6
De Voorzitter: Ik wil u dan toch even interrumperen. Ik had eerst de intentie om de kwestie van
het citeren uit voor raadsleden ter inzage gelegde stukken in het Seniorenconvent te behandelen, om
dat er anders misschien voor niets veel rumoer zou zijn ontstaan. Op zich had wethouder Eijgelaar ge
lijk. De heer Bijkersma weet heel goed dat de stukken voor de vergaderingen van b. en w. voor de
raad ter inzage liggen, maar geen openbare stukken zijn. Ik had mij wel in de discussie kunnen men
gen, maar misschien had de pers daardoor de onjuiste gedachte gekregen dat in de stukken voor de
b. en w.-vergaderingen grote geheimen staan van de gemeente Leeuwarden. Nu, er staan helemaal
geen geheimen in wat dit punt betreft en daarom heb ik de heer Bijkersma rustig laten doorpraten. Het
is echter niet terecht wat hij heeft gedaan.
De heer Bijkersma: De stukken die ik heb aangehaald, de notities en de brieven lagen in een blau
we map ter informatie. (De Voorzitter: De stukken die in de blauwe mappen liggen, zijn niet openbaar
In ieder geval wel openbaar voor de raadsleden en ik dacht dat ik hier wel mocht discussiëren over
de stukken die in de Leeskamer liggen.
De heer Eijgelaar (weth.): Dat kan, maar dan gaat een raadslid die gegevens niet op de door u
gevolgde wijze gebruiken. Men zegt dan niet dat het om een nota van de afdeling EBO gaat die ge
schreven is door de heer Sikkema, enzovoorts. U kunt dan zeggen: "Naar mijn informatie
De Voorzitter: Ik stel voor met deze discussie op te houden. De heer Bijkersma krijgt te zijner tijd
Tiij informatie over wat wel en wat niet openbaar is.
van mi
De heer Bijkersma: Ik heb niet gesproken over een brief van de afdeling EBO, ik heb gesproken
over een notitie bij een openbaar stuk. (De heer Eijgelaar (weth.): U heeft wel degelijk gezegd dat
deze notitie afkomstig was van de afdeling EBO.) Op het ter inzage gelegde stuk stond toch: "notit'e
afdeling EBO"? In heb deze notitie aangehaald. (De heer Eijgelaar (weth.): U moet de ambtenaar er
bij noemen.) Nou, dat heb ik niet willen doen. (De Voorzitter: Kunnen wij de discussie besluiten?)
Ik behoud mij wel het recht voor om hierop in het Seniorenconvent terug te komen. Wij hebben be
zwaar gemaakt tegen de financiële consequenties van de aanleg van stadsverwarming. Ik wil nog graag
één vraag door het college beantwoord hebben. Welke consequenties kan het onderhavige voorstel heb
ben voor andere grondaanbiedingen aan andere maatschappijen? Kunnen die zich beroepen op deze
brief of niet? (De heer Eijgelaar (weth.): Welnee.) Bent u daar volledig zeker van?
De Voorzitter: Ik stel voor dat wethouder Eijgelaar deze vraag van de heer Bijkersma nog beant
woordt.
De heer Eijgelaar (weth.): Op uw verzoek dan, mijnheer de voorzitter. De door de heer Bijker
sma bedoelde brief heeft geen enkele consequentie voor iedere volgende zaak.
De heer Bijkersma: De wethouder heeft het over consequenties voor iedere volgende zaak, maar
ik vraag: kan een ander zich op de in de brief gedane uitspraak beroepen?
De heer Eijgelaar (weth.): Een ander kan zich er misschien wel op beroepen, maar dat heeft na
tuurlijk geen enkel effect. Laat men zich er maar op beroepen. (De heer Bijkersma: Ik hoop voor u dat
uw woorden juist zullen zijn.)
De Voorzitter: Na deze verhitte discussie kunnen wij wellicht tot stemming overgaan.
De heer Bijkersma: Wij zijn tegen de manier waarop dit besluit tot stand is gekomen. (De Voorzit
ter: Geldt dit voor alle vier leden van de VVD-fractie?) Dat is wel de bedoeling. (Gelach)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat de dames
M.A. van Dijk-van Terwisga en M.A.D. Waalkens en de heren J. de Beer en J.R. Bijkersma wensen
te worden geacht tegen te hebben gestemd.
Punten 11, 12 en 13 (bijlagen nrs. 196, 199 en 198).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
De behandeling van punt 14 (bijlage nr. 201is uitgesteld tot de raadsvergadering van 1 juni 1981 (zie ook biz. 3).
J
Punt 15 (bijlage nr. 203).
De Voorzitter: Aan de orde is de 11e aanvullende ontwerp-lijst van beschermde monumenten en
het afbreken van het pand Verlengde Schrans 41
De heer Van der Wal: U zult begrijpen dat mijn fractie niet akkoord kan gaan met voorstel tot af
braak van het pand Verlengde Schrans 41Dit dreigt het zoveelste voorbeeld te worden - dit keer wel
erg duidelijk - van panden die worden afgebroken, ook nadat de raad heeft besloten dat ze gereno
veerd, gerestaureerd of onderhouden zouden moeten worden. In sommige plannen wordt dit weieens
geregeld via structuurplannen, zoals u misschien nog weet. In dit geval gaat het echter om één enkel
pand. Twee jaar lang is het pand dichtgespijkerd geweest en, ondanks de zorg die u aan het pand zou
hebben besteed om het voor vernieling te behoeden, komt het college toch met een voorstel tot sloop.
Kennelijk is de aan het pand bestede zorg niet groot genoeg geweest. Mijn vraag is dan ook: waaruit
bestond die zorg, die geleid heeft tot het volledig intern uitkleden van het pand en het weghalen van
de meest waardevolle dingen uit het pand, meer dan wat triplex voor de ramen spijkeren en misschien
een telefoontje naar de politie om dit pand in de surveillance-route op te nemen? Welke grotere zorg
dar. de minimale zorg die ik net heb genoemd, heeft het college aan dit pand besteed? Welke moeite
heeft het college gedaan om voor dit pand een bestemming te vinden?
Er wordt gesproken over drie of vier gegadigden. Ik heb op het pand nog nooit een aankondiging
gezien dat het te koop was onder voorwaarden en te bevragen bij Kortom, de zorg en de animo
waarmee het college het eerdere raadsbesluit heeft uitgevoerd, vind ik ver beneden peil. Helemaal
verwonderen doet het mij niet. In de wandelgangen en op sommige "burelen" kon men al meteen na
het twee jaar geleden genomen raadsbesluit horen: "Nu ja, wij spijkeren het pand dicht en slopen het
uiteindelijk wel." Dat laatste is dus uitgekomen, ondanks de toezegging van b. en w. Het college is
hierin schromelijk tekortgeschoten. Het spijtige is dat dit niet de enige keer is dat het gebeurt. Voor
de bebouwingswand aan de Vijzelstraat staanwij straks weer voor precies dezelfde beslissing. Vijf jaar
geleden zouden er panden moeten worden afgebroken om er een parkeerkelder te kunnen bouwen. Het
ding blijkt inderdaad te duur. Intussen zijn de panden zo slecht onderhouden dat de DSO adviseert
ze maar plat te gooien. Er komt nu nog een onderzoekje waarvan men het resultaat wel weer kan raden.
Ik koppel een en ander nu maar even aan dit punt, want het is een structureel iets. Ik heb dit al veel va
ker in commissies en in de raad naar voren gebracht. Als de raad panden wil behouden, dan manoeu
vreren b. en w. bewust of onbewust zodanig dat de raad uiteindelijk weer voor voldongen feiten wordt
gesteld. Ik vind dat een zeer kwalijke zaak. Ik wil dit bij het nu aan de orde zijnde voorstel nog maar
eens aan de orde stellen. Wij gaan uiteraard niet akkoord met dit voorstel. Wij vinden eigenlijk dat
b. en w. dan maar uit eigen zak de restauratie van het pand zouden moeten betalen.
De heer Ten Hoeve: Na dit verhaal heb ik moeite om ook het woord te voeren. Het verhaal van
de heer Van der Wal staat bol van de insinuaties en beschuldigingen. Ik laat mij er verder niet over
uit; de wethouder moet er maar antwoord op geven.
Ik heb er een paar jaar geleden van harte voor gepleit dat het pand Verlengde Schrans 41 bewaard
bleef en dat het pand gerestaureerd zou worden. Ik heb van toen af aan het proces gevolgd. Ik weet
dat de gemeente in dit geval zorgvuldig heeft gehandeld: er zijn nieuwe dakpannen geplaatst, de ra
men zijn dichtgetimmerd, meer dan één keer. Het lijkt vreemd, maar de kwestie van dit pand is op
mijn voorstel in de Commissie voor de Monumentenzorg geweest. Deze commissie heeft gezegd dat het
pand maar moest worden afgebroken, omdat er geen enkele mogelijkheid meer was het pand te behou
den. Ambtenaren hebben zich werkelijk het vuur uit de sloffen gelopen om gegadigden te vinden. Het
is niet gelukt. Intussen zijn ook nog bepaalde dingen, die in het pand aanwezig waren en die de re
den vormden om het pand te bewaren, verdwenen, ondanks het goede toezicht van de buurt. Ik kan
in dit verband niet anders zeggen dan dat het pand afgebroken moet worden, ondanks de zorg die de
gemeente eraan heeft besteed.
Mevrouw De Jong: Ik kan mij in grote lijnen aansluiten bij de woorden van de heer Ten Hoeve.
Twee jaar geleden heb ik ook van harte ingestemd met aankoop en behoud van het pand. Er is onder
handeld en het blijkt dat het pand onverkoopbaar is. Wij staan nu voor het feit dat gezegd moet wor
den dat het een verantwoorde zaak is om het pand af te breken. Om die reden kan ik instemmen met
de raadsbrief.
De Voorzitter: Ik constateer dat geen van de raadsleden nog het woord verlangt. Ik stel voor nu de
discussie te besluiten en te stemmen over het voorstel. (De heer Van der Wal: Ik heb de vraag gesteld