20
ook als deelnemer in buitenparlementaire bewegingen. Dat geeft wèl het dringend nodige politieke
perspectief. Aansluiting bij tegenbewegingen, politieke alternatieven aandragen, maakt ook het func
tioneren op raadsniveau zinvol.
Waarschijnlijk zullen sommige mensen zich afvragen: "Hoe komen ze erbij." Wij houden dit ver
haal ook niet zomaar. Het voorgaande is bedoeld als een tekening van de sfeer, waarin op dit moment
politiek bedreven wordt, moet worden. Een sfeer, die het moeilijk maakt om tussen de rookwolken door
nog een hoopvol perspectief voor de toekomst te ontwaren. Deze sfeer hangt ook in bestuurlijk Leeu
warden en de invloed ervan valt in het beleidsplan 1981-1985 van b. en w. dan ook te ontdekken. Wij
willen krachtig stelling nemen tegen deze doemdenkenj, de stemming van ach-en-wee-geroep, waar
mee bezuinigingen, kortingen, enz., gelegitimeerd worden. Wij vestigen onze hoop op een andere
maatschappij en doen een beroep op de verbeeldingskracht van politici, ambtenaren en bewoners van
Leeuwarden
Op bladzijde 1-1 van het beleidsplan stelt het college dat "de sociaal-economische situatie, waar
in Nederland thans verkeert, en de mede als gevolg daarvan nijpende financiële positie van het rijk
bij de voorbereiding en de besluitvorming door uw college ten aanzien van het ontwerp-beleidsplan wel
degelijk een belangrijke rol hebben gespeeld." Als wij dan vragen welke die sociaal-economische si
tuatie naar de mening van het college is, verwijst het in zijn antwoord naar de door de regering hier
omtrent gemaakte opmerkingen in de Troonrede en de Miljoenennota 1981 en naar de door verschillen
de instellingen recentelijk gepubliceerde nota's en studies. Alsof de analyse van de sociaal-economi
sche situatie neutraal is en niet duidelijk politiek geladen en dientengevolge de voorgestelde oplossin
gen ter verbetering ook politieke keuzes impliceren. Alsof de sociaal-economische deskundigen alle
maal hetzelfde over de situatie denken. De huidige regering wakkert het crisisdenken aan en komt met
voorstellen die inhouden:
- dat de koopkracht, zelfs die van de minima, niet meer gehandhaafd kan blijven;
- dat de winsten van het bedrijfsleven met voorrang hersteld moeten worden;
- dat de jeugdlonen, een verworven recht, afgeknepen moeten worden;
- dat enorm bezuinigd moet worden op de collectieve uitgaven, door sommigen hardnekkig "collectie
ve lasten" genoemd.
Andere economen, maar ook oppositiepartijen zoals PSP, CPN en PPR, menen dat het begrotings
tekort van de rijksoverheid nog best vergroot kon worden; dat er voldoende gelden zijn om te innove
ren; dat de prijscompensatie afgetopt kan worden; dat de uitgaven voor defensie flink omlaag kunnen;
dat er fors genivelleerd kan worden; dat de aftrek van rente van a-sociaal hoge hypotheken aangepakt
moet worden; dat er een verbod op kapitaal-export moet komen; dat de pensioenfondsen bij voorbeeld
verplicht moeten worden om te beleggen in sociale woningbouw.
Het maakt nogal uit wat je als de oorzaken van het falen van de economische productie ziet. Het
huidige regeringsbeleid leidt in ieder geval tot, ook voor het locaal bestuur, ongewenste situaties. Ook
in Leeuwarden moet vanwege het rijksbeleid worden bezuinigd. Waar het college van b. en w. voor
kiest, is het zich aanpassen aan het beleid van de rijksoverheid. Het accepteert de gevolgen, bezint
zich niet op wegen om er onder uit te komen of er verandering in te brengen. Twee jaar geleden vroe
gen wij in een motie aan de raad zich uit te spreken tegen Bestek '81 en de gevolgen daarvan voor de
gemeente. Ook vroegen wij destijds of het college zich wilde voorbereiden op de bezuinigingsgolf,
die komen zou. Het leek ons belangrijk toe om reeds in een vroeg stadium te kunnen praten over de
prioriteiten van het gemeentelijk beleid. Zoals wel vaker is gebeurd, kregen wij onze zin niet en dat
blijkt zich achteraf te wreken. Nu is er wel het een en ander bekend en nu wordt een soort "paniek-
zomeravondvoetbal" gespeeld, met als resultaat dat voorlopig nieuwe activiteiten worden uitgesteld,
evenals de intensivering van bestaand beleid. (De heer Ten Brug(weth.): Toen was er nog niets bekend.
Dat heb ik toen ook gezegd.) Daarover verschilden wij destijds met u van mening. (De heer Ten Brug
(weth.): U kon indertijd ook niets opnoemen.) Pas nu worden er ambtenaren aangewezen die bezig
moeten gaan met een herwaardering en kritische doorlichting van het bestaande takenpakket. Pas over
een jaar kunnen wij op een meer politiek afgewogen manier gaan praten over de gevolgen van de be
zuinigingen voor het gemeentelijk beleid.
Maar, zal het college stellen, wij stoten niet zomaar alle nieuwe dingen af en kappen in bestaan
de, nee, wij houden wel degelijk vast aan onze prioriteiten in het collegeprogram. En dan komen de
vijf prioriteiten:
1. Stadsvernieuwingsactiviteiten, met name in de ISR-gebieden.
2. Activiteiten, gericht op handhaving van de centrumfunctie.
3. Integratie kleuter- en lager onderwijs en verbreding en uitbouw van het hoger onderwijs.
4. Opkomen voor de zwakkeren in de samenleving.
5. Bevordering van amateuristische kunst- en sportbeoefening.
21
Er zullen weinig fracties zijn, die ernstige bezwaren hebben tegen deze prioriteitenstelling, ten
zij het de vaagheid ervan betreft. Het maakt in ieder geval volstrekt niet duidelijk of deze prioritei
tenstelling inhoudt dat nog meer dan in het verleden bestemmingsplannen alleen op financiële haalbaar
heid getoetst zullen worden. Of er wel of niet wordt opgekomen voor zwakkeren, kun je alleen maar
beoordelen als je naar de concrete beleidsdoeleinden kijkt. Als wij zien dat er een vertraging in de
bouw of verbouw van buurt- en wijkaccommodaties plaatsvindt en er wel een dure evenementenhal komt,
er geen uitbreiding van de kinderopvang plaatsvindt maar wel met de affaire in de St. Jacobsstraat de
zak van een projectontwikkelaar wordt gespekt, dan blijft het opkomen voor de zwakkeren een mooi,
maar inhoudloos visitekaartje.
Naar onze mening wordt er ondanks de prioriteiten uit het collegeprogram tamelijk willekeurig
bezuinigd. De raad heeft nog maar enkele maanden geleden tot de bouw van een enorm dure evene
mentenhal beslist. Er werd in het voorjaar nog een half miljoen gevoteerd voor een verbouwingsonder-
zoek van de kazerne voor huisvesting van DSO en GSD. Tot overmaat van ramp overigens blijkt zo
wel deze verbouwing te duur uit te vallen als de nieuwbouw in de St. Jacobsstraat naar verwachting
van de burgemeester nog enige jaren op zich te laten wachten. Wij vinden het eigenlijk jammer dat
we ook hier achteraf weer gelijk moeten krijgen. Hoeveel zouden dit soort beslissingen de gemeente
intussen gekost hebben? Bovendien komen er nog meer kosten bij wegens het uitstel en dan rekenen
wij de kosten wegens een geringere productiviteit van de ambtenaren ten gevolge van de slechte huis
vesting nog niet eens mee.
Hoewel wij het moeilijk vinden om de financiële paragraaf op al zijn aspecten te beoordelen, kun
nen wij ons niet aan de indruk onttrekken dat het college in zijn beleidsplan zonder meer de beleids
lijn van de rijksoverheid heeft overgenomen en bij voorbeeld niet bereid is om te overwegen de begro
ting te overschrijden. Dat er bezuinigd moet worden, staat niet eens ter discussie, alleen de vraag
waarop bezuinigd moet worden. Juist een krachtig protest van de lagere overheden zou ertoe kunnen
leiden dat het parlement niet akkoord gaat met de betreffende begroting van Binnenlandse Zaken.
Op bladzijde 1-2 staat in het beleidsplan een op zich juist uitgangspunt: "De sociaal-economische
situatie van Nederland en de daarmee gepaard gaande verslechtering van de inkomenspositie van tal
loze inwoners van onze gemeente, sluit naar onze mening een verdere lastenverzwaring op voorhand
uit." Desondanks lezen wij nergens een protest tegen de schandalige verhoging van de aardgasprijs.
Wij vinden het onaanvaardbaar dat ook weer een groot deel van de extra opbrengst van aardgasex
port naar de bedrijven vloeit in plaats van dat hiermee de prijsverhoging wordt voorkomen. Het geld
dat nu door de huishoudens opgebracht moet worden voor energie, kan niet besteed worden aan meer
arbeidsintensieve producten.
Dit brengt mij op de slechte werkgelegenheidspositie in Nederland en in Friesland in het bijzon
der. De kapitalistische economie werkt niet. Dus zal de overheid de economie moeten sturen en sti
muleren: of dat nu in de bouw, het onderhoud van wegen, de industrie of in de dienstensector is. Er
is genoeg te doen. Om een voorbeeld te noemen: een verdubbeling van de spoorlijn Leeuwarden-Gro
ningen en een electrificering daarvan, milieureiniging en ontwikkeling van milieuvriendelijke produc
tiemethoden, toepasbaar maken van windturbines, enz. Wij vinden dat de locale overheid, nu de rijks
overheid en ook bij voorbeeld de NOM dit nalaat, tegengas moet geven tegen een voorstelling van
zaken alsof de economie ineens naar de knoppen is gegaan. Met cijfers kan nogal gemakkelijk worden
gemanipuleerd. Alles is erop gericht om de mensen murw te maken en hen het huidige beleid van dit
ondernemers-kabinet te laten slikken. Zoals het nu gaat, wordt het locaal bestuur gedegradeerd tot
een verlengstuk van de rijksoverheid en een instrument in de particuliere ondernemingsgewijze pro
ductie.
De besluitvorming rond Vegelinbuurt en Molenpad - mijn fractie vindt overigens dat de besluit
vorming rond het Molenpad herzien moet worden - is een duidelijke illustratie van wat ik zei: deze
gemeenteraad laat zich regeren door hogere overheden. Al verschillende malen bij de vraagstelling
bij het beleidsplan hebben wij erop aangedrongen - wij doen dat nu opnieuw - dat het college nagaat
welke mogelijkheden er zijn om zelf bedrijven te stichten, bij voorbeeld huizenbouw en onderhouds
bedrijven. Daarnaast moeten er faciliteiten worden geschapen voor kleine ambachtelijke bedrijven,
bij voorbeeld het opzetten van bedrijfsruimten die geschikt zijn voor verhuur, juist aan deze kleine
bedrijfjes. Bovendien zijn wij van mening dat projecten voor mensen zonder werk zich meer moeten
richten op het creëren van experimentele werkgelegenheidsprojecten dan op sociaal-culturele projec
ten: het gaat er niet om mensen bezig te houden, het gaat er om dat ze zinvol werk verrichten.
Bij de bestrijding van de werkloosheid moeten we ook stilstaan bij de positie van de getrouwde
vrouwen. Verontrustend vinden wij de opvattingen van een van de wethouders hierover. Het was schok
kend om een wethouder zich voor het eerst te zien realiseren dat werkloosheid niet alleen een pro
bleem van mannen of ongetrouwde vrouwen is. Wij vinden dat de gemeente in haar werkgelegenheids-