30
over vrouwen bevri/ding. Als men spreekt over "bevrijding", moeten er ook onderdrukten zijn die niet
in staat zijn zelf hun kluisters af te werpen. Wel, ik zie de vrouw anno 1981 niet als onderdrukte. Er
is sprake van een achterstand, maar dat is een heel andere zaak. Bovendien zie ik niet dat de door
snee-vrouw door anderen moet worden bevrijd. De vrouw van nu is mondig genoeg om zelf mee te wer
ken aan haar emancipatie. Zo hoog sla ik de vrouw wel aan.
Wat ik erg waardeer in de PAL-nota, is het feit dat de oorzaken van de achterstandssituatie van
de vrouw goed uitgewerkt zijn. Verder is de PAL-nota breed opgezet en eigenlijk niet te vergelijken
met de bestuurlijke nota. Ik meen dat in de PAL-nota zeker suggesties zijn gedaan die in een breder
beleid kunnen worden meegenomen. Ik doel hiermee met name op het onderwijs. Waar ik met betrek
king tot de PAL-nota grote bezwaren tegen heb, is dat men de kinderen wil afschuiven op de collec
tieve zorg. Dat is een zaak waarmee ik grote moeite heb.
De heer De Pree (weth.): Ik zal allereerst enkele kernpunten behandelen en daarna ingaan op en
kele detail-opmerkingen die zijn gemaakt.
Verschillende raadsleden hebben gesproken over een visie op emancipatie, die in de nota zou ont
breken. Deze visie ontbreekt natuurlijk niet, maar kan wellicht nog worden uitgebreid met meer din
gen. Er kunnen ook dingen worden geschrapt, het is maar net hoe ver men gaat. Een en ander hangt
ook enigszins samen met het feit dat het geven van een analyse, zoals mevrouw Van der Werf wenste
toen zij vroeg om een verklaring voor de huidige positie van de vrouw, minder eenvoudig is dan het op
het eerste gezicht lijkt. Natuurlijk komen ideeën over emancipatie niet zomaar uit de lucht vallen.
Sociologen en andere wetenschappers kunnen ook verklaren waarom in één bepaald tijdperk ideeën over
de positie van mannen en vrouwen zo sterk naar voren komen en waarom die ideeën niet eerder of la
ter op de voorgrond traden. Dat daarbij sociaal-economische factoren een rol spelen, is iets dat mijns
inziens door iedereen is geaccepteerd, maar het gaat niet alleen om de sociaal-economische factoren.
Het is ook niet zo dat één bepaalde maatschappijstructuur bepalend is voor de positie die vrouwen heb
ben. Om dit te illustreren zal ik een voorbeeld noemen vanuit een stroming in de maatschappij die ik
redelijk ken, namelijk het socialisme. De vrouwenbeweging, en zeker de feministen onder hen, heeft
kritiek op de zienswijze van de socialistische beweging dat er met de omverwerping van de kapitalis
tische maatschappij ook een einde zou komen aan de achtergestelde positie van de vrouw. De vrouwen
beweging wijst erop dat dit soort dingen zo simpel niet liggen, maar dat ook culturele en ideologische
factoren een rol spelen. In de loop van de geschiedenis zijn overigens, door toedoen van bepaalde be
wegingen die niet primair sociaal-economisch waren gericht, wel degelijk "emanciperende" krachten
aan het werk gezet. Als zo'n andere stroming, die ik van huis uit een beetje meen te kennen, noem ik
de joods-christelijke traditie. Gaat u maar eens na hoe men in het oude Israël dacht over de positie van
de vrouw. In die tijd was die zienswijze een doorbraak. Kijkt u ook eens naar wat op sommige plaat
sen in het Nieuwe Testament over de positie van de vrouw te vinden is.
Kortom, het is te simpel om een achtergestelde positie van de vrouw zomaar te baseren op één fac
tor. U weet wellicht dat er ook theoretici en wetenschappers zijn die de aandacht vestigen op bepaal
de biologische factoren die een rol in dit geheel spelen. Dit aspect is op het ogenblik wat minder "in",
maar langzamerhand wordt toch wel erkend dat deze factoren althans enige verklaring geven voor de
positie van de vrouw, in die zin dat het niet helemaal toevallig is dat het is gegaan zoals het tot he
den is gegaan.
Een tweede algemene opmerking betreft het emancipatiebeleid dat wij als gemeente zouden wil
len voeren. Wij hebben voor de totstandkoming van een nota een medewerkster aangetrokken die op
een bepaalde secretarie-afdeling werkzaam was en de nota heeft gemaakt. Ik betrek hierbij de motie
van PAL, waarin om een medewerkster in vaste dienst wordt gevraagd. Het college zelf stelt voor om
een kracht in tijdelijke dienst aan te trekken. Dit voorstel wordt niet alleen om financiële redenen ge
daan, maar ook omdat het de vraag is of emancipatiebeleid gestalte kan krijgen door daarvoor simpel
weg iemand aan te stellen. Het lijkt mij dat wij veeleer de kant op moeten van een gemeentelijk be
leid dat dwars door alle afdelingen en diensten heen gaat. Zoals u weet, zijn wij op een aantal punten
daar al mee bezig. Bij een beleid als ik zojuist heb geschetst, is het niet meer nodig dat er een aparte
kracht voor emancipatiebeleid is. Ik heb al eens eerder gezegd dat zo'n constructie een bepaalde "ali
bi-functie" kan verschaffen.
Mevrouw Otsen is ingegaan op het punt van de kinderopvang. Haar opmerkingen over dit onder
werp zijn al eerder, namelijk in het kader van de behandeling van het plan en programma kinderdag
verblijven, aan de orde gekomen. Er is al toegezegd dat het bij het komende plan en programma kin
derdagverblijven niet alleen meer zal gaan over het kinderdagverblijf, maar ook over kinderopvang in
de veel ruimere zin van het woord. In de indertijd gevoerde discussie is ook van deze kant van de col
legetafel gezegd dat kinderopvang inderdaad belangrijk is, mede in het kader van de emancipatie van
31
|de vrouw. Er wordt aan gewerkt, wat overigens nog niet wil zeggen dat meteen aan alle behoefte
kan worden voldaan.
Verder heeft mevrouw Otsen gevraagd of in het Georganiseerd Overleg eens het vraagstuk van
verlof bij ziekte van huisgenoten aan de orde kan worden gesteld. Zij wil in die gevallen mogelijk
heden tot onbetaald verlof bieden. Naar wethouder Eijgelaar mij vertelde, zal dit aspect in het Ge
organiseerd Overleg aan de orde worden gesteld.
Mevrouw Otsen stelde voorts dat positieve discriminatie bij opleidingsmogelijkheden moest worden
toegepast. In de emancipatienota wordt daarover het een en ander gezegd. In de nota wordt de aanbe
veling gedaan dat wat studiefaciliteiten voor vrouwen betreft zelfs moet kunnen worden overgegaan
tot extra stimulering. Dat zou weieens nodig kunnen zijn.
Ik zal nu ingaan op het initiatief-voorstel van PAL over de naamgeving van vrouwen. Dit voor
stel is reeds eerder ingediend, maar toen aangehouden. Het college stelt voor om iedereen te wijzen
op het wettelijk recht dat alle vrouwen ten aanzien van de naamgeving hebben. Daarbij wordt de keuze
overgelaten aan de vrouwen. PAL draait dit laatste om en wil dat vrouwen onder hun eigen naam (hun
meisjesnaam) worden aangeschreven. De vrouw die daarop geen prijs stelt, moet dat dan maar laten ho
ren. Het is een kwestie van benadering. Ik sluit mij wat dit betreft aan bij de opmerkingen hierover
van mevrouw De Jong. Het lijkt mij sowieso verstandiger om toch aan te sluiten bij de - volgens som
migen misschien verkeerde - situatie zoals die op het ogenblik is. Het verbaast mij enigszins dat zo'n
rigoureus voorstel - het is maar een onderdeel - van PAL wordt verwoord door iemand die een agogische
opleiding achter de rug heeft. (De heer Ten Brug (weth.): Die opmerking is toch niet gericht aan de
raad?) Nee, het is even een persoonlijke opmerking.
Mevrouw Otsen heeft gevraagd of er nog wijziging kan komen in de verfijning, zoals die in de
emancipatienota wordt verwoord, ten aanzien van de emancipatie-activiteiten. Dat is inderdaad mo-
aelijk, want uiteindelijk is doorslaggevend wat er aan prioriteiten komt uit het sociaal-cultureel plan,
waarvan de emancipatie onderdeel uitmaakt. Eind dit jaar zal het sociaal-cultureel plan verschijnen.
Verder vraagt mevrouw Otsen om binnen één jaar een aanvulling op het beleid te geven. In mijn
reactie op deze vraag zal ik ingaan op de voorgestelde commissie emancipatiezaken. De heer Jansma
vroeg zich af of deze commissie ex artikel 62 al wel moest worden ingesteld. Hij wees daarbij op ver
schillende dingen die er al in het kader van de emancipatie gebeuren, zoals een wijziging in de sa
menstelling van de Raad voor Maatschappelijke Dienstverlening en het instellen van een werkverband
emancipatie. De bedoeling van de in te stellen commissie ex artikel 62 is dat een zekere garantie
wordt geschapen dat er in de komende jaren inderdaad voortgang wordt gemaakt op het terrein van
emancipatiebevorderende activiteiten, ook door de gemeente. Wanneer er niet een adres is dat met
name die opdracht heeft, ben ik er niet zeker van of het emancipatiebeleid wel voortgang vindt. Het
is echt niet de bedoeling dat deze emancipatienota in een kast komt te liggen en verder geen uitwer
king meer heeft.
De heer Jansma stelt verder dat in de Commissie Een goede raad het hele stelsel van raden en com
missies aan de orde komt. Dat is juist. Een nieuw stelsel zal evenwel pas ingaan wanneer een nieuwe
gemeenteraad is gekozen. Tot die tijd is er sprake van een gat. Naar mijn mening is het een goed ding
om deze commissie emancipatiezaken nu al wel in te stellen en deze commissie te betrekken bij de
evaluatie van de commissies en raden, die er sowieso komt. (De hear Jansma: Kinne jo noch wat sizze
oer de july-sirkulaire?)
U vroeg inderdaad naar de financiële consequenties van datgene wat in de emancipatienota staat.
Sommige dingen hebben wel financiële gevolgen, andere weer niet. Er zijn ook allerlei voorstellen
in de nota gedaan die enige versluierde financiële consequenties zullen hebben, omdat een en ander
dan deel uitmaakt van de werkwijze van het apparaat.
Op één aspect is al eerder gewezen, namelijk de deeltijdarbeid. In het beleidsplan wordt daar
voor een bepaalde post geraamd. Voor een deel zullen zaken die de emancipatie betreffen inderdaad
geld kosten. Het is dan een kwestie van afwegen. Wel merk ik op dat het nog altijd zo is dat toekom
stige voorstellen die geld kosten, hier in de raad zullen worden behandeld, met het prijskaartje er
aan vast.
De heer Jansma heeft ook gesproken over het adres waarop sollicitanten terecht kunnen die menen
op grond van hun vrouw-zijn - of man-zijn, zoals wij in de commissie hebben bediscussieerd - gedis
crimineerd te zijn. Hij veronderstelde dat zo'n adres binnenkort niet meer nodig zou zijn, omdat er
voigens de nota een andere voorziening voor in het leven zal worden geroepen. Als dat heel binnen
kort zal gebeuren, dan hoeft zo'n adres uiteraard niet, maar als dat niet het geval is, zou men in de
tussentijd de voorgestelde commissie als zo'n adres kunnen beschouwen.
Dat in de nota het voorstel wordt gedaan om rondom de verkiezingstijd in de publicatie "Aan de
Grote Klok" het een en ander op te nemen betreffende de naamgeving en de mogelijkheid die men