16
Mevrouw Van der Werf: De directe aanleiding voor deze interpellatie is al door de heer Van den
Eist genoemd. Over de achtergrond van ons beider verzoek zou ik nog het volgende willen zeggen.
De inkomenspositie van heel wat inwoners van onze gemeente is de laatste tijd zeer verslechterd.
De voortdurende, sprongsgewijze, stijging van aardgastarieven is daarbij nog eens een extra harde klap,
De zeer forse stijgingen van de energiekosten in de laatste jaren zijn veruit onvoldoende gecompen
seerd, hetgeen leidt tot onaanvaardbare financiële en sociale problemen voor met name de huishoudens
met de lagere inkomens.
In verschillende publicaties worden cijfers genoemd die erop wijzen dat onder die groepen zich
huishoudens bevinden die op het ogenblik tot 40% van het besteedbaar inkomen aan woonlasten moeten
betalen. De gevolgen blijven natuurlijk niet uit. Uit alle gemeenten komen alarmerende berichten. In
Leeuwarden zijn noch bij de Frigas noch bij de Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) exacte cijfers hier
over bekend. Bij de GSD vertelde men mij echter dat het duidelijk is dat het aantal uitkeringsgerech
tigden dat niet met de uitkering kan rondkomen, de laatste tijd zeer sterk stijgt. De hoge gasrekeningen
hebben daar alles mee te maken. Ook bij de Frigas verzekerde men mij dat de gevolgen van de steeds
stijgende aardgastarieven niet uitblijven. Er waren in de eerste vier maanden van het jaar meer beta
lingsherinneringen verstuurd dan voorheen - ruim anderhalf keer zoveel -, het aantal gevallen waarin
tot afsluiting werd overgegaan nam toe evenals het aantal mensen dat uitstel van betaling heeft gekre
gen. Volkomen te begrijpen, zou ik zeggen, want hoe moeten in vredesnaam een AOW'er met een in
komen van ongeveer 1.000,— per maand of een student die moet rondkomen van een studiebeurs van
800,— per maand of een vrouw met kind die van een bedrag van ongeveer 1.250,— per maand aan
bijstand moet rondkomen, van dergelijke inkomens Frigas-rekeningen van 180,tot 200,per
maand betalen, naast alle andere vaste lasten?
In 1979 - dus nog voor de laatste grote stijging van de aardgasprijzen - is in Rotterdam onderzoek
gedaan naar de ontwikkeling van de woonlasten. Daaruit bleek dat het relatieve aandeel van de woon
lastenquote sinds 1974 steeds meer was toegenomen. Een steeds groter deel van het inkomen komt op die
manier vast te liggen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek hanteerde in 1979 in zijn berekeningen
van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie een wegingsfactor van 15,7% voor huur, energie an
water. Uit het onderzoek in Rotterdam bleek dat de werkelijke woonlastenquote van een doorsnee cezin
toen al aanmerkelijk hoger lag, namelijk 23% a 28%. Sinds de laatste verhoging van de aardgastarieven
is dit beeld nog veel ongunstiger geworden.
Nu de VEGIN deze maand gaat praten over de volgende door de Gasunie en de minister van Eco
nomische Zaken voorgestelde tariefsverhoging, moeten wij hier als gezamenlijke gemeenten iets tegen
doen. Uit mijn opmerkingen en uit de gegeven voorbeelden zal duidelijk zijn dat mijn fractie vindt dat
de maat overvol is. De Amsterdamse wethouder van Volkshuisvesting heeft, om genoemde problemen de
baas te kunnen blijven, een woonlastensubsidie voorgesteld. Andere mensen pleiten voor een volledige
compensatie van de werkelijke energiekosten in de lonen. Naar de mening van onze fractie hoeven wij
hier en nu geen discussie te voeren over de meest wenselijke vorm. Duidelijk moet zijn dat, zeker zo
lang de Tweede Kamer niet met afdoende compensatiemethoden voor de energiekosten komt, een verdere
tariefsverhoging onaanvaardbaar is. De gemeente Leeuwarden, medeverantwoordelijk voor de gastarie-
ven door haar aandelen in het gasdistributiebedrijfzou zich daarom op het standpunt moeten stellen dat
verdere tariefstijging onaanvaardbaar is. Wij vinden dan ook dat in de komende onderhandelingen de
door ons ingediende motie, waarin wij voorstellen verdere stijging niet toe te laten maar de tarieven te
bevriezen, een zeer hard gegeven moet zijn, zolang er niet andere methoden van compensatie of iets
dergelijks tegenover staan. Ik wijs er nogmaals op dat de afgelopen jaren de energiekosten relatief veel
te sterk zijn gestegen. Om die reden hebben wij het initiatief genomen om samen met de Partij van de
Arbeid deze motie in te dienen.
De heer Visser: Ik heb met belangstelling geluisterd naar de interpellatie van de heer Van den Eist
en mevrouw Van der Werf. Ik meen duidelijk te kunnen stellen dat deze interpellatie is ingegeven door
de zorg voor de rigoureuze stijging van de aardgaspri jzen. Deze stijging heeft zich in 1974 als gevolg
van de oliecrisis in 1973 ingezet, heeft zich versterkt doorgezet tot heden en zal zich, naar het zich
laat aanzien, in de toekomst in nog sterkere mate voortzetten. Wij vinden het juist dat dit punt, dct
zovelen beroert, hier vanavond aan de orde is gekomen door deze interpellatie. Wij zijn daarmee in de
gelegenheid gesteld om erover van gedachten te wisselen.
Een gedachtenwisseling houdt nog geen oplossing in, niettegenstaande het feit dat oplossingen wor
den aangedragen. Dat geldt overigens niet alleen voor de brief van de Amsterdamse raadsfracties en
partijbesturen. In een eerder stadium was al een brief van een zevental wethouders van enige steden in
ons land het veld ingegaan, op initiatief van een wethouder van Zaanstad.
Wanneer wij de inhoud van deze adressen eens vergelijken, dan valt het op dat het adres uit Am-
terdam nogal wat verder gaat, althans naar mijn gevoel, dan de inhoud van de zogenoemde brief uit
7aanstad, om het zo maar uit te drukken. Het is al genoemd: in de Amsterdamse brief wordt als mogelij-
ce oplossing gekoerst in de richting van een woonlastensubsidie. In de brief van Zaanstad wordt een an-
lere mogelijkheid aangegeven. Daarin wordt namelijk gesproken over de mogelijkheid dat de aardgas-
,rijs gekoppeld blijft aan de prijs van stookolie. U weet dat inmiddels ook een koppeling van de aard-
jasprijs aan de prijs van huisbrandolie in bespreking is. Als tweede mogelijkheid wordt aangegeven een
verlaging van het btw-tarief van 18% naar 4%, het lage tarief. Als derde mogelijkheid wordt voorge
teld een koppeling aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.
Naar aanleiding van de ingediende motie kom ik tot de volgende vragen. Is het procedureel juist,
ndien een lid van ons college een bindend mandaat wordt opgelegd? Stuit dit niet op procedurele be
waren? Wij interpelleren hier immers niet over het gevoerde beleid maar over een te voeren beleid.
Op deze vragen zal ik graag een antwoord vernemen.
In de motie wordt voorgesteld als ons oordeel uit te spreken dat de aardgaspri jzen voor kleinver
bruiker en industrie de komende drie jaren op het huidige niveau bevroren dienen te worden. Mijn vraag
s: kunnen wij wat de industrie betreft dit via een motie uitspreken? Is het niet zo dat de tarieven voor
de industrie door het Ministerie van Economische Zaken worden vastgesteld? Een andere vraag is deze.
Wat zijn de consequenties van aanvaarding van de ingediende motie met betrekking tot de inkoopcon
tracten met de Gasunie? Wij spreken hier over de afname, de verkoop, van gas. Welke zijn de conse
quenties voor de inkoop van het gas?
Resumerend merk ik het volgende op. Mijn fractie gaat eigenlijk meer van het standpunt uit dat het
wellicht aan te bevelen zou zijn wanneer de desbetreffende wethouder van ons college in de algemene
vergadering van de VEGIN aandringt op de mogelijkheid die in de brief van Zaanstad wordt aangege
ven, dus een koppeling aan de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.
De heer Bijkersma: Reeds aan het begin van deze raadszitting heb ik mijn principiële bezwaren te
gen de wijze, waarop dit voorstel wordt behandeld, naar voren gebracht. In de begeleidende brief werd
overigens gesproken over een interpellatie. De voorzitter heeft evenwel gesteld dat het om een voorstel
op basis van artikel 45 gaat. De heer Visser spreekt daarentegen weer van een interpellatie. Het wordt
allemaal wel onduidelijk. Het besturen van de gemeente is gebaseerd op de gemeentewet. Daar kan
zowel de voorzitter als de raad niet omheen. Men zal de gemeentewet als basis van ons handelen moe
ten hanteren. Er is onduidelijkheid over de vraag of het om een interpellatie of om een voorstel volgens
artikel 45 gaat. Ik ga ervan uit dat de heer Van den Eist bedoeld heeft een voorstel aan de gemeente
raad te doen. Hij moet dan echter wel dit voorstel van tevoren bekend maken, zoals in het Reglement
van orde staat. Het desbetreffende artikel geeft het gewoon aan.
Ik wil niet om de discussie over de hoge aardgaspri jzen heen. Ik wijs er in dit verband op dat ook
wethouders uit mijn partij eraan hebben meegewerkt om de zorgen omtrent de hoge aardgaspri jzen naar
voren te brengen. Ik wil duidelijk stellen dat mijn partij zich hierbij niet afzijdig heeft gehouden. Ik
kom dan weer bij wat ik in het begin heb gezegd: ik vind het eigenlijk een beetje onaardig van de heer
Van den Eist en mevrouw Van der Werf dat zij datgene, wat zij hier naar voren willen brengen, niet
tijdig bij de fracties op tafel hebben gelegd. De discussie gaat nu immers een heel andere richting uit.
j(De heer Miedema: Welke dan?) De discussie gaat nu meer over de brief van de raadsfracties uit Amster
dam. In de Commissie voor het Electriciteitsbedrijf is daarentegen een heel andere brief aan de orde ge
weest en besproken. De heer Visser noemde deze brief. Naar mijn mening was een voorstel, dat gekop
peld was aan laatstgenoemde brief, ook zinniger. Wat mevrouw Van der Werf - overigens uitvoeriger
dan de heer Van den Eist - naar voren heeft gebracht, vormt een heel ander aspect. De indieners van de
motie willen hier namelijk beslissen dat de aardgaspri jzen bevroren dienen te worden. Welnu, het gaat
mij een beetje te ver dat wij hier als onze mening zouden uitspreken dat de aardgaspri jzen bevroren
dienen te worden, terwijl wij niet eens alle gegevens daaromtrent hebben. Bij zo'n discussie zou ook
moeten worden ingegaan op de vraag welke minister de koppeling heeft ingesteld. Van welke signa
tuur was de minister die dit heeft ingesteld? Dat zou ik graag willen weten. (De heer Van der Wal:
Welke kant gaat de discussie nu weer uit?) Uw fractiegenote heeft een en ander in een breed vlak
getrokken en nu moet u mij hetzelfde toestaan. Dat is nu het grote gevaar als men afwijkt van de
procedure! Wat aan u is toegestaan, mag ik ook doen, vind ik.
Inhoudelijk kan ik mij veel meer vinden in datgene, wat de heer Visser zei. In de Commissie voor
het Electricïteïtsbedrïjf is de brief van de zeven wethouders behandeld. In die brief worden drie voor
stellen gedaan die ook wat uitvoeriger worden omschreven. Zo wordt het duidelijke voorstel gedaan om
de leden van de VEGIN op te dragen de onderhandelingen met de Gasunie op te schorten en een eigen
beraad te voeren. Het is veel zinvoller om dit voorstel te volgen. Welke bedoeling hebben wij namelijk
met het onderhavige voorstel? Wellicht bedoelen wij dat wij graag willen dat in de Tweede Kamer de
discussie over de koppeling van de aardgasprijs wordt heropend. Daarop is de verhoging namelijk geba-