20 21 granten komen. Ik kan alleen maar zeggen dat het beslist niet een onhaalbare taakstelling is. Als Leeu warden een jaarlijks vertreksaldo heeft van 4.000 mensen, 5%, en een vestigingssaldo in dezelfde orde van grootte, dan groeit de stad volgens de natuurlijke aanwas. De natuurlijke aanwas is niet groot meer in Leeuwarden. Bij een migratie van nul behoeft Leeuwarden per jaar ongeveer 650 mensen meer aan te trekken dan de 4.000 die zich toch al in de gemeente vestigen. In dat geval zit u al op het tempo dat de gemeente jaarlijks nodig heeft om deze taakstelling waar te maken. Dit aantal van 650 mensen lijkt niet zo verschrikkelijk veel, maar is het niettemin wel: het zal een behoorlijke inspanning vereisen. Ik per soonlijk ben van mening dat het van groot belang is dat de gemeente Leeuwarden de provincie hierop wijst. In het Streekplan worden aan Leeuwarden 4.000 extra migratieplaatsen toegekend. Stel nu eens dat al die migranten niet komen, dan is het de vraag welke mensen het eerst weg gaan: de 4.000 migratie plaatsen van Leeuwarden of de migratieplaatsen van de andere gemeenten? Dit soort zaken is wel belang rijk bij het halen van de taakstelling. De Voorzitter: Wij hebben bij de besprekingen in het kader van het Streekplan duidelijk gesteld dat Leeuwarden zijn migratieplaatsen het eerst krijgt en daarna de overige gemeenten. Of de provincie dit standpunt ook zal innemen, is punt twee. De heer Van den Kerkhoff: Er zijn vragen gesteld over de uitgangspunten die hebben gegolden bij de exploitatiëberekeningen. Wij hebben ten aanzien van deze rekenmodellen gesteld dat, welk van de vier modellen men ook kiest, het resultaat financieel gezien in alle vier gevallen hetzelfde zal zijn. Er zijn geen significante verschillen tussen de exploitaties. Een exploitatieberekening heeft twee kanten, een uitgavenkant en een inkomstenkant. Aan de uitgavenkant is onder andere bepalend de wijze waarop het bouwrijp maken zal geschieden. Wij hebben aan de hand van een drietal methoden nagegaan wat financieel optimaal zou zijn bij het bouwrijp maken en wat tevens landschappelijk aanvaardbaar is. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat aangesloten zou moeten worden op het peil dat in het kader van de ruilverkaveling De Oude Jokse voor het agrarisch gebied wordt aangehouden, een peilverlaging dus, met daarbij een zandophoging die gemiddeld ongeveer 60 centimeter zal bedragen. Uiteindelijk zal het gemiddelde maaiveld na zetting ongeveer 55 centimeter hoger komen te liggen dan het huidige maaiveld. Dit heeft als uitgangspunt ge diend voor de voorlopige exploitatieberekeningen. Bij afweging van methoden om helemaal niet op te spuiten of nog meer op te spuiten is ons gebleken dat de zojuist door mij genoemde methode financieel optimaal en landschappelijk aanvaardbaar is. Eer, en ander betekent dus dat het plangebied vrij afstroomt naar het omringende agrarische gebied op de polderwatergangen. Overstorten van het gemengde rioolstelsel zullen dus inderdaad op het oppervlakte water binnen het stedelijk gebied komen. In de tweede plaats is bij de financiële berekening uitgegaan van het gebruiken van een gemengd rioolstelsel. Dit wat de kostenkant betreft bij deze modelberekeningen. Vervolgens enkele opmerkingen over de inkomstenkant. In de eerste plaats is er bij de berekeningen van uitgegaan dat wij, als wij over een sluitende begroting praten, voor het jaar 1981 aan grondkosten een normbedrag van 17.000,voor woningwetkavels moeten hanteren. Dit bedrag geldt ook voor Camminghaburen op dit moment. In de aangegeven differentiatie, waarbij geen uitspraak wordt gedaan over de verdeling huur en koop maar alleen wordt gesproken van goedkope, duurdere en dure kavels, betekent een goedkope ka vel een gemiddelde kaveloppervlakte van ruim 139 vierkante meter. Afhankelijk van type bouw loopt dit dus uiteen van 96 m2 tot 150 m2 per kavel. Als wij praten over de duurdere kavels, dan praten wij over gemiddelde kaveloppervlakten van 175 m2, waarbij twee categorieën van 150 m2 en 190 m2. Als wij over dure kavels spreken, dan spreken wij over een gemiddelde kaveloppervlakte van ruim 301 m2, uiteenlopend van 190 m2 tot 600 m2. Dit is een uitgangspunt waarbij differentiatiefactoren, als genoemd op bladzijde 7 van het Rapport Facetten, mogelijk zijn. Deze differentiatie, waarbij de wijze van bouw rijp maken en de verhouding tussen uit te geven kavel, groen en verharding nog een rol spelen, leidt tof een sluitende exploitatie. De Voorzitter: Niet op alle vragen is antwoord gegeven. Misschien zijn er nog vragen waarop de raad toch nog een antwoord wil vernemen. Ik heb van de heren Van den Kerkhoff, Oostra en De Cloe tijdens een gesprek in de pauze begrepen dat er heel wat vragen en opmerkingen door de raad naar vo ren zijn gebracht die op dit moment niet van wezenlijk belang zijn voor het nemen van principiële be slissingen. Men heeft echter nota van deze vragen en opmerkingen genomen. Een en ander kan straks in de verdere discussie ingebracht worden. Het niet beantwoorden van alle vragen betekent beslist niet dat aan die vragen voorbij wordt gegaan, maar het betreft dan alleen vragen waarover op dit moment geen uitspraken behoeven te worden gedaan. Wij hebben nu een tweede gedachtenwisseling gehad over Wiardaburen. Wij verkeren op het ogen blik in het spanningsveld dat het bureau vrij spoedig een principieel antwoord zal moeten hebben op de vragen op bladzijde 11 van het Rapport Facetten. Pas nadat hierop antwoord is verkregen, zal men ver der kunnen werken, anders zal er een gat vallen in de continuïteit van het werk van de bureaus die met dit plan bezig zijn. Aan de andere kant wil de raad, zoals mevrouw Brandenburg heeft gezegd, redelijk de tijd hebben om te overdenken welke antwoorden moeten worden gegeven en welke standpunten moe- en worden ingenomen om verder te kunnen werken. Wij staan op dit moment voor de taak om de in dit ]>pzicht tegenover elkaar staande opvattingen tot elkaar te brengen. Wij zullen een volgende stap moe ten zetten en daarop zullen wi] ons met elkaar moeten beraden. Het college moet balans opmaken van lie discussie van vanavond en moet bekijken in welk tempo volgende stappen kunnen worden gezet. Ik Jieb de indruk dat een aantal vragen suggesties kunnen inhouden. Ik bedoel daarmee niet dat harde litandpunten zijn verwoord. Het gaat meer om opmerkingen die aangeven in welke richting men denkt maar waarover al naar gelang van de verdere studie nader moet kunnen worden gesproken. Ik vind dat Isij een planontwikkeling erg verstandig. Er moet zo veel mogelijk tijd zijn om erover te kunnen praten. Heeft de raad er behoefte aan om nog enkele dingen van de vertegenwoordigers van het adviesbu reau te vernemen? De heer Miedema: Ik wil in de eerste plaats een procedurekwestie aan de orde stellen. Als de voor zitter zegt dat wij over een bepaalde termijn tot beslissingen moeten komen, dan ben ik dat van harte |net hem eens. Ik zou het wel op prijs stellen dat wij, als de datum waarop de beslissing moet vallen Ivordt vastgesteld, op redelijke termijn voor die datum de beschikking krijgen over de vier rekenmodel len. Niet dat aan die modellen een exacte waarde moet worden toegekend, maar als model kunnen zij «dienst doen bij de discussie. Ik zou ook graag in mijn bezit willen hebben de berekeningen die zijn ge naakt. De verschillen zijn op dit ogenblik alleen nog maar bekend aan de leden van de Commissie voor liet Grondbedrijf, maar het lijkt mij ten behoeve van een reële afweging gewenst dat alle raadsleden de beschikking krijgen over deze gegevens. Ik wil dus graag de toezegging dat de stukken aan de raad Ijullen worden toegezonden op een moment dat ze in het overleg kunnen worden betrokken. De Voorzitter: Ik vind uw verzoek reëel en zeg dus toe dat wij de raad deze gegevens zullen ver- I strekken. De heer Miedema: De heer Oostra heeft in zijn beantwoording gevraagd waarom ik rekenmodel 2 l:ou verkiezen boven andere modellen. Het gaat hem duidelijk om het waarom van die keuze. Zoals ik al heb gesteld, hecht ik zeer aan een vrije ligging van Goutum. De meest vrije ligging is waar mijn mening het best gewaarborgd in rekenmodel 2. Men kan zeggen dat rekenmodel 4 nog beter is, nis gevolg van het feit dat er een agrarisch bedrijf tussen Goutum en de nieuwe wijk ligt. De stichting Iran dit bedrijf is qua ruimtelijke ordening misschien een vondst, maar in de praktijk is dit moeilijk te ■•ealiseren, tenzij de gemeente een landbouwbedrijf gaat subsidiëren. Ik zie daartoe geen kans. Qua ■■uimteltjketordening is deze oplossing leuk, maar verder is die niet erg reëel. Ik heb gesproken over een verdere uitleg van de nieuwe wijk, nadat de thans geplande 4.000 wo ningen gereed zijn gekomen. De heer Oostra heeft in antwoord daarop gezegd dat de ruimte voor deze 2.000 woningen in de zuidwesthoek van het plangebied kan worden gevonden. Dat gebied beslaat onge- veer 80 hectare, waarvan een rand van 200 meter breed moet worden afgetrokken, zowel bij rijksweg N32 als bij de Waldwei. Er blijft dus niet een optimale oppervlakte over. Ik wil het bureau in overwe ging geven om het oostelijk deel van het plan iets naar het zuiden te laten zakken. De ruimte tussen iGoutum en de nieuwe wijk wordt zodoende iets groter. De gemeenteraad zoals die er in het jaar 2000 Jjit zal zien, kan beslissen of die ruimte zal worden volgebouwd. Over die vraag moet eerst dan worden «eslist. Als het oostelijk gedeelte van het plan iets zakt, dan krijgen wij op dit ogenblik meer ruimte fussen Goutum en de nieuwe wijk. Een effectief te gebruiken ruimte is dan aanwezig. Nu hebben wij ■echter twee versnipperde delen. De heer Geerts: Ik zal niet op een zelfde wijze op de modellen ingaan als de heer Miedema heeft gedaan. Ik kan een en ander op dit moment nog niet goed overzien. Ons is wel opgevallen dat er eigen lijk niet zoveel goede argumenten zijn gekomen tegen de voorstellen die wij bij wijze van alternatief hebben ingebracht. Ik denk dat onze argumentatie daarvoor ook wat verkeerd is begrepen. Het heeft iechter allemaal te maken met het feit dat wij wederzijds onze informatie op een vrij laat tijdstip heb- jben uitgewisseld. De voorzitter zegt dat over de nader te volgen procedure overleg binnen het college gal worden gevoerd. Wij hebben als fractie sterk de behoefte om de zaken eens op een rijtje te zetten |en onze inbreng te leveren ten aanzien van de procedure. Ik kan namelijk niet goed overzien of op dit ogenblik een nauwkeurige afweging mogelijk is.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 11