16
gadering spreekt. Op 19 januari is dit punt namelijk in volle openbaarheid in de Commissie voor de
Ruimtelijke Ordening behandeld. De raadsbrief is toen als raadsbrief aan de orde gesteld, waarbij over
eenkomstig het volgende citaat uit het verslag van die vergadering is meegedeeld: "De wethouder merkt
desgevraagd op dat dit onderwerp niet op de agenda van de eerstvolgende raad zal worden geplaatst;
eerst kan men zich in breder verband beraden." Bij dit belangrijke voorstel is dus een procedure ge
volgd die wij een enkele keer vaker volgen, namelijk het in een vroeg stadium inlichten van de com
missies, het via de commissies mogelijk maken om met anderen van gedachten te wisselen en ten slot
te het afrondende oordeel. (De heer Van der Wal: Welke commissie heeft dan als adviescommissie aan
b. en w. gefungeerd?) Bij dit punt heeft de commissie niet als adviescommissie aan b. en w. gefun
geerd, er is op 19 januari 1981 een openbare commissievergadering geweest. De raadsbrief is dus niet
voor advies naar de commissie gegaan maar als een raadsstuk.
Een tweede punt is de vraag waarom hier geen inspraakprocedure is gevolgd. Naar mijn mening
was het niet noodzakelijk om een inspraakprocedure te volgen; ik zeg overigens niet dat het niet had
gekund. Aan de orde is de afronding van het verkeersstructuurplan en de raad heeft indertijd vastge
steld dat er vooralsnog geen doorbraak zou moeten komen. Welnu, wij hebben aan het bureau opdracht
gegeven na te gaan hoe de oplossing eruit zou zien zonder dat er een doorbraak kwam. Op het moment
dat wij die oplossing zagen, was onze visie als volgt: er is te weinig ruimte voor de voetganger - in
de raadsbrief is dit ook verwoord -, er is te weinig ruimte voor de fietser, het openbaar vervoer kan
zich met name op het spitsuur niet ontworstelen aan de verkeersstromen. Dit laatste betekent dat juist
op het spitsuur, wanneer een vlotte doorstroming van alle bussen noodzakelijk is - op andere uren is
een vertraging van vijf minuten misschien te overkomen -, een vertraging ontstaat die zich op grote
schaal voortzet. Toen dat naar ons gevoel duidelijk was, is alsnog aan het bureau gevraagd om ook
een tekening te maken en conclusies op papier te zetten voor die "vooralsnog-oplossing", opdat de
raad niet op basis van onvolledige informatie tot een keuze zou moeten komen. De raad kan dus op
dit moment, op basis van volledig uitgewerkte principe-tekeningen, zijn beslissing kenbaar maken.
Het lijkt mij niet noodzakelijk dat ik, na de uitvoerig belichte mogelijkheden, in extenso op de
plannen op zich inga. In de commissies is men op deze plannen ingegaan, terwijl de raad ook zelf
zich op een en ander heeft voorbereid. Ik zal een aantal opmerkingen vanuit de raad dus ook beschou
wen als een verklaring van het standpunt dat wordt ingenomen. h
Enkele opmerkingen vergen wellicht nog een antwoord. Zo is de vraag gesteld waarom het Vijzel-
blok niet in de plannen is betrokken. Men stelde dat door ons steeds werd gezegd dat een oplossing
voor dit blok moest wachten op de rapportage over de afronding van het verkeersstructuurplan. Wel
nu, het moest wachten tot de raad een beslissing over het Hoeksterend had genomen. Het is nooit de
bedoeling geweest om een en ander als één geheel te presenteren: zodra de beslissing over het Hoek
sterend in principe is genomen, kan de aansluiting van de Groeneweg op de Noorderweg een snelle
procedure doorlopen. Het is ook niet een urgentie van de eerste orde om deze aansluiting aan te vat
ten, want niet alle panden in het Vijzelblok zijn ons eigendom. Wij kunnen met een van de eigenaren
geen overeenstemming bereiken. De gesprekken kunnen nog maanden duren. Wij moeten op basis van
een vrijwillige overeenkomst een akkoord zien te bereiken, want wij kunnen niet verklaren dat in
dit gebied geen bestemmingsplan wordt voorbereid. Dit betekent dat een bouwblokonteigening niet mo
gelijk is. Als wij niet alle eigendommen op vrijwillige basis verkrijgen, dan houdt dat in dat wij moe
ten wachten op het rechtsgeldig worden van het bestemmingsplan dat deze situatie moet regelen. Het
spijt mij dat het zo lang duurt, maar het is een onoverkomelijke barrière, hetgeen betekent dat nu in
het bestemmingsplan de oplossing moet worden aangegeven voor de vraag hoe de Noorderweg en de
Groeneweg met elkaar gaan "communiceren".
Verder is de opmerking gemaakt dat er een basisweg wordt gecreëerd bij een doorbraak van de
Van Swietenstraat. Wanneer de raad voor de oplossing zou zijn waarbij fietsers en openbaar vervoer
meer ruimte krijgen, is op eenvoudige wijze iets te doen aan het particulier verkeer. Als men van de
twee rijstroken één rijstrook expliciet tot busbaan zou verklaren, zowel in de heenrichting als in de te
rugrichting, blijft de capaciteit van het kruispunt net zo als in de oplossing zonder doorbraak. Dan be
houdt men de voordelen die naar ons oordeel in het plan met doorbraak voor het langzaam verkeer en
het openbaar vervoer aanwezig zijn.
Voorts is de veronderstelling geuit dat de interlocale bussen niet meer naar het WiIhelminaplein
zullen rijden. Deze veronderstelling is in zoverre juist dat het alleen gaat over de interlocale bussen
die vanuit het zuiden komen. Het gaat daarbij wel om een reëel deel van het interlocale gebeuren,
maar het is lang niet al het interlocaal vervoer. In het verkeersstructuurplan heeft de raad voor de bus
sen vanuit het noordelijk gebied de route over de Groeneweg, langs het Gerechtshof en door de Prins
Hendrikstraat aangewezen. Substantieel wordt de capaciteit van de Prins Hendrikstraat niet wezenlijk
onbenut gelaten en dat betekent dat vooralsnog de suggestie van de heer De Jong, namelijk om de
17
Prins Hendrikstraat in de toekomst ook vanuit zuidelijke richting open te stellen, geen beslissing be
hoeft.
Met betrekking tot het Zuiderplein zijn enkele conflictpunten ter sprake gebracht. Naar mijn me
ning is het aantal conflictpunten in beide oplossingen hetzelfde, misschien met uitzondering van de
mogelijk gemaakte fietsverbinding naar de doorgetrokken Van Swietenstraat. Als wij van mening zijn
dat er in de Van Swietenstraat-Baljéestraat geen extra fietsverkeer hoeft te komen, dan gaan de twee
conflictpunten op het Zuiderplein er ook uit en is het aantal conflictpunten voor de fietsers in beide
oplossingen gelijk.
Een enkele opmerking over de Verversbrug. Ik ben van mening dat deze brug niet zo'n controver
sieel punt hoeft te vormen. In de raadsbrief staat wat dit betreft ook "moeten c.q. kunnen". Wanneer
wij de Verversbrug voldoende achten voor fietsers in beide richtingen - de brug is tenslotte bedoeld
voor fietsverkeer van en naar Oldegalileën -, dan kan deze brug blijven zoals hij is. Alleen als wij
van mening zijn dat de capaciteit voor tweerichtingverkeer over de brug niet voldoende is en dat ook
de capaciteit die nodig is om het verkeer van de Groningerstraatweg aan de noordzijde op te vangen
niet voldoende is, dan zou aan de Verversbrug iets, wat dan ook, moeten gebeuren.
Naar mijn mening roept het handhaven van het trottoir aan de noordzijde van de Hoeksterpoorts-
brug meer problemen op, want dit zou betekenen dat de ruimte voor het andere verkeer beperkt wordt.
Dit zou wellicht weer tot de ellende kunnen leiden dat vooral de fietsers aan beide kanten van de weg
ruimte missen. Bij de detaillering komt een en ander echter wel tevoorschijn, want het betreft nu im
mers een principe-schets. Op basis van dit principe komt de werktekening te zijner tijd ter behande
ling in die commissies die geacht worden daarover te kunnen en moeten oordelen.
De Voorzitter: De heer De Beer was benieuwd of er een minderheidsstandpunt in het college werd
ingenomen en vroeg zich af welke leden van het college een minderheidsstandpunt innamen, als daar
van sprake was. Het college heeft een voorstel ingediend, zonder meerderheids- of minderheidsstand
punt. Dit hoeft niet te betekenen dat ieder lid van het college straks op een zelfde wijze zal stemmen.
Ik weet zelf ook niet hoe men zal stemmen. De heer De Beer moet zijn nieuwsgierigheid nog even be
dwingen tot de stemming.
De heer Ten Brug (weth.): Ik wil de heer De Beer wel even uit de droom helpen, mijnheer de voor
zitter. Wij hebben langdurig over de voorliggende problematiek gediscussieerd. Ik neem aan dat de
heer De Beer ontdekt heeft dat de Partij van de Arbeid niet luchthartig over dit voorstel heen is gelo
pen. De situatie is zo dat op dit moment twee van de stemhebbende leden van het college voor en drie
leden tegen het voorstel zijn. Een soort "Cambuur-uitslag"
De Voorzitter schorst, om 21.00 uur, de vergadering voor de eerste pauze.
De Voorzitter heropent, om 21 .30 uur, de vergadering.
De heer Ten Hoeve: Ik zal beginnen met te zeggen dat wat ons betreft de wethouder gelijk had
met zijn opmerking dat onze uiteenzetting in hoofdzaak een verklaring van ons standpunt was en niet
een opsomming van argumenten voor of tegen het voorstel inhield.
De heer De Beer had het over de nadelen, die nadrukkelijk in deze nota staan, van het plan zon
der doorbraak. Een goede lezer heeft natuurlijk heel goed de voordelen gezien die aan een rechte krui
sing op het Zuiderplein zijn verbonden. Ik wijs nog eens op het feit dat wij bij een doorbraak van de
Van Swietenstraat zonder meer de basisweg binnenhalen.
De wethouder heeft nog een opmerking gemaakt over het verkeer tijdens het spitsuur. Hij vergat
daarbij wellicht dat wij bij aanvaarding van het verkeersstructuurplan hebben uitgesproken het aan
vaardbaar te vinden dat op het spitsuur bepaalde wachttijden optreden. Wie goed op de klok kijkt,
weet dat het wachten in die situatie nogal meevalt. Mensen raken te gauw overstuur.
Met betrekking tot het Vijzelblok ben ik het niet eens met wat de wethouder hierover heeft ge
zegd. In de diverse discussies werd naar mijn mening door hem voortdurend de suggestie gewekt dat het
bouwplan zou moeten wachten op de verkeersoplossing voor het Hoeksterend. Daarmee werd gesugge
reerd dat er bij het Vijzelblok ook iets zou gebeuren, zoals wegverbreding en het aanleggen van meer
rijbanen. Nu dit misverstand uit de wereld is - naar ik heb begrepen is een bouwplan niet mogelijk -,
hoop ik dat het bestemmingsplan met spoed wordt voorbereid en dat werkelijk tot realisering van wo
ningen kan worden overgegaan.
Tegen de heer De Jong wil ik zeggen dat wij er niet voor zijn om de Prins Hendrikstraat ook toe
gankelijk te maken voor autoverkeer uit zuidelijke richting.