38 ze dient te worden behandeld als ons eigen personeel. Ik kan u meedelen dat wij in het college uit voerig over dit punt hebben gediscussieerd en ik kan u ook zeggen dat wij aanvankelijk met dezelfde gedachte hebben gespeeld, want daarin zit duidelijk een bepaalde logica. Je zou kunnen zeggen dat de gesubsidieerde instellingen wat dit punt betreft een verlengstuk zijn van het eigen apparaat; sommi ge dingen doen we zelf en andere worden door de gesubsidieerde instellingen gedaan. Toch hebben wij u hiertoe geen voorstel gedaan, omdat wij betwijfelen of wij zo ver moeten gaan bij de beoordeling van hetgeen binnen de gesubsidieerde instellingen gebeurt. Bovendien pretenderen wij - ik hoop dat wij daarin ook zullen slagen - dat wij voor het eigen personeel twee dingen zullen kunnen doen, in die zin dat wij bepaalde vacatures niet meer zullen vervullen, hetgeen tegelijkertijd zal inhouden dat bepaalde taken niet meer zullen worden uitgevoerd. Het lijkt ons als college erg moeilijk dit zelfde voor de gesubsidieerde instellingen aan te geven; onzes inziens behoort de verantwoordelijkheid voor dat soort zaken bij die instellingen zelf te liggen. Hierbij speelt ook nog het sociaal-cultureel plan, dat nog zal moeten worden aangepast. Wij hebben de twee ton niet zo maar uit onze duim gezogen. Op grond van de gegevens waarover wij beschikken, hebben wij gemeend de conclusie te mogen trek ken dat twee ton voor de gesubsidieerde instellingen globaal gezegd ongeveer even zwaar weegt als de 2 miljoen voor het eigen apparaat; dat is ons uitgangspunt geweest. Er zijn bepaalde instellingen die volledig buiten het sociaal-cultureel plan vallen, maar wij zullen wel naar een sleutel zoeken. In elk geval menen wij dat primair bij de gesubsidieerde instellingen zelf de verantwoordelijkheid moet liggen om te bepalen waar zij de bezuinigingen willen aanbrengen. Wij begrijpen dus wel wat de lieer Van den Eist namens zijn fractie bedoelde te zeggen, maar met klem verzoeken wij hem vooralsnog de weg te volgen zoals die door ons is aangewezen, want tegenover de gesubsidieerde instellingen lijkt dat principieel de meest juiste te zijn. Ik moet ook zeggen dat wij er tegenop zouden zien het voor stel van de PvdA in dezen te volgen, want er zou dan bij elke vacature een levensgroot gevecht met de gesubsidieerde instellingen moeten worden gevoerd. Op voorhand staat namelijk vast - wij nemen dat de instellingen ook niet kwalijk - dat zij zich tot het uiterste zouden uitsloven om aan te tonen dat de onstane vacature absoluut moet worden ingevuld. Over het eigen personeel wordt iets gezegd onder de punten 2 en 3 van deze motie. Met het on der 2 gestelde zijn wij het in zijn algemeenheid eens. Bij het niet vervullen van vacatures zullen wij er uiteraard niet domweg van moeten uitgaan dat bepaalde werkzaamheden niet meer kunnen worden verricht. Ik ben het met de heer Van den Eist eens dat wij moeten bezien of werkzaamheden kunnen worden gecombineerd en of bepaalde werkzaamheden niet dubbel gebeuren. Met de strekking van het geen is gesteld onder dat punt zijn wij het dus eens. Bij de beoordeling van vacatures in het kader van de vraag of die wel of niet moeten worden ingevuld, zullen wij dat element meewegen. Met het gestelde onder punt 3 van de motie ben ik het eveneens eens, maar ik wil de heer Van den Eist wel met klem verzoeken de woorden "alvorens besluiten worden genomen" te schrappen, aan gezien die ertoe zouden leiden dat wij niet kunnén beginnen, maar het is wel degelijk noodzakelijk dat de effecten op de dienstverlening en de groep of groepen die wordt c.q. worden getroffen zicht baar worden gemaakt. Het is mijns inziens ook goed dat wij de raad daarover rapporteren. Wij zullen niet in één keer veertig tot vijftig vacatures niet vervullen, maar wij stellen ons voor dat over een periode van vijf jaar te doen. Ik meen dat in onze benadering voor het eerste jaar maar een viertal plaatsen is aangegeven. Hetgeen u aangeeft onder de punten 2 en 3 zullen wij derhalve meewegen,, terwijl ik bovendien van mening ben dat wij u als raad van de ontwikkelingen op dit punt op de hoog te zullen moeten houden. Met elkaar zullen wij ertoe bereid moeten zijn tot bijsturing te komen. Eén ding staat vast, namelijk dat dit een ontzettend moeilijke operatie zal zijn, maar er zal in geen ge val iemand worden ontslagen. Wanneer plaatsen niet worden vervuld, zullen wij ook duidelijk moeten aangeven dat de betreffende taak niet meer zal worden uitgeoefend, zodat opheffing van de plaats aan vaardbaar is, of dat wij zodanige correcties kunnen aanbrengen in het functioneren van het eigen appa raat dat het om die reden verantwoord is een vacature niet in te vullen. Voor het eerste jaar denken wij dus aan vier plaatsen en dit op een apparaat van 2.000 mensen. Het blijft overigens droef dat dit moet gebeuren, want wij zouden veel liever juist meer mensen aanstellen, terwijl het ook droef is dit te moeten doen in een tijd van grote werkloosheid, waarin wij veel mensen aan werk zouden kunnen helpen binnen het gemeentelijk apparaat. Het is in deze situatie ontstellend dat wij dit soort maat regelen moeten nemen. Ik wil vervolgens nog enkele woorden wijden aan de eerste motie die mevrouw Van der Werf heeft ingediend. Wij zeggen niet dat hetgeen in die motie staat onzin is, maar in aansluiting op wat wet houder Ten Brug heeft gezegd wil ik de raad nogmaals wijzen op het boekje dat de VNG aan de kabi netsinformateurs heeft aangeboden. In dat boekje zijn duidelijk ook elementen te vinden die in de mo tie van mevrouw Van der Werf naar voren zijn gebracht. Wij staan daar achter en wij zullen eraan meewerken - dat geldt zeker voor mij persoonlijk - dat men in Den Haag hiervan wordt doordrongen 39 Wij moeten evenwel aan de motie niet het cachet geven dat zij in staat is op dit moment iets op te vangen van het tekort van ruim 15 miljoen waarmee wij te maken hebben. Het laatste punt waarop ik wil ingaan betreft punt 2.2 van de motie van de Partij van de Arbeid, waarin wordt aangedrongen op verlaging van de uitgaven voor bestuurlijke kosten en secundaire arbeids voorwaarden. Ik vraag mij af of het verstandig is dit punt zonder meer van fase 3 naar fase 2 te verschui ven Wij zijn het erover eens dat tot deze verlaging van uitgaven moet worden gekomen, maar ik wil de raad voorstellen hierover pas een beslissing te nemen nadat wij hierin wat dieper zijn gedoken; ik ver zoek u derhalve de toegezegde nota af te wachten. Het zou vrij willekeurig zijn op dit moment al hier toe te besluiten, want niemand van ons kan thans concreet aangeven op welke punten precies kan wor den bezuinigd. Ik betwijfel of het juist zou zijn domweg - ik bedoel dat overigens niet negatief - te besluiten in 1982 alvast 50.000,te pakken. Er zal echter wel iets anders gebeuren en het kan ook best zijn dat een deel hiervan al wel in 1982 wordt geëffectueerd. Zoals u weet zijn wij bezig met de opstelling van een nota over de hele gang van zaken rond het stelsel van raden en commissies en wat iaarmee samenhangt, welke nota in het voorjaar van 1982 in de raad aan de orde zal komen. Ik ste! mij voor dat de uitspraken die de raad daarover zal doen, zullen ingaan op 1 september 1982. De facto zal de heer Van den Eist dus vermoedelijk gelijk krijgen, maar ik betwijfel of het goed is nu zonder meer te besluiten het volgend jaar 50.000,op dit punt te bezuinigen. Ik weet overigens dat nog meer aspecten met betrekking tot dit punt zullen moeten worden aangepakt dan alleen het onderdeel waarover een nota zal worden uitgebracht. Ik doe om genoemde redenen een beroep op de Par! van de Arbeid dit punt bij fase 3 te laten en ik zeg dit dus niet omdat naar mijn mening onder geen beding hiervan al iets in 1982 tot uitdrukking zou mogen komen,, Zoals ik al aangaf, veronderstel ik c' dit inderdaad al zal gebeuren. Ik ben overigens in het algemeen bang dat wij vandaag al moe dige beslissingen ten aanzien van fase 2 zullen nemen die, hoe goed wij die ook hebben bedoeld, ach teraf toch niet helemaal haalbaar bleken te zijn, zodat wij meevallers op dit punt wel zullen kunnen gebruiken. De heer Geerts (weth.): Van verschillende zijden, onder anderen door mevrouw Van der Werf, is de aag gesteld of de uitgangspuntennota wel heeft meegespeeld bij de bezuinigingen. In die nota zijn mmers prioriteiten aangegeven, zodat het logisch moet worden geacht in geval van de noodzaak van bezuinigingen mede aan de hand daarvan te bepalen op welke posten kan worden bezuinigd. Ik mee dat de uitgangspuntennota wel degelijk bij het bepalen van de bezuinigingen heeft meegespeeld, hetgeen ik wil proberen aan te tonen. Ik wil daarvoor in herinnering roepen welke in grote lijnen de pricuteiten zijn zoals deze in de uitgangspuntennota staan vermeld. Allereerst gaat het daarbij om een decentrale voorzieningenstructuur en werkuitvoering, vervolgens om groepen die in een achter standssituatie verkeren, niet-beroepsmatig actieven, buitenlandse minderheden en educatief en emancipatorisch werk; ik meen dat ik hiermee de belangrijkste heb aangegeven. 4et het eerste punt, de decentrale voorzieningenstructuur en werkuitvoering, lijkt in strijd de be- zuir .jing die het college voorstelt van 463.000,op de accommodaties, welke accommodaties ook in c accommodatienota waren voorgesteld. In die nota is aangegeven dat er accommodaties zullen ko men binnen een bepaald tijdschema. Ik kan zeggen dat deze doelstelling niet wordt aangetast, maar ik moet dit wel stellen onder een aantal voorwaarden. De eerste is dat de prioriteitstelling, zoals die in de accommodatienota is aangegeven, moet kunnen worden gehandhaafd. Voorts zullen de bouwplan nen rg sober moeten worden uitgevoerd, hetgeen onder meer consequenties zal inhouden voor de groot te, aarbij aan de vloeroppervlakte een bepaalde reductie zal moeten worden gegeven. Mogelijk zal dat niet behoeven te gelden voor de accommodaties die al in een vergevorderd stadium van voorberei ding zijn. Een volgende conditie is dat wij de stelpost voor kapitaal lasten voor onvoorziene noodza- kel e verbeteringen aan bestaande accommodaties zullen moeten terugdringen. Daarvoor was een vrij aanmerkelijk bedrag aanwezig, welk bedrag behoorlijk zal moeten worden verlaagd. Met deze re strict ss zal het zeer waarschijnlijk mogelijk blijken te zijn - ik druk mij voorzichtig uit - de accom modaties zoals die in de accommodatienota waren voorgesteld te realiseren. Ik kan dus zeggen dat aan de essentie van hetgeen in de uitgangspuntennota is bedoeld, namelijk dat die accommodaties er moe ten komen, niet zal worden getornd. Er zal alleen moeten worden versoberd, hetgeen mijns inziens in deze tijd, waarin zeer grote problemen spelen, mogelijk moet zijn. Ik neem aan dat wij over deze he le kwestie bij de behandeling van plan en programma - die zal ergens in september plaatsvinden - na der z len kunnen spreken. Al hetgeen ik nu heb gezegd, zal dan ook verder zijn uitgewerkt. Zoals ik zojuist al aangaf, wordt in de uitgangspuntennota ook over achterstandssituaties gespro ken. Ik wil erop wijzen dat de bijdrage aan het sociaal-cultureel werk en het opbouwwerk vrijwel ge heel gehandhaafd, dat de financiën voor de culturele minderheden nog zijn verhoogd, dat de finan ciën voor de kinderopvang zijn gehandhaafd en dat op de maatschappelijke dienstverlening en het edu-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 21