie zal beheren, wordt gedragen. Nu kan dit tot gevolg hebben - hier en daar heeft dat het al - dat daar door gesneden moet worden in de activiteitenkosten. Wij hebben die accommodatie er nu juist neerge zet om activiteiten te laten ontplooien. Wanneer men nu ten behoeve van de exploitatie gaat snijden in de activiteitenkosten, lijkt mij dat toch niet de bedoeling te kunnen zijn. In de raadsbrief wordt daarop kort ingegaan, in die zin dat gezegd wordt dat in principe het subsidie geven voor exploitatie kosten wordt afgewezen. Toch lijkt mij dat wij vooraf moeten bedenken wat wij gaan doen, wanneer dit soort gevallen op ons afkomen. Ik vind de raadsbrief over deze problematiek wat te vaag. Een tweede punt is het volgende. De kritiek van de Schepenbuurt was dat men niet in de accommo datienota was opgenomen. Dit was mij ontgaan bij de behandeling van de nota in de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden. Nu is de Schepenbuurt niet de enige die niet in de nota staat, maar toch is dit een punt dat de aandacht verdient. Ik kan mij voorstellen dat de groepen en clubs die niet in de nota staan, omdat men bij voorbeeld pas na 1985 of 1986 in de planning zou komen, bij een actua lisatie van de nota, die misschien om de twee jaar moet plaatsvinden, wel weer in aanmerking komen. Mevrouw Van der Werf: Wij zijn nogal teleurgesteld over wat hier voor ons ligt. Deze nota is ons al zoveel jaren beloofd en als wij zien wat er nu ligt, dan is dat eigenlijk niet meer dan een inventa risatie, die wel bruikbaar is als naslagwerk maar ook niet meer dan dat. Wij vinden dat op zijn minst een vreemde zaak en wij vinden het ook nergens op lijken. De inhoud van de nota vinden wij ook nog al teleurstellend. Wij vinden dat een nota, die volstaat met het noemen van aantallen vierkante me ters, niet zoveel zegt over werkelijke behoeftes, zeker niet als de vierkante-meterraming ook nog op onduidelijke gronden is gebaseerd, zoals dat bij voorbeeld bij de vuistregels voor buurtaccommodaties het geval is. In de nota en ook in de raadsbrief wordt in feite ook wel toegegeven dat hetgeen hier voor ons ligt onvoldoende materiaal biedt om prioriteiten te kunnen stellen. Mijn vraag aan de wet houder is dan wel wat precies de status en de werkingsduur van deze nota is. Enerzijds wordt name lijk gesteld dat er nog veel aanvullend materiaal nodig is, dat met name bij de welzijnsplanning op tafel moet komen, maar anderzijds bevat deze nota wel een prioriteitenstelling tot 1987. Er wordt voor gesteld deze nota te hanteren als richtlijn voor het realiseren van nieuwe of het aanpassen van bestaan de wijkaccommodaties. Wordt nu op grond van het welzijnsplan de prioriteitenstelling inderdaad bij gesteld? Als dit zo is, dan vraag ik mij af of het bij de raadsbrief behorende besluit niet moet worden gewijzigd. Onze fractie vindt dat deze nota alleen de eerstkomende jaren, totdat het welzijnsplan er is - en niet langer -, gehanteerd moet worden, omdat de realisering van accommodaties niet op slot moet wor den gezet. Het kan bij voorbeeld zijn dat op grond van allerlei overwegingen in het kader van de wel zijnsplanning er meer prioriteit wordt gegeven aan de ene wijk dan aan de andere. Het accommodatie- beleid zal daarmee parallel moeten lopen. Ook kan er in dat verband meer prioriteit aan de ene groep dan aan de andere worden gegeven. In de Commissie voor Welzijnsaangelegenheden is bij voorbeeld door de verschillende fracties de prioriteit gegeven aan de culturele minderheden. Dat zal ook in ac commodaties moeten worden gehonoreerd. Vervolgens een tweetal opmerkingen. Wij vinden het jammer dat in deze nota niet is betrokken de mogelijkheid om scholen ook te gebruiken voor buitenschoolse, sociaal-culturele, activiteiten. Mijn tweede opmerking sluit aan bij de opmerking van de heer Schagen over de financiën. De heer #37 Schagen stelde dat de lasten voor buurten zodanig kunnen worden dat er in activiteiten moer worden gesneden. Wij hebben al bij verschillende situaties kunnen signaleren dat de tendens besraat om, met het doel om het aantal activiteiten te kunnen handhaven, de bar-omzet zodanig te doen zijn dat die nogal wat oplevert. Weliswaar is dit begrijpelijk, maar het is ook ongewenst. Het kan zelfs tot de te genstrijdigheid leiden dat enerzijds een alcoholpreventie-programma wordt gesubsidieerd en anderziids door een falend subsidiebeleid de consumptie van alcohol wordt gestimuleerd. Ik zou weieens wilien weten hoe het college iets denkt te kunnen doen aan deze tegenstrijdigheid. Mevrouw Waalkens: Er zal zeker een financiële ruimte moeten blijven ten einde onvoorziene om standigheden aan te kunnen. Ook verfijningsmogelijkheden, zoals het mee betrekken in de beschou wing van ontplooide activiteiten, dienen gewaarborgd te zijn. Belangrijk is tevens het uitgangspunt dat geen andere lasten dan kapitaal lasten voor rekening van de gemeente komen. Van de nog open staande wensen voor accommodaties die aan specifieke eisen moeten voldoen, heeft bij onze fractie de oefenruimte voor amateuristische kunstbeoefening de hoogste prioriteit. Tevens verzoek ik u het doopsgezind centrum aan het Ruiterskwartier in de nota nog op te nemen. Wij kunnen ons verder ver enigen met het besluit om de accommodatienota te hanteren als richtlijn. Mevrouw De Jong: Mevrouw Van der Werf heeft al gezegd de voor ons liggende nota teleurstel lend te vinden. Ik heb dat gevoel, hoewel in mindere mate, toch ook wel. Wel kan ik mij verenigen met de uitgangspunten, zoals die in de nota worden gesteld. Een heel belangrijk punt is dat wordt ge steld dat alleen de kapitaal lasten voor rekening van de gemeente kunnen komen. Voor mij is wel een vraag hoe het gaat, als er straks inderdaad exploitatietekorten zullen zijn. De heer Heere: Ik zal het, in tegenstelling tot de heer Schagen, zo kort mogelijk doen. (De heer Van den Eist: Dat betekent dus dat u nu weer gaat zitten?) (Gelach) De heer Van den Eist legt kenne lijk andere criteria aan dan ik. Ik zit met het probleem dat ik weliswaar zou kunnen zeggen dat ik mij aansluit bij de vorige spre kers - zoals min of meer gebruikelijk wanneer men de laatste spreker is -, maar dan moet ik mijn hele verhaal opnieuw doorlezen. Ik zal mij daarom toch maar aan mijn tekst houden. De hoeveelheid aangedragen materiaal is indrukwekkend, maar toch valt op dat er nogal wat be perkingen in de stof zijn aangebracht. Het beperkt zich namelijk tot de sociaal-culturele overdekte accommodaties; de vertaling van die gegevens wordt gekenmerkt door een onzekerheid vanwege het feit dat daarbij de gehanteerde criteria onvoldoende hard zijn. Verder hebben wij er wel begrip voor dat dit rapport zo beperkt van opzet is vanwege de aansluiting die zodoende ontstaat met het nog vast te stellen sociaal-cultureel plan, maar wij constateren daarbij tot onze teleurstelling dat door deze aanpak een facetmatig beleid ontstaat, waardoor een totaal overzicht - en daardoor ook weer een to tale afweging - uiterst moeilijk tot stand kan worden gebracht. Een opmerking die daarbij aansluit, is dat de voorgestelde planning en met name de eraan ver bonden financiële consequenties eigenlijk pas goed kunnen worden vastgesteld bij de behandeling van het beleidsplan. Als ik namelijk in het beleidsplan de daarin genoemde prioriteitenstelling zie, waar uit ik moet afleiden dat er vooral bezuinigd wordt op huisvestings- en personeelskosten, dan rijst terecht de vraag of diezelfde lijn dan niet moet worden doorgetrokken naar het sociaal-culturele huisvestings beleid. De ervaringen met bestaande buurtcentra leren dat de buurten aan die centra niet alleen nut en plezier beleven, maar dat met name de onmiddellijke omgeving ervan nogal eens wordt geconfronteerd met de onaangename aspecten van geluidsoverlast, verkeershinder en vervuiling. De in de raadsbrief gestelde eis dat de accommodatie zichzelf moet bedruipen, leidt er al gauw toe dat de bar of de kan tine het centrale exploitatiemotief wordt, met alle negatieve gevolgen die dat kan hebben. Ik wil er nogmaals namens mijn fractie dringend op wijzen dat dergelijke ongunstige effecten, die van een ove rigens goede zaak als deze uitgaan, dienen te worden voorkomen of tegengegaan. Ik heb het indertijd bij de kwestie van het buurthuis aan de Tjerk Hiddesstraat ook al gezegd: het is een merkwaardige pa radox dat een voorziening, die wordt gebouwd ter bevordering van gemeenschapszin, door oneigenlijk gebruik verwordt tot steen des aanstoots. Ik vind dat de gemeente en ook de buurtbewoners de minder heidsgroep van de direct omwonenden in bescherming moet nemen. Het gaat niet aan om feest te vie ren ten koste van een ander. Dat getuigt niet van de solidariteit die terecht als centrale gedachte aan deze nota ten grondslag ligt. De heer De Pree (weth.): Eerst enkele opmerkingen in het algemeen, naar aanleiding van war mevrouw Van der Werf stelde. Zij voelde zich, evenals mevrouw De Jong, teleurgesteld. Ik kar

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1980 | | pagina 20