lijk initiatief, een vorm van particulier initiatief die wij ter onderscheid maatschappelijk initiatief noe
men. De dingen die door deze vormen van particulier initiatief worden verricht, gaat men dan niet als
overheid uitvoeren; dat ben ik mi' mevrouw Waalkens eens. Iets anders is de vraag hoever men mag
gaan. Dan kom ik weer terecht bij wat ik in eerste instantie heb gezegd, namelijk dat men als overheid
beleidsprioriteiten wel degelijk kan en moet vaststellen. Aan die beleidsprioriteiten moet worden ge
toetst of de initiatieven al dan niet passen in het beleid dat men als overheid voorstaat. Dat heeft mijns
inziens consequenties op het moment dat gevraagd wordt om dergelijke activiteiten te subsidiëren.
Wellicht moeten mevrouw Waalkens en ik buiten deze vergadering nog maar eens praten over het
vraagstuk van het achtergesteld zijn. Ik ben het niet met haar opmerkingen hierover eens. Geld maakt
niet gelukkig, maar zonder geld is het nog veel moeilijker om tot welzijn te komen. Geld, opleiding en
huisvesting zijn fundamentele zaken. Als niet iedereen daar voldoende van heeft, dan moet men over
allerlei andere dingen die met welzijn hebben te maken bijna ophouden te praten.
Tenslotte de motie van de heer Heere. Ik heb wel moeite met deze motie, naar aanleiding van wat
hij in tweede instantie heeft gezegd. Het is zo dat naast de accenten per werksoort de andere accenten
een rol spelen, maar aan de andere kant betekent het aannemen van de motie van de heer Heere in feite
dat zes van de zeven werksoorten, genoemd op bladzijde 21 van de nota, een accent krijgen. Er hoeft
dan nog maar één met een voorstel te komen om de zevende accentloze werksoort ook maar mee te ne
men en dan heeft het geven van accenten wat de werksoorten betreft geen zin. In de nota wordt de po
ging gedaan dat een werksoort vanuit verschillende invalshoeken als werksoort een accent kan krijgen,
maar bijvoorbeeld niet wat doelgroepen betreft. Ik noem een ander geval. Er kan bijvoorbeeld van een
instelling worden gezegd dat die wel op doelgroepen mikt die een accent hebben gekregen maar qua
werksoort niet een accent hoort te krijgen. Op die manier krijgt men een meer hanteerbare matrix dan
wanneer men per werksoort al zoveel accenten gaat aanbrengen dat het niet meer werkt. Die accenten
zou men dan eigenlijk kunnen schrappen.
Dit is de reden waarom ik de motie van de heer Heere ontraad. Ik heb geen moeite met de intentie
die uit de motie spreekt, namelijk een zekere zorg dat de sector die hij noemt onder de tafel dreigt te
vallen. Dat laatste is nietwaar.
De Voorzitter: Ik stel voor de discussie af te sluiten. Ik neem aan dat de heren Heere en Jansma hun
motie handhaven. (De heer Heere: Het is marginaal, maar ik handhaaf de motie toch maar.) Dan breng
ik dit "marginale probleem" in stemming.
De motie van de heren Heere en Jansma wordt verworpen met 18 tegen 14 stemmen.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 9 (bijlage nr. 33).
De Voorzitter: Voor de pauze heb ik u gevraagd dit punt over de aanleg van de tunnel Dammelaan
ten behoeve van langzaam verkeer uit te stellen tot een later tijdstip. In de vorige vergadering heeft de
heer Meijerhof gevraagd of deze tunnel inderdaad noodzakelijk was. Wij hebben toen afgesproken dit
vraagstuk nog eens aan de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening voor te leggen en er in deze verga
dering op terug te komen. Het probleem is opnieuw aan de orde gesteld in de Commissie voor de Ruimte
lijke Ordening. Wethouder Rijpma heeft ons meegedeeld - het heeft overigens ook in de krant gestaan -
dat de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening geen twijfel had aan de urgentie van dit probleem, aan
gezien het een belangrijk element vormt in de fietspaden- en voetgangersproblematiek. Het college
deelt dat standpunt. Na de vorige vergadering heeft zich evenwel een ontwikkeling voorgedaan, waar
van wij u nog niet eerder op de hoogte hebben kunnen stellen.
U weet net zo goed als wij dat onze financiële positie zeer zorgelijk is. Tijdens de begrotingsbe
handeling in december hebben wij met elkaar de conclusie moeten trekken dat wij het het volgend jaar
uitermate moeilijk zullen krijgen om de touwen opnieuw aan elkaar te knopen. Ondertussen tekent zich
helaas dag voor dag en in een snel tempo duidelijk af dat wij, zoals wij nu kunnen overzien, nog dit
jaar stappen terug zullen moeten doen ten aanzien van datgene wat wij al hebben vastgesteld. Dat be
tekent dat wij vrij zeker niet onaanzienlijke schreden terug zullen moeten doen met betrekking tot het
beleid dat u in december hebt vastgesteld. Op grond daarvan heeft het college gemeend - het is een al
gemene lijn; vorige week hebben wij er uitvoerig over gesproken - op dit ogenblik geen beslissingen te
nemen over uitgaven voor projecten die nog niet in de molen zitten. Naar onze mening moeten die be
slissingen worden genomen op het moment dat wij bij de raad met een nadere analyse komen. Wij wer
ken er hard aan, vrijdag hebben wij over deze kwestie nog weer een speciale vergadering van b. en w.
19
Wij koersen erop om zo spoedig als mogelijk bij de raad te komen met een nadere analyse, want de raad
zal dan nieuwe beslissingen moeten nemen. Het college heeft moeten constateren dat de aanleg van de
tunnel onder de Dammelaan, erkennende dat dit een belangrijk object is dat echter nog niet in de molen zit
en dus nog niet in werking is gezet, op zich behoort tot de objecten waarover niet vandaag beslist moet
worden. Hierover moet ons inziens binnenkort worden beslist, als wij de zaken op een rij hebben gezet
en kunnen beoordelen wat wij niet moeten schrappen en wat wij wel moeten schrappen. Schrappen is al
tijd ontstellend bitter, maar wij zullen het moeten doen. Het college zegt onder geen beding dat nu al
moet worden bepaald of dat wordt gesuggereerd dat de aanleg van deze tunnel wordt geschrapt. Wij me
nen echter wel dat dit een zo grote uitgave is dat wij hierover vandaag niet moeten beslissen, te meer
daar het een werk betreft waarmee nog niet is begonnen. Het zal op de prioriteitenlijst moeten komen
en wij zullen binnenkort met nadere voorstellen bij de raad komen. Het college is dan ook unaniem in
zijn advies om u te vragen nu geen beslissing over dit project te nemen. Een en ander moet even opzij
worden gelegd tot het moment waarop wij, helaas, bij u moeten komen met de vraag opnieuw onder
ogen te zien wat ons dit jaar te doen staat met betrekking tot het nemen van een aantal nieuwe beslis
singen. Het is een droeve constatering die wij hebben moeten doen. Wij hebben echter gemeend dat het
niet re'éel is om vandaag dit besluit te nemen. Binnen veertien dagen wordt toch niet met de aanleg van
de tunnel begonnen, dat is technisch onmogelijk. Wij zullen misschien wel op meer punten, waarover
de raad al een beslissing heeft genomen en waarmee nog niet is begonnen, terug moeten komen. Het is
dan op zich bestuurlijk weinig re'éel om vandaag met enthousiasme te zeggen dat wij met de aanleg van
de tunnel beginnen, terwijl binnen enkele maanden die beslissing misschien teruggedraaid moet worden.
Dat is bestuurlijk geen juiste zaak en derhalve adviseren wij u nu geen enkel standpunt in te nemen en
dit punt even aan te houden. Ik ben wat uitvoerig geweest, maar heb dat gedaan om u duidelijk te ma
ken wat de aanleiding is geweest tot het geven van dit advies. De Commissie voor de Ruimtelijke Orde
ning is wel van mening dat met de aanleg van de tunnel moet worden begonnen. Men heeft echter al
leen maar bekeken of dit object als zodanig urgent was of niet.
De heer Geerts: Uw voorstel komt wel wat onverwacht, maar het is mijns inziens een reëel voorstel.
Wij hebben overigens al vaker uitgesproken dat wij de fietspaden een belangrijke zaak vinden die een
grote prioriteit moet hebben. Als op een gegeven ogenblik echter blijkt dat er geen geld is om wat ook
maar uit te voeren, dan zal een en ander betrokken moeten worden bij de totale prioriteitenafweging.
Ik begrijp uit uw betoog dat deze prioriteiten over een paar maanden beter kunnen worden afgewogen.
Het is mijns inziens dan een wijs besluit om op dit moment te zeggen: Wij praten over dit punt niet ver
der en wij nemen het over een paar maanden weer op.
De hear Miedema: Ik wol my graach by de wurden fan de hear Geerts oanslute.
De heer Bijkersma: Wij hebben ook geen bezwaren tegen uw realistisch idee.
De Voorzitter: Mevrouw Van der Werf en mevrouw De Jong knikken ook instemmend. Ik ben blij dat
u unaniem achter ons advies kunt staan. Een en ander komt dus binnenkort opnieuw aan de orde.
Punt 14 (bijlage nr. 49).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 15 (bijlage nr. 50).
De Voorzitter: Dit agendapunt luidt: Onderzoek naar de behoefte aan kantooraccommodatie in
Leeuwarden.
De heer Buising: Toen dit voorstel vorige week in de vergadering van de Commissie voor de Ruimte
lijke Ordening werd behandeld, heb ik mij wat gereserveerd opgesteld, onder andere ten aanzien van
de in de nota van de Stichting het Nederlands Economisch Instituut (NEI) te Rotterdam genoemde prog
noses. De discussies in de fractie over deze nota leidden echter tot een positieve opstelling. Het ligt
voor de hand dat beleid, op elk willekeurig terrein, nu eenmaal moet worden onderbouwd met zo nauw
keurig mogelijke gegevens. In dit verband geldt behalve het onderzoek naar vraag en aanbod met be
trekking tot kantooraccommodatie ook bijvoorbeeld zoiets als het distributie-planologisch onderzoek.
Wie daarvan de noodzaak inziet, zal ook wel voor een voorstel als het onderhavige moeten zijn. Daar
bij komt nog dat wij ons als raad toch ook sterk maken voor het realiseren van de doelstellingen, zoals