20
De heer Ten Hoeve: Wij hopen natuurlijk ook dat de aansluiting op het kruispunt Zuiderplein, waar
over wij zojuist de beslissing hebben genomen, vlug zal worden gerealiseerd, maar wij moeten wel be
seffen dat er vanavond niets nieuws aan de hand is. Toen wij indertijd het verkeersstructuurplan aan
namen, wisten wij dat de realisering van de Oostergoweg lange tijd in beslag zou nemen. Wij hebben
uitdrukkelijk verklaard dat er geen basisweg moet komen, maar wij hebben daarbij de Willem Lodewijk-
straat als toegangsweg voor het centrum en als ontsluitingsweg voor Camminghaburen aangewezen. Na
een uitvoerige inspraakprocedure hebben wij de Willem Lodewijkstraat een tamelijk zware verkeers
functie toegedacht. Wij hebben dat welbewust gedaan en wij hebben ook met elkaar de beslissing ge
nomen om de Emmakade af te sluiten. Om die redenen ben ik van mening dat er op het moment niets
nieuws aan de hand is. Wij moeten mijns inziens doorgaan met het realiseren van deze plannen. Wan
neer de wethouder kan toezeggen dat de verbinding met het Zuiderplein snel zal worden aangelegd,
dan zou dat mooi meegenomen zijn.
De heer De Beer: Aan het eind van de brief van de belangenvereniging Oranjewijk wordt het voor
stel gedaan om de Emmakade in ieder geval open te houden totdat de Verlengde Willem Lodewijkstraat
zal worden aangelegd. Dit lijkt mij een redelijk voorstel, ook gezien de problemen die er waarschijn
lijk nog zullen rijzen.
Mevrouw De Jong: Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Ten Hoeve.
De heer Rijpma (weth.): Ik heb nog eens gekeken naar de oplossing die in het gebied Tulpenburg/
Klanderijbuurt moet worden gemaakt. De Oostergoweg gaat onder de spoorlijn door en het verlengde
van de Willem Lodewijkstraat zal over het viaduct heen gaan. In de definitieve oplossing kan deze ver
lenging pas worden aangelegd op het moment dat het viaduct is gerealiseerd. In hoeverre men een tij
delijke oplossing kan creëren, weet ik niet. Ik zou zeggen dat wij dat maar eens door de dienst moe
ten laten aangeven. In de een of andere commissie kom ik daarop dan wel terug.
Vervolgens zal ik ingaan op de vraag of de Emmakade-zuidzijde voorlopig niet kan worden afge
sloten. Ik merk op dat dit in strijd is met datgene, wat de raad heeft beslist toen het verkeersstructuur
plan aan de orde was. Bij de Raad van State hebben wij, in reactie op een beroepschrift van een in
woner van Leeuwarden tegen het bestemmingsplan Camminghaburen, keihard de uitspraak op tafel ge
legd dat de rechter ervan op aan kon dat op het moment van aanleg van het verlengde van de Kanaal-
weg de Emmakade-noordzijde en -zuidzijde zouden worden afgesloten. Ik zie al een voorstel naar ge
deputeerde staten gaan voor een verklaring van geen bezwaar, met de mededeling dat wij ons niet aan
die toezegging houden. Ik denk dat dit niet kan. Ik denk dus dat wij moeten staan voor de beslissing
die wij indertijd hebben genomen. Ik kan er op dit moment niet meer van zeggen.
De hear Miedema: Ik hald de wethalder graach oan syn tasizzing dat hy, nei rieplachtsjen fan de
tsjinst, yn in kommisje weromkomt mei in ütiensetting oer de mooglikheid fan in tydlike oansluting op
it Suderplein. Ik haw der myn soargen oer oft it trochluken fan de Willem Loadewykstrjitte wachtsje
kin op réalisearring fan it totale fiadukt. As de wethalder him ree ferklearret om te besjen oft der in
tydlike untsluting fan de Willem Loadewykstrjitte mei it Suderplein mooglik is, dan bin ik der tige kon-
tint mei en wachtsje ien en oar mei belangstelling of.
De heer Rijpma (weth.): Nog één opmerking. Laat men zich daarvan niet een overdreven voorstel
ling vormen, want wij moeten de machinefabriek Douma nog verwerven. Er zijn onderhandelingen met
dit bedrijf gaande, maar het betekent wel dat dit bedrijf altijd nog grond op een andere plaats in Leeu
warden moet kopen en dat het zijn bouwplannen daar ter plaatse moet realiseren. Laat men dus niet in
termen van weken of van maanden denken. (De hear Miedema: Dat doch ik ek net.)
De Voorzitter: Ik vind het prima dat dit in de commissie aan de orde wordt gesteld, maar ik ben ook
van mening dat dit niet op erg korte termijn zal gebeuren. Bij gelegenheid komt dit dus ter sprake.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg
ging van de wethouder.
Punt 15 (bijlage nr. 97).
De Voorzitter: Dit agendapunt betreft het preadvies inzake drie brieven betreffende verzoeken tot
medewerking om te komen tot verbetering van een gedeelte van de Vierhuisterweg.
De heer Sterk: Naar aanleiding van het preadvies wil ik de volgende opmerkingen maken. Bij het
lezen van het preadvies blijkt dat het college onderkent dat er iets aan de Vierhuisterweg moet gebeu
ren. Ik leid dit af uit het aanbod dat het college eind 1979 heeft gedaan aan het bestuur van het Wa
terschap Tusken Waad en Ie, namelijk om een bedrag van 100.000,voor onderhoud van de Vier
huisterweg beschikbaar te stellen. Het waterschap zou dan de resterende 30.000,voor zijn reke
ning moeten nemen. Het waterschap wijst dit aanbod af en komt met een voorstel zoals omschreven in
het preadvies. Op 16 september 1980 heeft het college het waterschap bericht dat het in beginsel met
het voorstel instemt, maar vraagt het college tevens - mijns inziens terecht - om een begroting van het
aantal te werken uren en de wijze van controle daarop. Het is nu inmiddels maart 1981 en het antwoord
van het waterschap laat nog steeds op zich wachten. Ik denk dat wij toch wel enige druk op het be
stuur van het waterschap moeten gaan uitoefenen. Ons blijft dan alleen de mogelijkheid over om hier
over met gedeputeerde staten in overleg te treden, ten einde tot een oplossing te komen.
De wethouder heeft in de Commissie voor Openbare Werken overigens gezegd van mening te zijn
dat de toestand van de weg niet zodanig is dat een klacht bij gedeputeerde staten over nalatigheid van
het waterschap gerechtvaardigd is. Men kan hierover van mening verschillen. Dat er iets aan de weg
zal moeten gebeuren, had het college eind 1979 al door, gelet op het aanbod van het college dat toen
is gedaan. Overigens wil ik nog opmerken dat de westkant er ook niet zo florissant uitziet. Ik hoop dat
het college mijn suggestie ten aanzien van deze kwestie zal overnemen.
De heer Rijpma (weth.): Dat er iets aan de Vierhuisterweg zou kunnen gebeuren, blijkt wel uit ons
standpunt als ingeland van het waterschap en als eigenaar van aangrenzende landerijen. Wij zijn dus
bereid om ons aandeel in de verbetering van de weg, die ressorteert onder het Waterschap Tusken
Waad en Ie, royaal in het plan te betrekken. Ik zeg de heer Sterk toe dat ik het waterschap nog eens
zal aanporren om te kijken of wij er uit kunnen komen.
De Voorzitter: "Aanporren" betekent in dit verband dat het waterschap zal worden aangespoord
iets te doen.
De heer Sterk: Ik ben de wethouder zeer erkentelijk voor zijn antwoord, maar dit "aanporren" moet
liefst op korte termijn gebeuren.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg
ging van de wethouder.
Punten 16, 17 en 18 (bijlagen nrs. 96, 106 en 108).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 19 (bijlage nr. 115).
De Voorzitter: Dit agendapunt luidt: Huisvesting en financiering hiervan van woonwagenbewoners.
De heer Bijkersma: Ik wil enkele vragen stellen over punt 2 van de raadsbrief, het hoofdstuk Be
schikking geldelijke steun woonwagens". Op grond van deze beschikking kan de gemeente woonwagen
bewoners geldelijke steun verlenen. Even verderop in de tekst staat: "De geldelijke steun kan slechts
worden verstrekt indien de woonwagen op een erkende standplaats is of kan worden geplaatst en de wa
gen is of zal worden bewoond door tot een bewoningsvergunning gerechtigde bewoners. Onze gemeen
te heeft een heel goed terrein aangelegd voor de kermisexploitanten. Het zal u ook wel bekend zijn
dat de kermisexploitanten zich, althans tot voor enkele weken, niet wilden houden aan de regels die
door de dienst zijn gesteld. Wij gaan dus nu geldelijke steun verlenen aan woonwagenbewoners, als
dit nodig is, bij het in ongerede raken van de woning. Mijn vraag is deze. In het bij dit raadsvoorstel
behorende besluit wordt gesteld: .in de door burgemeester en wethouders aan te wijzen geval
len Als zo'n geval zich nu eens voordoet en het betreft iemand die zich niet aan andere regels
dan de regels in de beschikking wil houden, kan het college dan een streep trekken door de aanvraag
om geldelijke steun? Ik vind wel dat sommige kermisexploitanten zich, tot nu toe althans, niet goed
I ebben gedragen.
Ik vraag mij overigens af wie antwoord op mijn vraag moet geven, want ik heb gemerkt dat de wet
houder een poosje geleden de raadzaal heeft verlaten.