36
is binnengekomen en ook niet dat wij in september nog eens daarnaar moeten kijken. Op 1 november
1980 moesten de nieuwe aanvragen binnen zijn. Men heeft tot die datum kunnen bekijken wat er in het
nieuwe jaar gaat gebeuren. Wij zijn eigenlijk van mening dat in november 1981 opnieuw moet worden
bekeken hoe de post onvoorzien wordt verdeeld en dan over alle emancipatie-activiteiten die in 1981
hebben plaatsgevonden en die eventueel voor een subsidie uit deze post in aanmerking komen.
Wij kunnen het dus niet helemaal met de motie eens zijn, maar misschien past het CDA de motie
nog in de door ons bedoelde zin aan.
Mevrouw Otsen: Wij zijn het in ieder geval eens met de motivering van het college voor het niet-
ontvankelijk verklaren van de eerste drie subsidieverzoeken. Het lijkt mij inderdaad onredelijk tegen
over de groepen die zich wel aan de vastgestelde termijn voor het indienen van verzoeken hebben ge
houden, wanneer zonder meer alle aanvragen in tweede termijn nog eens zouden moeten worden beke
ken. Dan is het eind zoek. Ik heb ook begrepen dat het de eerste drie groepen duidelijk is dat zij in
deze ronde niet mee zullen doen. Wat dat betreft denk ik dat het voorstel niet meer dan redelijk is.
Daar komt nog bij dat voor het laatste verzoek geldt dat de te subsidiëren activiteit niet in november
1980 was te voorzien.
Mevrouw Van der Werf: Wij zijn het eens met de argumentatie die in de raadsbrief wordt verwoord,
Wij hebben helemaal geen behoefte aan de motie van het CDA.
Ik zou er bij het college op willen aandringen dat er bij het volgende plan duidelijkheid wordt ge
schapen over de hoogte van de eigen bijdragen. Ik heb de indruk dat met betrekking tot het verzoek var
de werkgroep Vrouwen tegen sexueel geweld op vrij onduidelijke gronden de toegangsprijs voor de ge
geven toneelvoorstelling op 7,50 is gesteld. Ik zal er verder niet op ingaan, want dat heb ik in de
commissievergadering al voldoende gedaan.
Mevrouw De Jong: Ik kan volstaan met te zeggen dat ik mij aansluit bij de woorden van mevrouw
Van der Werf en mevrouw Otsen.
De heer De Pree: De heer Jansma heeft een motie ingediend. Naar mij lijkt komen wij daarmee op
een hellend vlak terecht. Indertijd hebben er advertenties in de krant gestaan, zijn er brieven gestuurd
naar iedereen van wie wij konden bevroeden dat hij of zij belang had bij een subsidie in het kade van
de rijksbijdrageregeling emancipatie-activiteiten en dus mag worden verondersteld dat de uiterste ter
mijn van indiening van verzoeken bekend was. De heer Jansma zegt dat het college nu ineens met nieu
we criteria komt. Er is eigenlijk geen sprake van nieuwe criteria. In de Commissie voor Welzijnsaange-
legenheden is ooit - zeker een jaar geleden - bij de behandeling van het sociaal-cultureel plan en pro
gramma gesteld dat het zinnig zou zijn om een stelpost onvoorzien te hebben. De organisaties zijn ge
dwongen de activiteiten ver van tevoren te plannen en er is toen gezegd dat het jammer zou zijn dat
initiatieven, die pas in het lopende jaar ontstaan en dus niet bekend kunnen zijn op het moment van de
sluitingsdatum voor subsidie-aanvragen, niet kunnen worden gehonoreerd. In dat kader is toen gepro
beerd in het sociaal-cultureel plan en programma een stelpost op te nemen. Naar analogie daarvan is de
redenering van het college heel erg simpel geweest: voor subsidie komt niemand in aanmerking die de
vastgestelde termijn - deze termijn is niet door ons maar door CRM bepaald - overschrijdt, tenzij can-
toonbaar is dat men een activiteit door de aard ervan niet heeft kunnen voorzien en in de planning heeft
kunnen opnemen. Het moet daarnaast ook niet een activiteit betreffen die een volgend jaar wel kan
worden uitgevoerd. In dat geval moet men voor het volgende jaar een aanvraag voor subsidie indienen,
Als u die twee criteria hanteert, waarvan het belangrijkste is dat aanvragen na de sluitingsdatum
niet meer in aanmerking komen, tenzij.dan ligt mijns inziens erg voor de hand wat in de raadsbrief
staat. Er heeft inderdaad verder geen enkele inhoudelijke toetsing van deze aanvragen plaatsgevonden.
Alleen bij de subsidie-aanvraag van de werkgroep Vrouwen tegen sexueel geweld is wel gekeken c de
ze activiteit binnen het kader van de rijksbijdrageregeling viel en of deze activiteit werkelijk niet te
voorzien was. Het college was van mening dat aan deze beide criteria werd voldaan en niemand in deze
raad heeft dat bestreden.
Mevrouw Van der Werf heeft om duidelijkheid gevraagd ten aanzien van de eigen bijdrage. Dat
blijft een moeilijk probleem, want men kan nauwelijks vaste criteria vaststellen wat de hoogte van de
eigen bijdrage betreft, omdat de aard van de activiteiten zo verschillend is. Bij de toegewezen aan
vraag gaat het bijvoorbeeld om een voorstelling in de Harmonie, andere groepen hebben gespreksa on-
den; weer andere groepen huren een spreker of spreekster in. Men kan dus erg moeilijk een percen age
vaststellen voor de eigen bijdrage, maar misschien kan dit punt nog eens in de Commissie voor Welzijns-
aangelegenheden aan de orde worden gesteld. Ik kan in ieder geval niet zomaar vaste criteria hiervoor
uit mijn mouw schudden.
37
De hear Jansma: Op grun fan de besluten dy't dizze ried op 12 febrewaris 1981 oer de post unfoar-
sjoen nommen hat, leau ik dat alles wat ik sein haw noch folslein fan krêft is. Dêrom hanthavenje wy us
Loasje. As dizze moasje net in mearheid yn de ried krije soe, dan stel ik der priis op as wy it beslut om
trije fan de oanfragen net-untfanklik te ferklearjen sa oanfolje kinne: .wegens niet onvermijdelijke
overschrijding van de indieningstermijn voor de subsidie-aanvragen 1980." As dit by it beslut set wurde
Icoe, dan soe it kolleezje us in ein yn'e mjitte kommen wêze. Yn earste ynstansje hanthavenje wy Iyk—
wols de moasje.
De Voorzitter: Wij zijn bereid om de door de heer Jansma genoemde aanvulling in het besluit op te
nemen, als de motie niet door de raad wordt aanvaard. Ik breng thans de motie van de heer Jansma en
de heer Boelens in stemming.
De motie van de heren Jansma en Boelens wordt verworpen met 23 tegen 8 stemmen.
Mevrouw Waalkens: Drie leden van mijn fractie zullen tegen dit voorstel stemmen.
De hear Jansma: Ek ik sil tsjin dit utstel stimme.
Het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 27 tegen 4 stemmen met inachtneming van de vol
gende aanvulling van punt 1 van het besluit: ..wegens niet onvermijdelijke overschrijding van de in
dieningstermi jn voor de subsidie-aanvragen 1980."
Punt 36.
De Voorzitter: Aan de orde is het onderzoek van de geloofsbrief van het nieuw benoemde lid van
de raad, mevrouw H.A. Munsterman-Schotsman.
De heer Miedema: Het rapport, aan de raad uitgebracht door de commissie belast met het onderzoek
van de geloofsbrieven, luidt:
Aan de gemeenteraad.
Krachtens aanwijzing van de voorzitter van uw vergadering hebben ondergetekenden, W. Miedema,
J.R. Bijkersma en C.G.H. Geerts, de geloofsbrief onderzocht van het nieuw benoemde lid van de raad,
mevrouw H.A. Munsterman-Schotsman. Mevrouw Munsterman-Schotsman is bij besluit van 4 juni 1981
van de voorzitter van het Centraal Stembureau ter verkiezing van de leden van de gemeenteraad be
noemd verklaard tot lid van de raad.
De geloofsbrief met bijbehorende stukken is door de benoemd verklaarde binnen de door de wet ge
stelde termijn ingezonden. Uit de ingezonden verklaring of op andere wijze is ons niet gebleken dat de
benoemd verklaarde op het tijdstip, waarop over haar toelating moet worden beslist, een met het raads
lidmaatschap onverenigbare betrekking bekleedt. Voorts heeft de burgemeester aan uw raad een uittrek
sel uit het bevolkingsregister overgelegd, waaruit blijkt dat de benoemd verklaarde haar werkelijke
woonplaats in de gemeente heeft.
Wij kunnen uw vergadering derhalve rapporteren dat wij de geloofsbrief met bijbehorende stukken
in orde hebben bevonden. Daar overigens geen omstandigheden bekend zijn op grond waarvan de be
noemde niet zou kunnen worden toegelaten, mogen wij u adviseren mevrouw H.A. Munsterman-Schots
man toe te laten als lid van de raad van de gemeente Leeuwarden.
Aldus gerapporteerd in de vergadering van de raad van de gemeente Leeuwarden op 22 juni 1981.
w.g. W. Miedema,
J.R. Bijkersma,
C.G.H. Geerts.
De Raad besluit overeenkomstig het voorstel van de commissie.
Punt 17 (bijlage nr. 257).
De Voorzitter: Dit agendapunt luidt: Vaststelling van het uitvoeringsplan voor het gebied Rondom de
Grote Kerk.