12 duidelijk geworden dat hierbij iets aan de hand is waardoor kan worden gesteld dat niet te lang met het nemen van beslissingen moet worden gewacht. Uit de ter inzage gelegde stukken kan ik echter niet op maken waarom deze kwestie nu pas wordt aangekaart. Waarom is dat niet eerder gebeurd, en dan langs de normale weg via de daartoe geëigende commissies? Graag enige opheldering over dit punt. Uit de stukken krijg ik de indruk dat, in zijn algemeenheid gesproken, hierbij een aantal zwakke plekken in de gemeentelijke organisatie naar voren komen, met name gelet op de structuur van secreta rie-afdelingen en diensten. Om die reden verzoek ik het college de rapportage die bij dit punt aan de orde is - ik heb overigens geen bezwaar tegen het voorstel als zodanig -, alsnog in de daartoe geëigen de commissies te doen behandelen, omdat wij het niet onmogelijk achten dat uit deze rapportage advie zen naar voren komen die misschien ook op andere terreinen van het gemeentelijk beleid bruikbaar zijn, De heer Visser: De heer Meijerhof heeft zopas geïnformeerd naar de reden van de gevolgde procedu re ten aanzien van dit voorstel. Ik voeg hieraan de volgende opmerking toe, die de consequenties van dit voorstel betreft. Er wordt namelijk aan de raad gevraagd een krediet beschikbaar te stellen. Nu is in de raadsvergadering van 22 september 1980 in financiële zin uitgegaan van een sluitende exploitatie wat de aanleg van stadsverwarming betreft. Het thans gevraagde krediet dient te worden gedekt in het kader van een sluitende exploitatie van de stadsverwarming. Ik wil daarbij herinneren aan het bes uit dat de raad met betrekking tot de tariefstelling heeft genomen, namelijk het besluit dat de kosten van stadsverwarming niet hoger mogen zijn dan de kosten van gas verwarming. Intussen is er op de gasmarkt nogal wat gebeurd: de prijzen zijn rigoureus gestegen. Dit feit zullen wij straks vanzelfsprekend ook te rugvinden in het tarief van stadsverwarming. Niettemin breng ik het besluit in herinnering dat de raad op 22 september van het vorig jaar heeft genomen. De aan het onderhavige voorstel van het college verbonden kosten mogen geen invloed hebben op het tarief. Ik neem aan dat dit ook het standpunt van het college is. Mevrouw Waalkens: Ik wil allereerst mijn teleurstelling uitspreken over het feit dat deze raadsbrief eerst op 7 juli jl. is verzonden. Tijdens de behandeling van het ontwerp-dekkingsplan 1982-1986 heb ik in eerste instantie ten aanzien van het halen van vijf ton per jaar uit de risicoreserve reeds aangeduid dat er risico's kunnen zijn bij het geheel van de stadsverwarming. Op mijn opmerkingen is toen niet ge antwoord. Ik ben zo vriendelijk geweest om in tweede instantie nog eens te vragen of het college hierop wilde ingaan, maar ook toen is dat niet gebeurd. Om kwart voor twaalf 's avonds heeft men geen zin meer om daar nog eens over te beginnen. Op 7 juli komt dan het onderhavige voorstel bij ons binnen, hoewel het punt wel op de enkele dagen eerder aan ons verstuurde agenda stond. Wij konden dus weten dat er iets naders over de stadsverwarming bekend zou zijn. Ik vind het jammer dat een en ander pas no de vergadering van 6 juli in ons bezit kwam, want anders hadden wij de nu verkregen informatie kunnen meenemen bij de behandeling van het ontwerp-dekkingsplan. Wij staan enigszins sceptisch tegenover het voornemen om nu vier ton uit te geven ten behoeve van een onderzoek. De Commissie voor het Gemeentelijk Electriciteitsbedrijf, die tevens het stadsverwar mingsproject behandelt, heeft geen stukken gekregen waarin wordt aangegeven wat er nu verder zal ge beuren en welke onderzoeken de hierbij betrokken stuurgroep heeft ingesteld. Welke adviezen krijgthet adviesbureau Twijnstra en Gudde mee ten aanzien van de toekomstige beheersvorm van het stadsverwar mingsproject? Ik neem toch aan dat het bureau wordt ingefluisterd welke vorm ons het meest wenselijk lijkt. Als dat niet het geval is, dan neem ik aan dat er een groot onderzoek moet worden ingesteld. Ik zou graag willen weten welke kanttekeningen en richtlijnen bij het uit te brengen rapport worden ver strekt. In de raadsbrief wordt voorgesteld het adviesbureau een aantal beheerstaken te laten overnemen, maar er staat niet bij welke taken. Verder moeten er op korte termijn nadere organisatorische maatrege len worden genomen, maar ook daarover is geen uitsluitsel te verkrijgen uit de stukken. Al met al zijn wij dus slecht geïnformeerd en toch worden wij met de neus op een uitgave van bijna vier ton gedrukt, een uitgave waarvoor veertien mensen gedurende een vol jaar kunnen werken aan het opstellen van een advies over de toekomstige beheersstructuur. Is het dan niet mogelijk om een en ander intern of door het Frigas te laten uitwerken? Wij zetten op dit moment dus nog wel enige vraagtekens bij dit raadsvoorstel, De heer Eijgelaar (weth.): De uitgave van bijna vier ton zal geen consequenties hebben voor het tarief van stadsverwarming. Wat dat betreft kan de heer Visser gerust zijn. Het uitgebrachte rapport kan natuurlijk alsnog in de Commissie voor het Electriciteitsbedrijf worden behandeld. De heer Meijerhof heeft een dergelijk verzoek gedaan en het lijkt mij goed dat dit ook ge beurt. Het rapport zal zeker een punt van de agenda worden, omdat daarin staat wat er naar de mening van het adviesbureau Twijnstra en Gudde nader moet worden uitgewerkt en hoe de aanpak zal moeten 13 zijn. Ik meen dat met name de Commissie voor het Electriciteitsbedrijf maar ook andere commissies daar belang bij zullen hebben. Waarom wordt dit voorstel pas nu aan de orde gesteld en niet eerder, is door enkele raadsleden ge- Ivraagd. Men kan zeggen dat een en ander meteen bij de behandeling van het stadsverwarmingsproject, september vorig jaar, had moeten worden aangevat. Wij hebben een begin gemaakt en getracht een en ander zo te organiseren dat in ieder geval de 660 woningen in Camminghaburen, waarvan de bouw van start moest gaan, konden worden meegenomen. Wij hadden ook gedacht dat er voldoende ruimte, gele genheid en personeelskracht aanwezig zou zijn om zelf de nog uit te werken dingen ter hand te nemen, maar dit is niet gelukt. Het is natuurlijk niet toevallig dat wij na de kredietaanvraag in de vergadering van de raad van 21 april, waarin de raad het krediet goedkeurde, met werkzaamheden ten behoeve van de toekomstige beheersstructuur van start zijn gegaan. Wij hebben ons intern beraden en wij zijn tot de conclusie gekomen dat het van belang zou kunnen zijn om een en ander door een extern bureau te laten nagaan en daartoe een voorstel te maken. Dit alles is daarna vrij vlug gegaan, zoals ook de heer Meijer hof heeft gezegd. Als men dan vraagt waarom een dergelijk voorstel niet eerder aan de raad had kun nen worden voorgelegd, dan zeg ik in antwoord daarop dat ik blij ben dat het er nu is, omdat uit de binnengekomen rapportage duidelijk blijkt dat er nogal het een en ander moet gebeuren. Het is van be lang om deze kwestie snel aan te pakken. Als mevrouw Waalkens kennis genomen heeft van het uitgebrachte rapport, dan lijkt mij dat zij met ons tot de conclusie moet komen dat het van het allergrootste belang is dat er op korte termijn iets gaat gebeuren. Wij hebben het adviesbureau gevraagd om een offerte, omdat wij zelf noch binnen het ge meentelijk apparaat noch bij Frigas over voldoende mankracht - of menskracht, als u wilt - beschikken om deze zaak binnen korte tijd te kunnen aanvatten. Ik kan mij dan nauwelijks voorstellen dat mevrouw Waalkens, wetende hoe de situatie ligt, bezwaren oppert. De kwestie zelf is overigens wel in de Com missie voor het Electriciteitsbedrijf aan de orde geweest. (Mevrouw Waalkens: Nee, dat is niet het geval geweest.) Toch wel. De heer Knol is inmiddels ter vergadering gekomen. De heer Meijerhof: Ik begrijp dat dit de wethouder enigszins "over het mot" is gekomen, zoals men wel zegt. De wethouder zegt dat de uitgebrachte rapportage nog weieens kan worden bekeken in de Commissie voor het Electriciteitsbedrijf. Ik heb zelf de term "de daartoe geëigende commissies" ge bruikt. Op dat moment beseft men meteen hoe ingewikkeld de gemeentelijke structuur in elkaar zit. Er wordt over een bepaalde problematiek gesproken die niet alleen in de Commissie voor het Electriciteits bedrijf aan de orde moet komen, maar ook in de Commissie voor de Dienst voor Reiniging en Brandweer en wellicht ook in de Commissie voor de Financiën. In laatstgenoemde commissie zou men dan overigens niet alleen over de financiën moeten spreken, maar ook over de efficiency. Ik kom dan meteen terecht bij de gedachte van mijn fractiegenoot de heer Knol, die ai eens voor een bepaald bureau heeft gepleit. Naar mijn mening betreft het onderhavige voorstel nu juist een aangelegenheid die daar thuis hoort. Ik verzoek het college eigenlijk om de Commissie voor de Financiën wat meer ruimte te geven, omdat deze commissie toch wat meer een overall functie heeft dan de Commissie voor het Electriciteitsbedrijf. De heer Eijgelaar (weth.): Dat deze discussie mij enigszins "over het mot" zou komen, is niet waar. De conclusies van het uitgebrachte rapport zijn wel van dien aard dat dit voorstel naar onze mening geen uitstel kan lijden. (De Voorzitter: Anders zou ons iets anders "over het mot" kunnen komen, be doelt u.) Inderdaad en bovendien hadden wij het anders wel in de commissies aan de orde gesteld. Mevrouw Waalkens: Mijn fractie zal tegenstemmen. Het voorstel van b. en w. wordt aangenomen met 30 tegen 3 stemmen met inachtneming van de toe zegging van de wethouder. Punt 42 (bijlage nr. 298). De Voorzitter: Dit agendapunt luidt: Beschikbaarstelling van een gebouw voor het kleuteronderwijs en het ruilen van gebouwen ten behoeve van het lager onderwijs van de Vereniging ter bevordering van schoolonderwijs naar de leer der Gereformeerde Kerken in Nederland, gevestigd te Leeuwarden. Mevrouw Van der Werf: Ik heb geen bezwaar tegen de voorgestelde ruiling, maar ik wil een vraag stellen over de nieuwe bestemming van het gebouw dat door de Johannes Bogermanschool wordt achter-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 7