11
10
Wij zullen nu proberen om alle bouwprojecten die in 1981 nog bouwrijp kunnen worden gemaakt
inderdaad ook weer voor 1 oktober bij de h.i.d. in te dienen, met de bedoeling om te krijgen wat er
te krijgen is. Als er niet meer beschikkingen zijn, dan hopen wij- in ieder geval in begin 1982 met de
bouw te kunnen doorgaan, om op die manier onze bouwprojecten zowel in de stadsvernieuwingsgebie
den als in Camminghaburen op gang te houden. Ik moet er wel bij zeggen dat het wel steeds moeilij
ker wordt, omdat wat de duurdere premiehuurwoningen betreft bij degene, die daarvoor het marktrisi
co moet dragen, de terughoudendheid steeds groter wordt; men merkt dit in alle gesprekken. Hoewel
er enige woorden over gevallen zijn, heeft de raad zonet weer een project mogelijk gemaakt, name
lijk een project van 157 premiehuurwoningen van het ABP. Zo zijn wij op dit moment ook bezig met
een project van 300 premiehuurwoningen in het nog resterende gebied van het Westeinde. Hoe snel
een en ander gaat, hangt mede af van de marktontwikkeling, zoals wij die de komende maanden in
de huursector zullen beleven. Wij hebben geconstateerd dat er problemen zijn en de enige weg om
daarop in te spelen lijkt mij om projecten aan te bieden, zoveel als wij in de ons passende sfeer kun
nen bemachtigen. Daarnaast moeten wij met klem attenderen op de positie die Leeuwarden in het Noor
den als groei pool heeft.
Punten 17 t.e.m. 21 (bijlagen nrs. 202, 189,190 204 en 185).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 22 (bijlage nr. 186).
De Voorzitter: Ik stel aan de orde de beleidsnota Integratie openbaar kleuter- en gewoon lager
onderwijs.
De heer Buising: Onze fractie is voor het aannemen van deze nota als uitgangspunt voor de inte
gratie van het kleuter- en basisonderwijs. Het is een goede nota geworden, die de integratiegedachte
en de gedachten over de inhoudelijke aspecten van het nieuwe basisonderwijs, zoals die onder andere
zijn vastgelegd in de adviezen van de innovatiecommissie basisscholen, op een redelijke manier heeft
toegesneden op de toestand in onze stad. Dit betekent niet dat er geen onzekerheden zouden bestaan
ten aanzien van de uitvoering in de praktijk van de komende wet. Sommige deskundigen vragen zich
- terecht - wat de datum van ingang van de nieuwe wet betreft af: haalt hij 1983? Zelfs over het van
kracht worden van een overgangswet is op dit moment immers nog geen zekerheid. Enfin, wat dit betreft
hebben wij in elk geval één troost: wij zijn er lekker vroeg bij en dat is ook weieens fijn voor een keer.
Een andere onzekerheid met betrekking tot de nieuwe wet bestaat er ten aanzien van de facilitei
ten die zullen worden geboden om het nieuwe basisonderwijs vorm en inhoud te geven. Twee dingen
springen dan in het oog: de gebouwen en de formatieplaatsen.
Wat de gebouwen-toestand betreft denk ik dat deze des te gemakkelijker is of wordt naarmate men
minder beroep op het rijk doet om steun voor nieuwbouw. Welnu, in onze nota wordt nauwelijks uit
gegaan van nieuwbouw; in dit opzicht is de nota dus wel realistisch.
Anders is het misschien met de formatieplaatsen. Een schaalgrootte van 25 is ideaal, vergeleken
bij wat men nu soms meemaakt, maar ik denk dat dit voorlopig wel een utopie zal blijven.
De reacties op de nota zijn hier en daar sceptisch en vooral op punten, als die welke ik net noem
de, is dat ook terecht. Dat wil overigens niet zeggen dat de reacties in het algemeen niet positief zou
den zijn. Ze benaderen de nota in het algemeen constructief en dat is voor ons tenminste wel een te
ken dat in het onderwijsveld ook de bereidheid bestaat om loyaal mee te werken aan de realisering van
de integratie.
Op een paar dingen in de reacties wil ik nog even ingaan. Aangezien de zorgbreedte van het toe
komstig basisonderwijs groter zal zijn dan die van het tegenwoordige lager onderwijs, is de relatie tus
sen het gewone basisonderwijs en het speciaal onderwijs een belangrijk element in het geheel. Dat
kwam in de ontwerp-nota nou niet zo denderend uit de verf en het is een goed ding dat daarop een
duidelijke reactie kwam. Het is trouwens ook een goed ding dat deze reactie grotendeels in de defi
nitieve versie van de nota is verwerkt.
Wat ook uit de diverse discussies - onder andere uit de discussies in de Commissie voor het Onder
wijs - kan blijken, is dat de nota zich te veel met de praktische dingen, zoals de voorgestelde kop
pels, de gebouwensituatie, enzovoorts, zou bezighouden. Hoewel dit voor een deel wel waar is, denk
ik dat het in dit stadium ook moeilijk anders kan. Ik ben namelijk van mening dat vooral wat de on
derwijsinhoudelijke kant van de zaak betreft, waarbij ik bijvoorbeeld ook de ouderparticipatie reke
nen kan, er nog te veel afhangt van de precieze inhoud van de wet en de mogelijkheden die deze wet
al bieden om tot realisering te komen en last but not least: van de inhoud van het schoolwerk-
lan, waarvan nu al bekend is dat het een van de voornaamste kapstokken zal zijn waaraan de zaak
komt te hangen en dat per school zeer verschillend kan zijn. Dit laatste is op zich zelf een positief
unt, want tenslotte is er geen mens, geen buurt en dus ook geen school gelijk. Er zijn nu inderdaad
ogelijkheden om tot een meer individuele benadering van de kinderen te komen. Op zich is dat een
groot winstpunt, tenminste, als de zaak niet verzandt in dirigisme en centralisme, zoals sommigen nu
I vrezen.
Blijft over de school in Hempens. Ik kan mij wel voorstellen dat het college er wat tegenaan ziet
om ten aanzien van Hempens duidelijke toezeggingen te doen, want wat je zegt moet je waar maken.
Ik stel echter dat wij het toch wel duidelijk eens moeten zijn over één aspect: de intentie waarvan
wordt uitgegaan en de moeite die wij bereid zijn te doen om de J.H. van IJsselskoalle in stand te hou
den, zolang dat ook maar enigszins mogelijk is. Ik neem aan dat er ook in de nieuwe wet wel onthef
fingsmogelijkheden zijn opgenomen. Als ik goed ben geïnformeerd, dan geeft artikel 94 van de nieuwe
Wet op het basisonderwijs de mogelijkheid dat het gemeentebestuur het besluit neemt om een school in
stand te houden, als die niet meer aan een of meer normen voldoet, terwijl er - anders dan nu - in dat
geval alleen maar goedkeuring van gedeputeerde staten voor nodig is. Of dit beter is, is de vraag, an
ders is het in elk geval wel. Bij deze opmerkingen wilde ik het in eerste instantie laten.
De heer Visser: Het voorstel dat nu aan de orde is, is het resultaat van veel overleg met het on
derwijsveld, in de meest ruime zin. Dit overleg heeft veel tijd gevraagd. De reacties van betrokke
nen waren deels van algemene, deels van specifieke aard. Het oorspronkelijke ontwerp is waar moge
lijk op bepaalde punten dan ook aangevuld c.q. gewijzigd. Dit geldt ook ten aanzien van de behan
deling van de nota in de Commissie voor het Onderwijs.
Eén punt uit de reacties meen ik te moeten noemen. Dit betreft het ontbreken van de raamnota
voor het totale gemeentelijke onderwijs. Deze nota zien wij namelijk als het toetsingsinstrument van
de te verschijnen deelnota's, waarvan nu één nota aan de orde is. Deze beleidsnota heeft zich beperkt
tot de inhoudelijke ontwikkelingen van het basisonderwijs, de schoolgrootte en de schoolgebouwensi-
tuatie, samen de uitgangspunten vormende van de integratie. Verder is terecht aandacht besteed aan
de personele en financiële consequenties, de ontwikkeling van de leerlingentallen en het integratie-
voorstel, waarin de situatie van alle betrokken scholen is uiteengezet. Gelet op het stadium in de par
lementaire behandeling van de Wet op het basisonderwijs, moet de opmerking over het ontbreken van
de raamnota meer constaterend dan kritisch worden opgevat. Omdat ook de overgangsbepalingen van
de nieuwe wet nog van invloed kunnen zijn op tal van voornemens, achten wij het van belang dat de
grote lijnen van de samenvoeging bekend zijn, om tijdig in te kunnen spelen op de problematiek van
straks. Dit laat onverlet de twijfel aan de feitelijke invoering van de integratie op 1 augustus 1983.
Tal van zaken zullen straks aan de raad moeten worden voorgelegd in de vorm van concrete voorstel
len. Andere zaken zullen enkel door het gemeentebestuur a Is bevoegd gezag moeten worden geregeld.
In materiële zin zal er van een ideale situatie sprake zijn, wanneer onder- en bovenbouw van het
nieuwe schooltype in één gebouw gehuisvest zijn. Het zal ongetwijfeld blijken dat hier de wens de va
der van de gedachte is. De nieuwste woonwijken hebben in dezen een voorsprong op de oudere wijken.
Daa-om zullen tal van wenselijk geachte voorzieningen de nodige financiële offers vragen. In dit ver
band is de financiële verhouding tussen rijk en gemeente van veel belang, in samenhang met de
budgettaire positie van de gemeente. Uitgaande van de veronderstelling dat ook de sector onderwijs
in het op handen zijnde dekkingsplan is betrokken - de raadsbrief ademt deze geest ook - zijn wij van
mening dat dit voorzieningenniveau in het totaal van de operatie moet worden gewogen. Voor het ove
rige zijn wij ons de afhankelijkheid van het Ministerie van Onderwijs bewust, als het gaat om nieuw
bouw- of verbouwplannen.
De nota, die ter beoordeling is voorgelegd, heeft inhoudelijk onze waardering en ook onze instem
ming. Voorwaarde voor het slagen van de toekomstige integratie is niet alleen de positieve opstelling
van de gemeenteraad en het gemeentebestuur, maar zal inhoudelijk staan en vallen met de bereidheid
van de leerkrachten, zowel individueel als in teamverband. De talrijke activiteiten met betrekking
tot de voorbereiding op de toekomstige ontwikkelingen wekken in dezen hoopvolle verwachtingen.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Het denken en praten over het nieuwe basisonderwijs - reeds be
gonnen in de jaren zestig - heeft tenslotte tot de Wet op het basisonderwijs geleid. Deze wet is onlangs
door de Tweede Kamer aangenomen. In de jaren zeventig konden de financiële middelen voor vernieu
wing waarschijnlijk gemakkelijker worden gevonden. Hoewel wij instemmen met de uitgangspunten voor
de vernieuwing, zijn wij toch bezorgd o"er invoering ervan in deze tijd, waarin de overheid zich op
alle niveaus sterk zal moeten beperken en zal moeten bezuinigen.