10 ven. Ik vind dat gegeven nog niet zo vaststaand. Naar mijn mening is het beter om te zeggen dat wij met de begrenzing van ons bestemmingsplan rekening houden met de huidige begrenzing van het agra risch gebruik. Als u een kaartje van het agrarisch gebruik bekijkt, dan ziet u dat de mogelijkheid daar toe ook wel aanwezig is. In het bestemmingsplan kunnen wij toch niets regelen ten aanzien van de om vang, anderen doen dat voor ons. Wij moeten daarover mijns inziens dan ook geen uitspraak doen. Een uitspraak zou kunnen zijn: houd met de begrenzing van het bestemmingsplan rekening met het agrarisch gebruik zoals dat op het ogenblik ter plaatse is. In dit geval is dit een nogal bruikbaar uitgangspunt. Bij F.f gaat het om de groene zone rond Goutum. Wij moeten 200 meter van Goutum verwijderd blijven. Gezien het voorgaande zal het u duidelijk zijn dat wij twijfelen aan dat uitgangspunt. Wij er kennen het feit dat Goutum een eigen identiteit heeft en wij willen ook dat Goutum een zekere identi teit handhaaft als herkenbare ruimtelijke eenheid. Kan dat alleen als men dit dorp op een eiland neer zet door een groene strook eromheen te laten bestaan? Of kan men ook de karakteristieken waarborgen door goed stedebouw te plegen? Kan dat ook niet bij een model waarbij toch wordt aangesloten op de bebouwing van Goutum? Ik heb u zonet gezegd waarom wij vinden dat dit eigenlijk zou moeten. Naar mijn mening is dit wel mogelijk. Het heeft ook te maken met een stuk creativiteit, het heeft te maken met de wijze waarop men de ontsluitingen regelt, het heeft te maken met de manier waarop men bepaal de karakteristieken van het dorp - de toren en de terp - accentueert. Men zal moeten waarderen wat de karakteristieken van Goutum zijn. Met betrekking tot de stedebouw in de aanliggende gebieden zal men daarmee dan rekening moeten houden. Voor mij is het niet een gegeven waarvan men niet kan afwijken. Het vormt ook niet een reden waarom men 200 meter van Goutum vandaan zal moeten blijven. Ik kom dan meteen toe aan de brief die Dorpsbelang Goutum heeft gestuurd. Men zegt dat hen is beloofd dat het dorp Goutum bij het overleg zou worden betrokken. Uit de tekst van de brief blijkt dat dit overleg zou gaan over de ontsluitingen, over de manier waarop Goutum zal worden ingebouwd en over de schoolvoorzieningen. Ik wil dan de vraag stellen wat hier is toegezegd. Wij hebben indertijd gezegd dat de locatiekeuze een bovenwijkse beslissing en een zaak van de gemeenteraad is. Als men echter aan de invulling van een en ander toe is, dan is het inderdaad ook een zaak van de aanliggende bewoners. Is er al overleg geweest? Wat heeft het overleg opgeleverd? Moet nog met het overleg wor den begonnen? Wij maken nog niet een keuze voor model 2, want wij zeggen dat wij daar nog niet aan toe zijn. Deze keuze willen wij straks beter gefundeerd doen. Een van de dingen die ons daarbij zouden kunnen helpen, is het overleg met Goutum. Wat zeggen de mensen uit Goutum ervan? Als de procedure ver loopt zoals wij vinden dat die eigenlijk zou moeten verlopen, dan zou dat overleg daarin in te passen ziin Vraag F.g tenslotte gaat over de grote recreatievaart. Het lijkt mij een plezierige zaak dat de kleine bootjes op het Van Harinxmakanaal kunnen komen. Ik denk niet dat dit zo geschikt is voor de grote schepen; de bruggetjes bij de Hounsdyk en andere plaatsen zijn daarvoor ook niet zo geschikt. Wij moeten daar niet allerlei dingen uit gaan halen. Het is wel leuk dat er een aansluiting met de boezem wateren komt, maar ik dacht niet dat wij allerlei bokkesprongen moesten maken. Concluderend merk ik het volgende op. Ik heb zo goed mogelijk geprobeerd de vragen uit het Rapport Facetten van commentaar te voorzien. U zult hebben gehoord dat wij niet zomaar "ja" of "nee" kunnen zeggen. Er kunnen daar omheen ook nog andere dingen worden gezegd. Wij vinden dat het op dit ogenblik niet verantwoord is conclusies te trekken op grond van kaartjes, nog afgezien van de cryp tische opmerking daar omheen over het "meenemen van de voordelen van de andere plannen". Ik weet eigenlijk niet goed wat wij met zo'n opmerking moeten. Het is voorbarig om nu conclusies te trekken. Dat vinden wij niet alleen, dat vindt ook die ambtelijke commissie. Het is altijd wel plezierig als men van die zijde wordt gesteund in het denken over deze materie. Ik heb in mijn inleiding al gezegd dat men hierover als leek zit te praten, men zit erover te denken, men probeert zijn gezond verstand te ge bruiken en als men dan tot een nogal andere mening komt dan mensen die er dagelijks mee bezig zijn, dan is het wel gemakkelijk als men adhesie krijgt van andere mensen die er dagelijks mee annex zijn. Wij vinden dat de hoofdvragen: compact of geleed, aansluiting bij Goutum of niet, eerst op een gefundeerde wijze beantwoord moeten worden, voordat wij allerlei uitspraken doen over enige kaartjes, die toch een soort globaal plan zullen vormen waarvan men moeilijk kan afwijken. Zoiets gaat namelijk een eigen leven leiden, ledereen die met kaartjes werkt, weet ddt daarop wordt gekeken. Men moet eerst zorgen dat men de doelstellingenfase goed doorkomt. Als men het er dan met elkaar over eens is wat men wil, dan kan men invullen hoe dat moet gebeuren. Op dit moment zijn wij echter twee dingen tegelijk aan het doen. De heer Pronk is inmiddels ter vergadering gekomen. De heer Sijbesma: Sinds vorig jaar zijn wij in de raad en in de diverse commissies bezig met Wiar- daburen. Vanavond zullen wij toch beslissingen moeten nemen, aanwijzingen moeten geven, voor de richting die wij als raad willen inslaan. Dat zal erg moeilijk zijn, omdat wij nog niet goed weg weten met onder andere de economische recessie, waar wij op dit moment mee hebben te maken. Wij hebben ons zelf de taak gesteld, daarin met name door de provincie gesteund, een groei te realiseren - voorna melijk door het aantrekken van een migratieoverschot - tot 95.000 inwoners in 1995. Die taakstelling geldt nog, maar is wel zo groot dat wij met het college van mening zijn dat wij ons moeten bepalen tot een plan voor 4.000 woningen. Met het oog op mogelijke stagneringen in de ons voor ogen staande ont wikkeling is het van belang dat binnen deze omvang afgeronde gehelen zijn te realiseren. Dit kan consequenties hebben voor onder andere de winkelvoorzieningen. En toch zullen wij bij voorbaat en op voorhand ons moeten richten op het totale plan. Ook winkelvoorzieningen vragen tegen woordig een groot draagvlak en daarom zullen wij moeten uitgaan van een planopzet met één centrum gebied. In de voorafgaande discussies is er al op gewezen dat er, om in te kunnen spelen op de eerder genoemde ontwikkelingen, ruimte moet worden geschapen ten opzichte van het oorspronkelijke uit gangspunt van 65% koopwoningen en 35% huurwoningen. Ons lijkt een kaveldifferentiatie van 60% goedkope kavels, 20% duurdere kavels en 20% dure kavels een aanvaardbaar uitgangspunt. In eerste instantie zag ik een dorpenplan ontstaan. Ik zag dat als een belangrijk wapen tegen sub urbanisatie. Ik keerde echter op mijn schreden terug, toen ik besefte dat het om realisering van een stadswijk ging. Dit komt onder meer tot uiting in een hoge bebouwingsdichtheid. Ook om financiële re denen zal dit laatste nodig zijn. Toch meent mijn fractie dat het dorp Goutum een gegeven is en dat dit dorp zijn functie zal moeten blijven houden. Het bestemmingsplan voor Goutum is op dat punt ook erg duidelijk, terwijl er ruimtelijk mogelijkheden zijn om Goutum als dorp te handhaven. In de raadsbrief, maar meer nog in de discussie in de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening, werd de mogelijkheid aangegeven het gebied rondom Goutum in te richten als gebied met een bovenwijkse recreatieve func tie. Een en ander wel met behulp van CRM. Het idee spreekt ons aan, maar bepalend zal zijn welke fi nanciële mogelijkheden ons daarbij worden geboden. Met grote doordringing van groengebieden kunnen lange randgebieden ontstaan, met behulp waarvan ingespeeld kan worden op een mogelijke sterke verso bering van de woning en de directe woonomgeving, terwijl er toch een aantrekkelijke woonwijk ont staat. De onderhoudskosten van stedelijk groen zijn bij deze opzet het laagst. Wat de verkeersafwikkeling betreft is mijn fractie van mening dat een gelijke verdeling over N32 en Drachtsterweg het meest voor de hand ligt. Dit sluit het best aan op het verkeersstructuurplan; de N32 krijgt straks, als de brug is gerealiseerd, meer mogelijkheden. Deze ontsluiting geeft ook de kort ste fiets wegen naar de stad. Ik moet nu toch iets zeggen over de brief naar aanleiding van het vooroverleg met een commissie ad hoe, waarbij rijks- en provincieambtenaren aanwezig waren. Uit de brief krijg ik de indruk dat dit overleg door het college bedoeld was als een overleg dat vooruitliep op het overleg ex artikel 8 van de Wet op de ruimtelijke ordening. Nu meende ik altijd dat dit overleg betekende dat nagegaan werd of de gemeentelijke plannen niet in strijd zijn met uitgangspunten, regelingen of plannen van andere overheden of overheidsinstanties. De commissie ad hoe komt op basis van enkele stukken - in tijdnood verkerend, zeggen ze; ik stel het voorzichtig - niet verder dan: "Ga met je huiswerk terug en maak het over." Het komt op mij een beetje als betuttelend over. Misschien heb ik de taak van de commissie echter niet goed begrepen. In elk geval kon ik met het aangedragene bij mijn standpuntbepaling niet uit de voeten. Overwegende de functie van Goutum, de grootte van de wijk, de stedelijke bouw, de gróte dichtheden die daarmee samenhangen, de mogelijke toekomstige versoberingen in bouw en woonomge ving, de gegevenheden van het landschap en de mogelijkheden daarvan, de verkeersafwikkelingen en de agrarische belangen, kiest mijn fractie voor een verdere uitwerking op basis van de kwaliteiten van rekenmodel 2. Wij gaan ook akkoord met de bijstelling van doelstellingen en programma, zoals weerge geven in de raadsbrief. De heer De Beer: Nadat al eerder was besloten de komende stadsuitbreiding ten zuiden van Gou tum te realiseren, zitten wij nu voor de keus hoe wij dat zullen doen. Ik zeg duidelijk "voor de keus", want het is en blijft een keus. Wij hebben vanavond de keus uit vijf modellen. Of er niet meer moge lijkheden zouden zijn geweest, is een vraag die vanavond niet beantwoord hoeft te worden. Wat de omvang van de wijk betreft zijn wij van mening dat een aantal van 4.000 woningen vol doende mogelijkheden biedt om met de ontwikkeling van het plan verder te kunnen. Bij die ontwikke ling zal de mogelijkheid om in te spelen op de in de toekomst ontstane woningbehoefte en vraag naar bepaalde typen woningen voldoende gewaarborgd moeten worden. De ervaring met Camminghaburen heeft ons geleerd dat de verhouding 60-20-20, zoals wordt voorgesteld onder de letter B, voldoende flexibel is om als uitgangspunt te dienen voor de kaveldifferentiatie.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 6