6
De heer Janssen: Ik kan u op voorhand mededelen dat mijn fractie akkoord gaat met het voorstel van
de commissie het beroep ongegrond te verklaren. Ik heb hierover echter nog een vraag. De heer Faber is
gehoord in de commissie van advies en heeft gelegenheid gehad het woord te voeren. Onzekerheid be
staat echter nog over het concrete tijdstip waarop tot wegaanleg wordt overgegaan, het tijdstip waarop
het perceel van de heer Faber geheel of gedeeltelijk nodig is voor het realiseren van de bestemming al
daar. Kunt u hierover iets zeggen?
De heer Rijpma (weth.): Enige tijd geleden stond de provincie samen met de gemeente klaar om tot
uitvoering van de plannen, het verbreden van de Mr. P.J. Troelstraweg, over te gaan. De inspraak over
het tracé en dergelijke zaken zijn rond. Op een bepaald moment bleek het echter bij de provincie net
zo'n armoede te zijn als bij de gemeente. Men had niet voldoende centen in kas om tot uitvoering van
de plannen te kunnen overgaan en het wachten is daarom nu op enige aanvulling van de financiële mid
delen. Zodra die er zijn, wordt tot uitvoering overgegaan.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Commissie van advies inzake beroep
schriften ingevolge de Bouwverordening.
Punt 6 (bijlage nr. 329).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Commissie van advies inzake beroep
schriften ingevolge de Bouwverordening.
Punt 7 (bijlage nr. 331).
De Voorzitter: Aan de orde is het advies van de Commissie van advies inzake beroepschriften inge
volge de Bouwverordening met betrekking tot het beroepschrift van BOZ NV te Amsterdam.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Formeel zijn wij het eens met het voorstel van de commissie het
beroep van BOZ NV ongegrond te verklaren. Gezien echter de moeilijkheden op de bouwmarkt heden-
tendage, vinden wij het erg jammer dat de realisatie van een kantoorgebouw op het perceel Westersin
gel 4 in deze vorm niet door kan gaan. Wij willen u daarom vragen welke mogelijkheden er nu nog zijn
voor het realiseren van kantoorbouw op deze plaats. Eveneens zouden wij graag zien dat een opening
wordt gemaakt naar een aanvaardbaar bouwplan. Wordt hieraan gewerkt?
De heer Van der Wal: Mijn fractie is het van harte eens met het voorstel van de commissie en daar
mee ook met het voorliggend besluit van b. en w. om de bouwvergunning voor dit bouwwerk te weigeren,
Flet is weieens goed om in stadhuistaal de argumenten te lezen die men zelf jarenlang heeft gebruikt bij
het ageren tegen de realisatie van soortgelijke bouwwerken aan de rand van de binnenstad. Belangrijker
is echter dat met het instemmen met dit voorstel - het lijkt er tenminste op dat de.raad overeenkomstig
het advies van de commissie zal besluiten - een ongeschreven stadhuiswet doorbroken is, namelijk dat
b. en w. geen bouwvergunning weigeren op grond van welstandsaspecten indien een positief advies is uil-
gebracht door de Welstandsadviescommissie. Wij vinden dit punt erg belangrijk, omdat deze ongeschre
ven wet vaak werd gehanteerd. Bij overname van het advies van de commissie zal deze wet niet langer
gelden en wij zijn daar erg blij om. Met de gang van zaken rond de aanvraag voor deze bouwvergun
ning is duidelijk geworden dat voor het gebied rondom de Westersingel zo spoedig mogelijk publiekrech
telijke bescherming vereist is. Beoordeling van bouwplannen op welstandsaspecten geschiedt immers nog
altijd op subjectieve gronden.
De vraag die wij willen stellen is dan ook niet gericht aan de heer Keuning, maar aan het college,
Wanneer en op welke termijn komt er op enigerlei wijze bescherming voor dit ten opzichte van de bin
nenstad, die immers als beschermd stadsgezicht is aangemerkt, zo gevoelig gelegen gebied? Een moge
lijkheid zou enerzijds zijn alsnog de grens van het beschermd stadsgezichtgebied te verleggen, zodat
het gebied Westersingel ook binnen die grens valt. Het zou wellicht zone C worden, de minst bescherm
de zone, maar het zou toch een verbetering zijn. Anderzijds zou een voorbereidingsbesluit voor het ge
noemde gebied kunnen worden genomen. Wij willen niet beweren dat wij tegen elke kantoorfunctie in
het gebied rondom de Westersingel zijn. Naar onze mening is echter wel gebleken dat het meer dan ge
wenst is dit gebied zo snel mogelijk publiekrechtelijke bescherming te geven. Onze vraag is, nocmaals,
hoe denken b. en w. hierover en op welke termijn denkt men tot daden over te gaan?
7
De heer Rijpma (weth.): Als het programma van de Welstandsadviescommissie is verlopen zoals men
voornemens was, is het ontwerp van het nieuwe bouwplan voor het perceel Westersingel 4 vanmiddag in
deze commissie beoordeeld. De opmerkingen van de heer Van der Wal uit de blijheid zijns harten en de
conclusies die hij trekt, laat ik voor hem zelf.
Ten opzichte van bescherming moet ik u zeggen dat het gebied rondom de Westersingel niet bij het
beschermd stadsgezichtgebied kan worden getrokken. Voor het stadsgebied verwacht ik ieder ogenblik
bericht over de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht. De gehele procedure binnen het rijksapparaat
heeft reeds plaatsgehad. Ik wacht alleen nog op ondertekening van het voorstel. Wij zouden derhalve
voor het gebied rondom de Westersingel gebruik moeten maken van voorbereidingsbesluiten en alles wat
daarmee samenhangt. Op dit moment hebben wij een inventarisatie op stapel staan van gebieden waar
voor nog conserverende bestemmingsplannen nodig zijn. Wij zullen deze gebieden in de loop van de ko
mende weken inventariseren en aan de hand van kostenramingen nagaan of de gemeentelijke begroting
toelaat aan verdere invulling van gebieden uitvoering te geven. Zekerheidshalve hebben wij wel het
bureau Vijn, dat voor het gebied rondom de Westersingel is aangewezen, meegedeeld dat het voorals
nog gezien de ontoereikende financiële middelen, niet waarschijnlijk is dat op korte termijn tot uit
voering van de in de zeventiger jaren verstrekte opdracht wordt overgegaan. Eerst de analyse en kijken
waar de financiën vandaan moeten komen en dan de bescherming.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van de Commissie van advies inzake beroep
schriften ingevolge de Bouwverordening.
De Voorzitter: Het is opnieuw gebleken, mijnheer Keuning, dat de raad graag met instemming uw
werk begroet. Ik dank u voor uw aanwezigheid.
De heer Keuning verlaat hierna de vergadering.
Punten 8 t.e.m. 11 (bijlagen nrs. 345, 344, 342 en 337).
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van b. en w.
Punt 12 (bijlage nr. 338).
De Voorzitter: Dit punt luidt: Verkoop van drie in de ontwerp-uitwerkingsplannen Camminghaburen
Haven-Noord en Camminghaburen-deelgebied II gelegen percelen bouwterrein.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Ik wil graag een vraag stellen over de selectiemethode. Is het nog
steeds zo dat mensen, die korter dan vijf jaar geleden grond van en in de gemeente Leeuwarden hebben
gekocht, zijn uitgesloten van het kopen van grond in Camminghaburen? Indien deze methode niet meer
geldig is, stemmen wij met het voorstel in, echter met uitzondering van artikel 8 van de verkoopvoor
waarden.
De heer Rijpma (weth.): Formeel is er in het beleid niets veranderd. In feite is het zo dat wij ieder
perceeltje in Camminghaburen verkopen aan wie er ook maar komt.
De heer Bijkersma: Als ik het goed begrijp kunnen gegadigden voor bouwgrond rustig om een stuk
grond in Camminghaburen vragen, ook al hebben zij korter dan vijf jaar geleden reeds ergens anders
grond van de gemeente gekocht. Formeel kunt u dan toch nog neen zeggen? (De heer Rijpma (weth.):
Vragen staat vrij.) Dat is toch oneerlijk? U moet rechtvaardig zijn. De behandeling moet voor iedereen
gelijk zijn. U kunt niet vandaag ja tegen iemand zeggen en morgen neen tegen iemand anders, ledereen
heeft recht op een stuk grond, of er moeten regels zijn die anderszins bepalen. Ik kan niet akkoord gaan
met wat u hier zegt.
De heer Rijpma (weth.): Ik ben het volslagen eens met de heer Bijkersma en ik heb ook niets be
weerd dat in strijd is met hetgeen hij naar voren heeft gebracht.
De Voorzitter: Nu kan er geen onduidelijkheid meer heersen over dit punt. (Gelach)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met aantekening dat mevrouw M.A.
van Dijk-van Terwisga en de heren J. de Beer en J.R. Bijkersma wensen te worden geacht tegen artikel 8
van de verkoopvoorwaarden te hebben gestemd.