38
De heer Ten Hoeve: Wat ons betreft kan dit raadsvoorstel snel naar Den Haag. Wij vinden het eer
goed uitvoeringsplan. Ik wil nog twee kanttekeningen maken, die overigens niet direct met dit plan
hebben te maken. Wij vinden dat in het bijbehorende bestemmingsplan en in het programma van eisen
enige moeilijkheden zijn wat de verhoging van het gebouw van de DSO, de afbraak van het klooster
het terugleggen van de rooilijn op die plaats betreft. Wij willen ons daaraan wat dit uitvoeringsplan
treft niet binden en zullen er bij de behandeling van het bestemmingsplan verder op terugkomen.
De heer Van der Wal: Ik sluit mij bij de opmerkingen van de heer Ten Hoeve aan.
Mevrouw Visscher—Bouwer: Op de kaart van dit plan staan de profielen van verschillende straten et
stegen. De profielen van de smalle straten waren allemaal precies eender, met een molgoot in het mid
den, en ook de profielen van de bredere straten waren gelijk, namelijk vlak met twee mol goten. In dit
gebied staan vele monumenten. Het is er allemaal erg klein en smal; een kwetsbaar oud stuk van de
stad. Het lijkt mij heel goed wanneer de inrichting van deze straten het welstandsadvies zou passe
ren. Ik dacht ook dat het de bedoeling is van onze nieuwe verordening om dergelijke dingen in de Com
missie voor de Welstandszorg aan de orde te laten komen. Ik zou graag zien dat het gebeurde.
De heer Rijpma (weth.): Dit kan gebeuren, maar u moet er dan wel van uitgaan dat het welstandsadl
vies anders is dan de door de bewonersorganisaties voorgestane inrichting van de straten en dat u daarna
een duidelijke conflictsituatie inbouwt. (Mevrouw Visscher—Bouwer: Is er nog overleg mogelijk?) De
standpunten zijn vrij nadrukkelijk. Ik waarschuw u ervoor dat de bewonersorganisaties, die zich heel
duidelijk hiermee hebben beziggehouden, door een enkel welstandsadvies van de betreffende commissie
"ondersteboven" kunnen gaan. (Mevrouw Visscher—Bouwer: Ik meende dat dit probleem ook bij de DSO
werd bestudeerd. Ik heb dus aangenomen dat erover kon worden gepraat.) Als het welstandsadvies wordt
uitgesproken, dan is dat een onherroepbaar advies. B. en w. moeten dit advies volgen of, maar dan met
redenen omkleed, verwerpen. Ik voorspel u een groot conflict. (Mevrouw Visscher—Bouwer: B. en w.
hoeven het advies dus niet te volgen, maar misschien schat ik het niet goed in.) Het frustreert het be
wonersoverleg. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Wij stellen het wel op prijs dat ons verzoek wordt in
gewilligd.)
De Voorzitter: Is het mogelijk, wethouder Rijpma, dat wij de kwestie waarop mevrouw Vissche
doelt even loskoppelen van dit voorstel? Het voorstel kan dan al wel naar Den Haag worden verzonden,
maar het verzoek van mevrouw Visscher-Bouwer zou later aan de orde kunnen worden gesteld in een ge
meentelijke commissie.
De heer Rijpma (weth.): Ik ben van mening dat wij een en ander niet alleen in gemeentelijke com
missies aan de orde moeten stellen, maar dat dit ook in het overleg met de bewoners moet worden be
sproken. Ik wil liever niet nog meer conflictpunten inbouwen dan er uit de aard der zaak al zijn.
De Voorzitter: Ik concludeer dat wij een en ander kunnen ontkoppelen. Er wordt nog over gepraat
en er wordt nog nader vastgesteld hoe erover zal worden gepraat. Een boeiende conclusie!
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
De Voorzitter: De raad zou vanavond beslist nog een besluit moeten nemen over het aanvullende
agendapunt 33a en de agendapunten 20 en 30.
Punt 33a (bijlage nr. 271).
De Voorzitter: Dit betreft het wijzigen van de Verordening onroerend-goedbelastingen.
De minister van Binnenlandse Zaken heeft zijn goedkeuring onthouden aan het eerdere raadsbe luit
van 16 december 1980, nr. 17832. Wij zijn helaas gedwongen om een correctie aan te brengen overeen
komstig de uitgangspunten van de minister wat de berekening van de wettelijk toegestane limiet-op
brengst van de onroerend-goedbelastingen betreft.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punten 20 en 30 (bijlagen nrs. 244 en 242).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
39
De Voorzitter: Wij moeten vanavond afscheid nemen van de heer De Pree. In een van de mededelin-
jgen heeft de raad kunnen lezen dat de heer De Pree met ingang van 11 juni ontslag heeft genomen als
Lethouder; de raad heeft deze mededeling voor kennisgeving aangenomen.
De heer De Pree heeft vanavond het college nog op bekwame wijze geassisteerd, zelfs zonder daar-
L,or wedde te zullen krijgen, maar vanavond is hij voor het laatst als raadslid in ons midden. Om die
[eden wil ik gaarne enige woorden tot hem spreken en ik neem aan dat ik daarbij de tolk ben van de ge
hele raad.
Mijnheer De Pree, het is bij velen van ons bekend dat u al voor de tijd dat u raadslid werd belang-
Istelling had voor politieke aangelegenheden. U hebt niet meteen getracht een politieke loopbaan te
Ikiezen. U bent begonnen in wat sommigen een "rustiger vaarwater" noemen, u bent namelijk eerst een
liantal jaren predikant geweest. Daarna bent u naar Leeuwarden gekomen als leraar aan de agogische
«akademie. U was nog niet zo lang hier of u vatte uw oude liefde weer op door u actief te bewegen op
|het politieke pad. Al vrij spoedig - in 1974 - kwam u in deze raad terecht, nu al weer zeven jaar gele
iden. Vier jaar lang bent u raadslid geweest en ik moet eerlijk zeggen dat u voor het college niet het
I meest moeilijke raadslid was, al was u het niet altijd met ons eens. U discussieerde als raadslid altijd op
bijzonder prettige wijze. Wij hebben een moedige poging gedaan om op dezelfde wijze op uw opmer
kingen te reageren. Of wij daarin zijn geslaagd, weet ik niet, maar u hebt het altijd op bijzonder pret
tige wijze gedaan.
Toen u in het college kwam, wisten wij één ding al zeker, namelijk dat wij een collega zouden
krijgen met wie zeker goed samen te werken was. U hebt die vooronderstelling in de afgelopen drie jaar
bewaarheid. Ik overdrijf zeker niet, wanneer ik zeg dat wij binnen het college een bijzonder prettige
verhouding hebben gehad. Ook wat de menselijke contacten betreft is het bijzonder fijn om met u te
I mogen samenwerken. U hebt u in deze drie jaar zelf ontpopt als een uitstekend bestuurder, hoewel aan
vankelijk niet iedereen daarvan overtuigd was toen u wethouder werd. U hebt uw standpunten altijd op
bekwame wijze verdedigd. Ik heb daar geweldig veel respect voor, want u deed dit altijd met een goed
onderbouwde argumentatie. U bleef altijd doorpraten en argumenteren. U hebt daarmee bijzonder veel
I bereikt, omdat u degene die tegenover u stond door uw bijzonder goede argumentatie wist te overtuigen
van uw gelijk; niet altijd, maar dan wist u op sportieve wijze te erkennen dat die ander op een bepaald
moment met een argumentatie of filosofie kwam die aanvaardbaar was. Alles echter op grond van argu
mentatie.
U hebt het niet altijd gemakkelijk gehad, zoals overigens voor ons allen geldt. Ik heb eigenlijk
maar aan één ding kunnen merken dat u in spanning verkeerde, namelijk aan het feit dat u, wanneer u
het moeilijk kreeg, u zelf trachtte te helpen door sigaretten aan te steken, die of van u zelf of van een
ander waren. (Gelach) Maar dat is ook het enige waaruit men kan opmaken dat u een beetje in de pro
blemen komt.
Als ik kijk naar wat u vóór uw raadslidmaatschap hebt gedaan, een leraarschap aan de agogische
akademie, dan moet ik zeggen dat wij met bijzonder veel hoop naar de mensen die deze akademie ver
laten kunnen zien, tenminste als zij het net zo goed zullen doen als u. Daarvan is niet een ieder over
tuigd. (Gelach)
Ik zal niet ingaan op alles wat u de afgelopen jaren bij de hand hebt gehad, want dat is heel wat.
Ik wil echter wel een paar dingen noemen. Het is toch wel erg opvallend te noemen dat u in een aantal
bijzonder moeilijke problemen een wezenlijke bijdrage tot een oplossing hebt geleverd. Uw opereren in
de samenwerking tussen de drie ziekenhuizen om tot een resultaat te komen valt dan met name op. Dat
wij bijna het punt hebben bereikt waarop de samenwerking volledig gestalte heeft gekregen, is in niet
geringe mate te danken aan de wijze waarop u in onze eigen commissie maar ook in het overleg met de
besturen van de ziekenhuizen en de voorzitter hebt weten te discussiè'ren en de problemen hebt weten
aan te vatten.
Ik heb ook grote waardering voor de wijze waarop u hebt getracht met behulp van een aantal mede
werkers van met name de afdeling Sociale Zaken en Weizijnsaangeiegenheden - ik weet dat u een bij
zonder goede verhouding met hen had - enigszins een weg te wijzen in het labyrinth van de welzijns
planning. Wat dat betreft zijn wij nog lang niet aan het eind gekomen, maar dat wij in ieder geval een
bepaalde weg bewandelen, is in niet geringe mate te danken aan uw inzet. Wij hebben over deze kwes
tie intern ook indringende discussies gevoerd en ik kan er zelf van getuigen op welke goede manier u
zich daarin hebt gestort en hebt meegeholpen om bepaalde lijnen uit te stippelen waarmee wij de eerst
komende tijd gaan werken. Dit alles gebeurde bovendien in goed samenspel met een aantal medewerkers
van de afdeling SZW.
Een buitengewoon moeilijke zaak was ook het komen tot een regeling voor de toewijzing van wo
ningen. Ik heb van dichtbij kunnen volgen hoe u met taaie volharding en goede argumentatie een van
bedrijvende krachten bent geweest achter deze regeling, die in samenspel met de woningcorporaties tot