29
28
tal aangesloten percelen geringer wordt, misschien zelfs 20% lager, al vind ik dit wel erg veel. Men
moet dan kiezen tussen dit aantal van 15.000 en het aantal dat nu volgens de lijst is genoemd. Het
gaat echter ten principale om de vraag of wij mini-containers willen gebruiken. Nogmaals, financi
eel maakt het niets of nauwelijks iets uit of het aantal 15.000 of 20.000 bedraagt. Bij een lager aan
tal aansluitingen is alleen het aantal mensen dat ervan kan profiteren geringer en profiteert de dienst
er minder van. In de toekomst wordt het aantal aangesloten percelen echter zeker verder opgevoerd.
Daarom pleit ik ervoor om dit voorstel vanavond wel te aanvaarden.
De Voorzitter: Wij hebben nu in twee instanties over dit agendapunt kunnen spreken. Ik heb begre
pen dat mevrouw De Haan en de heer Van den Eist hun motie handhaven. Ik breng deze motie aller
eerst in stemming.
De motie van mevrouw De Haan—Laagland en de heer Van den Eist wordt verworpen met 19 tegen 13
stemmen
De Voorzitter: Vervolgens breng ik het voorstel van b. en w. in stemming.
Het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 21 tegen 11 stemmen.
Punten 35 en 36 (bijlagen nrs. 10 en 11).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 37 (bijlage nr. 39).
De Voorzitter: Dit agendapunt luidt: Beschikbaar stellen van kredieten voor de verbouw van de
panden Eewal 56 en 58 ten behoeve van de huisvesting van de Stedelijke Muziekpedagogische Aka-
demie Leeuwarden.
Mevrouw Visscher—Bouwer: Het voorstel tot verbouw van de panden Eewal 56 en 58 ten behoeve
van de huisvesting van de Muziekpedagogische Akademie kunnen wij steunen. In de raadsbrief wordt
gesproken over enkele panden die nu nog in gebruik zijn bij de MPA, maar die na de huisvesting van
de academie aan de Eewal waarschijnlijk kunnen worden afgestoten. In de raadsbrief wordt niet het
Stadsweeshuis genoemd, waarvan de MPA ook gebruik maakt. Bekend is dat het kinderdagverblijf vee
overlast heeft van de muziek die daar ten gehore wordt gebracht. Mede om die reden is er bij het kin
derdagverblijf geen baby-opvang. Kan niet eens ernstig worden bekeken of bij het afstoten van panden
het gebruik daarvan op een andere manier kan worden ingevuld? In dat geval kan de mogelijkheid
worden geschapen dat de MPA uit het Stadsweeshuis vertrekt en bij voorbeeld naar de Perkstraat gaat
of waar dan ook. In ieder geval zou eens moeten worden bekeken of een en ander zo kan worden ge
schoven dat het probleem van de overlast in het Stadsweeshuis wordt opgelost. De ruimte in het Stads
weeshuis zou niet meer moeten worden gebruikt door de MPA, maar door een "herverkaveling van het
gebruik een zodanige bestemming moeten krijgen dat het probleem van de overlast wordt opgelost; men
is immers nu toch bezig op die plaats.
De heer Ten Brug(weth.): Wat mevrouw Visscher-Bouwer vraagt, kan helaas niet. Het is niet mo
gelijk om het gedeelte van de MPA in het Stadsweeshuis en de andere gedeelten van de MPA in de
Noorderkerk, de voormalige Joodse school en het GML-gebouw te laten verhuizen naar de panden op
de Eewal, want daarvoor zijn die panden te klein. Zoals u weet, wil het GML graag de volledige be
schikking hebben over het pand in de Schrans. De MPA moet dus uit dat pand. De voormalige Joodse
school is in feite voor onderwijsdoeleinden afgekeurd. Het gedeelte van de MPA dat in het Stadswees
huis zit, is veel te groot om in dit pand aan de Eewal te worden gehuisvest.
Mevrouw Visscher-Bouwer: Denkt u een en ander nog ooit te kunnen oplossen? (De Voorzitter: In
de verre toekomst.) Alleen in de verre toekomst?
De Voorzitter: Wij koesteren de gedachte dat er in de verre toekomst nog eens een nieuw gebouw
voor de MPA komt. Op dat moment zijn alle problemen opgelost. Nieuwbouw is de bedoeling, maar
ik weet niet hoe lang die nog op zich zal laten wachten. (Mevrouw Visscher-Bouwer: Ik begrijp dat het
lange-termijnwerk is.)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 38 (bijlage nr. 14)
De Voorzitter: Aan de orde is thans het deelplan van scholen voor het gemeentelijk voortgezet on
derwijs voor de jaren 1983-1984-1985.
Mevrouw Van der Werf: Mijn fractie heeft enige bedenkingen tegen dit voorstel om een aanvraag
in te dienen voor een (nog niet bestaande) opleiding algemeen hoger onderwijs in Leeuwarden, en wel
om de volgende redenen. Toen de commissie ontwikkeling hoger onderwijs in 1975 met het rapport "Al
gemene hogere opleidingen" kwam, is van alle kanten een stroom van kritiek losgebarsten. Die kritiek
is er nog steeds. Enerzijds wordt in deze kritiek naar voren gebracht dat studenten aan het algemeen
hoger onderwijs worden opgeleid voor de WW: ze hebben op geen enkele manier een duidelijk omschre
ven beroepsperspectief. Wat houdt het in als men wordt opgeleid voor "brede gebieden van maatschap
pelijke betrekkingen"? Anderzijds wordt gesteld dat deze opleiding alleen wordt ontwikkeld, omdat
die zo prima past in plannen van werkgeversorganisaties met het onderwijs: afgestudeerden moeten min
der gespecialiseerd zijn; in deze dynamische tijden moet men snel kunnen omschakelen en bijscholen;
een specialisatie moet voor een deel ook binnen het bedrijf of de toekomstige instelling plaatsvinden.
In dit beeld past ook het voorstel van de tweefasenstructuur voor het wetenschappelijk onderwijs.
Kortom, uit beide argumenten spreekt een twijfelachtig en in ieder geval niet concreet beroeps
perspectief, dat afhankelijk is van de grillen van de markt. Bovendien is het algemeen hoger onder
wijs een hbo-opleiding zonder enige praktijkoriëntatie.
Gelet op de toenemende en steeds ingewikkelder wordende maatschappelijke problemen, vragen
wij ons af of wij zitten te springen om een dergelijk algemeen instituut. Ook in de aan de leden van
de Commissie voor het Onderwijs toegestuurde notitie bij deze raadsbrief worden vraagtekens gezet bij
deze opleiding voor algemeen hoger onderwijs. Ten eerste is het de vraag in hoeverre de bestaande
hogere opleidingen niet al voldoen aan de behoefte aan een brede algemene opleiding. Ten tweede
is het onduidelijk of er maatschappelijk gezien ook behoefte is aan een dergelijke opleiding. Ten
derde wordt opgemerkt dat in het kader van de voortdurende aandacht voor de integratie hbo-wo
een opleiding voor algemeen hoger onderwijs overbodig lijkt. Wij streven in Leeuwarden naar een
zo groot mogelijk onderwijsaanbod. Ik vind niet dat wij dit moeten doen met een opleiding waarbij
wij grote twijfels hebben aan het maatschappelijk nut ervan.
In de Commissie voor het Onderwijs stelde de wethouder dat het nog helemaal niet duidelijk is
hoe het algemeen hoger onderwijs eruit gaat zien en dat deze aanvraag niet meer dan een formele aan
vraag is, die inhoudt dat wij, mocht er een opleiding voor algemeen hoger onderwijs komen die wij
zien zitten, in ieder geval niet achter het net vissen. Er valt wel iets te zeggen voor deze redenering.
Ook wij wijzen het algemeen hoger onderwijs niet zonder meer af, als het er evenwel maar niet om
gaat dat de toekomstige gesprekken met andere hbo-instellingen zijn gericht op het ontwerpen van een
zo goed mogelijke organisatiestructuur van het algemeen hoger onderwijs. De discussie zal onderwijs
inhoudelijk moeten zijn en moeten gaan over het nut en de wenselijkheid van het algemeen hoger on
derwijs. Wat ons betreft moet bij deze discussie in ieder geval de Commissie voor het Onderwijs wor
den betrokken.
De heer Ten Brug(weth.): Ik kan wat dit punt betreft aansluiten bij de opmerkingen die ik in de
Commissie voor het Onderwijs heb gemaakt. Mevrouw Van der Werf heeft deze opmerkingen zojuist
verwoord.
Het gaat hierbij inderdaad om een principe-uitspraak. Men kan zeker enkele vraagtekens zetten
bij een opleiding voor algemeen hoger onderwijs, omdat men niet weet hoe een en ander precies wordt
ingevuld.
Naar mijn mening sluit mevrouw Van der Werf wel wat te gemakkelijk aan bij de problematiek
rond de tweefasenstructuur. Een opleiding voor algemeen hoger onderwijs werd voor het eerst te berde
gebracht in de in 1975 verschenen nota "Hoger onderwijs in de toekomst" (de bekende Hot-nota) van
staatssecretaris Klein. In het voorontwerpbesluit algemene hogere opleidingen wordt het volgende van
een opleiding voor algemeen hoger onderwijs gezegd: "De opleiding voor algemeen hoger onderwijs
is een dagopleiding die door middel van onderwijs op het niveau van het hoger beroepsonderwijs in
een aantal leerstofgebieden voorbereiding geeft op brede gebieden van maatschappelijke betrekkingen
en daarmee de persoonlijke ontplooiing van de student en de geschiktheid om aan het maatschappelijk
leven deel te nemen bevordert." Ik hoef dit niet verder uit te leggen, zo'n omschrijving begrijpt ie
dereen meteen. (Gelach) Het hbo is een nogal technische en verkokerde opleiding. Wellicht moet men
een algemene stroom in het hbo inbouwen. Dat kan op twee manieren: men kan een zelfstandige oplei
ding voor algemeen hoger onderwijs instellen of zo'n opleiding in een bundeling van andere hbo-oplei-