18 Aan de gemeenteraad. Krachtens aanwijzing van de voorzitter van uw vergadering hebben ondergetekenden, de heren W. Miedema en J.R. Bijkersma en mevrouw E. Brandenburg-Sjoerdsma, de geloofsbrief onderzocht van het nieuw benoemde lid van de raad, mevrouw G. Vollema-Doevendans. Mevrouw Vollema-Doevendans is bij besluit van 3 juli 1981 van de voorzitter van het Centraal Stembureau ter verkiezing van de leden van de gemeenteraad benoemd verklaard tot lid van de raad. De geloofsbrief met bijbehorende stukken is door de benoemd verklaarde binnen de door de wet ge stelde termijn ingezonden. Uit de ingezonden verklaring of op andere wijze is ons niet gebleken dat de benoemd verklaarde op het tijdstip, waarop over haar toelating moet worden beslist, een met het raads lidmaatschap onverenigbare betrekking bekleedt. Voorts heeft de burgemeester aan uw raad een uittrek sel uit het bevolkingsregister overgelegd, waaruit blijkt dat de benoemd verklaarde haar werkelijke woonplaats in de gemeente heeft. Wij kunnen uw vergadering derhalve rapporteren dat wij de geloofsbrief met bijbehorende stukken in orde hebben bevonden. Daar overigens geen omstandigheden bekend zijn op grond waarvan de be noemde niet zou kunnen worden toegelaten, mogen wij u adviseren mevrouw G. Vol lema-Doevendans toe te laten als lid van de raad van de gemeente Leeuwarden. Aldus gerapporteerd in de vergadering van de raad van de gemeente Leeuwarden op 13 juli 1981. w.g. W. Miedema, J.R. Bijkersma, E. Brandenburg-Sjoerdsma, De Raad besluit overeenkomstig het voorstel van de commissie. De Voorzitter: Ik stel voor een ogenblik stil te staan bij het afscheid van twee leden van deze raad, Als eerste noem ik de heer Van den Eist die vanavond voor het laatst in ons midden is. Hij heeft bedankt voor het lidmaatschap van de gemeenteraad van Leeuwarden, zoals u bij de ingekomen stukken hebt kunnen zien. De heer Van den Eist heeft zijn functie op het provinciehuis in Leeuwarden verwisseld voor een andere en naar ik aanneem nog betere functie in Zwolle. Mijnheer Van den Eist, u bent drie jaar lid van de gemeenteraad van Leeuwarden geweest. U hebt uw intrede gedaan na de laatste verkiezingen en op 5 september 1978 bent u als .raadslid voor het eerst in deze zaal aanwezig geweest. Ik zal een enkel woord zeggen over deze periode van drie jaar. ik be gin met uw start. Ik vind het niet gemakkelijk om in een paar woorden aan te geven hoe die start was, maar ik meen te kunnen zeggen dat die wat "branie-achtig" was. (Gelach) Het was een start van ie mand die zich in een politieke afdeling van zijn partij nogal had geweerd - overigens niet onverdien stelijk - en die even zou laten merken op welke wijze hier nu eigenlijk moest worden bestuurd. Dit was zo'n beetje de indruk die de heer Van den Eist gaf toen hij een of twee keer aan het woord was geweest, Dit alles duurde echter niet zo lang. (Gelach) Hij was ten slotte ook nog erg jong. Ik herinner mij dat wethouder Ten Brug in een vergadering van het college zei: "Jullie moeten enig geduld met die jongen hebben; hij leert het nog wel." Daarvan was ik ook wel overtuigd, want ik had de heer Van den E 1st al vaker ontmoet. Hij trok dan ook al snel wat bij. Intussen hebt u, mijnheer Van den Eist, de afgelopen drie jaar deelgenomen in het werk van heel wat commissies en u bent ook lid geweest van de regioraad. Ik zal overigens niet alle commissies en an dere instellingen opnoemen waarin u zo voor en na hebt gezeten. Het is mij wel opgevallen dat u zich in deze drie jaar vooral hebt toegelegd op een drietal onderwerpen: financiè'le problemen, bestuurijke aangelegenheden en personeelsaangelegenheden. Dit waren wel de drie facetten waarnaar uw speciale aandacht uitging. In de vergadering van 6 juli jl. heeft een ieder kunnen merken dat u zich inmiddels had ontpopt tot een van de betere raadsleden en ik overdrijf dan echt niet. Het is vooral daarom dat ik het jammer vind dat u vertrekt. U weet heel goed dat ik persoonlijk en anderen met mij gehoopt hadden dat wij u hier nog eens een keer op een andere plaats hadden kunnen zien om nog weer op andere wijze in deze stad van uw capaciteiten te kunnen profiteren. U vertrekt echter naar Zwolle, u hebt een ande re weg verkozen. Mij rest alleen nog u dank te zeggen voor uw inzet in het belang van de gemeente Leeuwarden. Mijnheer Van den Eist, ik wens u en uw gezin alle goeds toe, ook in uw nieuwe betrek king. Ter herinnering aan uw werk in de raad, willen wij u nog iets meegeven. U hebt zich gedurende vele jaren en niet alleen in deze zaal beziggehouden met Leeuwarder problemen en ik wil u graag een exemplaar van de Geschiedschrijving van Leeuwarden van Wopke Eekhoff overhandigen. Ik hoop dat u eens de tijd zult vinden om een blik te slaan in dit boekwerk. Het zal u wellicht doen terugdenken aan het werk dat u in deze zaal samen met de andere raadsleden hebt verricht. Ik hoop ook dat dit boek een prettige herinnering mag zijn aan uw verblijf in deze zaal. Ik verzoek u even naar voren te komer op 19 dat ik mijn woorden met een handdruk kan bezegelen en u namens de raad dit boek kan uitreiken. (Ap plaus) De heer Van den Eist: Hartelijk dank. De Voorzitter: Ik kom dan toe aan het afscheid van het andere raadslid, dat aan deze kant van de collegetafel zit, de heer Eijgelaar. Hij is vanavond naar alle waarschijnlijkheid voor het laatst hier aanwezig. U weet allen dat hij is benoemd tot burgemeester van de gemeente Hennaarderadeel In verband daarmee treedt hij op 16 augustus 1981 af als wethouder en beëindigt hij zijn raadslid maatschap van deze gemeente per 1 september. Wij nemen afscheid van hem in deze raadsvergadering, omdat de kans dat de heer Eijgelaar op 31 augustus hier werkelijk aanwezig zal zijn, niet zo groot is. Hem staat een drukke baan te wachten en hij zal zich in de problemen van de gemeente Hennaardera deel moeten inwerken. Ik kan mij voorstellen dat hij niet veel gelegenheid zal vinden om de raadsver gadering van 31 augustus bij te wonen. Om het risico te vermijden dat wij niet tijdens een raadsverga dering afscheid van de heer Eijgelaar kunnen nemen, doen wij dit nu. Overigens is er binnenkort, op 15 juli, gelegenheid om afscheid van hem te nemen in de Nassau-zaal. U hebt stellig al wel gelezen dat daar nog een afscheidsreceptie zal worden gehouden. Ik zou tot u, mijnheer Eijgelaar, graag het volgende willen zeggen ten afscheid. U kennende - ik ken u nogal goed, meen ik te kunnen zeggen - ben ik ervan overtuigd dat het u echt wel iets doet dat u voor het laatst achter de collegetafel zit. U hebt de taak van wethouder met veel animo en inzet ver richt vanaf 1974, nadat u daarvoor reeds een viertal jaren raadslid was geweest. Ik mag zonder enige overdrijving zeggen dat u zich in deze zeven jaar hebt ontpopt tot een bekwaam bestuurder op heel ver schillende terreinen. Daarover is vriend en vijand het eens. U moest u echt inwerken toen u in 1974 wethouder werd, want u hebt een baan gehad die vrij ver af stond van het werk dat wij hier alle dagen ten stadhuize moeten doen. U had natuurlijk al wel vier jaar op een zekere afstand kunnen bekijken wat hier gebeurt, maar u moest zich toch helemaal inwerken. De aanvaarding van het wethouderschap bete kende voor u naar ik aanneem een veel grotere overgang dan voor de meeste leden van ons college heeft gegolden. Nogmaals, u hebt zich in zeer korte tijd het werk eigen gemaakt en u hebt op een voortref felijke wijze gefunctioneerd. Ik noem allereerst uw werkzaamheden op het gebied van economische zaken, het contact met be drijven en met verschillende instanties. Dat is niet een gemakkelijk deel van ons werk. Wij moeten aan de ene kant in al dit overleg opkomen voor de belangen van de gemeente, maar wij moeten dit doen op een zodanige wijze dat wij rekening houden met degenen met wie wij overleg voeren. Wij hebben dit werk heel vaak samen mogen doen en voor mij geldt dat dit steeds op prettige wijze mogelijk was. Wij hebben heel wat belangrijke gesprekken gevoerd en elke keer viel weer op hoe bijzonder tactvol u kans zag niet mensen tegen u in te nemen maar mee te krijgen en tegelijkertijd het belang van de gemeente Leeuwarden zo goed mogelijk in het oog te houden. Verder hebt u zich intensief beziggehouden met een aantal van onze bedrijven. Ik weet ook dat de directeuren van onze bedrijven het helemaal niet leuk vinden dat u weggaat. U kwam zelf ook uit het bedrijfsleven en de directeuren van de gemeentelijke bedrijven hebben op een voor hen erg fijne wijze met u kunnen samenwerken en overleg plegen. U bent een heel goede trait d'union geweest tussen de verschillende diensten en het college. U hebt zich natuurlijk niet alleen beziggehouden met economische zaken en bedrijven. Ik kreeg vooral bewondering voor u toen u werd gesteld voor problemen die erg ingewikkeld waren en die ons weieens met de handen in het haar deden zitten. Ik noem de kwestie van de automatisering en de pro blematiek van de stadsverwarming, die hier vanavond even aan de orde is geweest. Het betreft dan nieuwe, gecompliceerde problemen, waarvoor veel overleg nodig was en waarbij men zich steeds moest afvragen waarmee men bezig was en welke beslissingen werden genomen. U hebt zich daarin ingewerkt en ook in het college wist u altijd weer ons duidelijk te maken wat er precies gaande was. Het is mij elke keer opgevallen dat u op die momenten zodanig ingewerkt was dat het voor ons mogelijk werd om naar ik hoop steeds goede beslissingen te nemen. Dat laatste zeg ik erbij, omdat bijvoorbeeld de beslis singen over de automatisering en de stadsverwarming betrekking hebben op de toekomst. Een laatste punt dat ik zal noemen, is het onderwerp personeelszaken. U hebt de personeelszaken met veel genoegen gedaan naar mijn indruk. U hebt zich zowel intern als extern intensief daarmee be ziggehouden. De verhoudingen in het Georganiseerd Overleg zijn goed. Het is in belangrijke mate aan u te danken dat dit zo is. Wij zullen u op dat terrein vast nog weieens missen. Mijnheer Eijgelaar, het is dan ook met een gevoel van teleurstelling dat wij u moeten laten gaan, zoals ik u kan verzekeren. Daarbij komt nog dat uw vertrek zo spoedig na het vertrek van een andere bekwame wethouder komt. Wij beseffen dat er enige tijd nodig is, voordat wij weer een zo lekker lo-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 10