28
en met name in die periode is er heel veel gebeurd. De ontwikkelingen over het denken over kernbewa
pening en alles wat daarmee samenhangt, waaronder ook het beleid ten aanzien van schuilkelders valt,
zijn de laatste twee jaar in een stroomversnelling geraakt, zowel nationaal als internationaal. Ik denk
dan bijvoorbeeld aan de discussies die in onze eigen partij zijn gevoerd, maar ook aan het feit dat in
Bonn een 250.000 mensen bij elkaar kwamen en zich heel bewust verzetten tegen kernbewapening. Al die
ontwikkelingen in het denken over vrede en veiligheid zijn voor onze fractie dan ook aanleidinc ge
weest tot een fundamentele herbezinning over het nut van schuilkelders. Wij zijn overtuigd geraakt von
een aantal overwegende bezwaren tegen de filosofie die aan het schuilkelderbeleid ten grondslag ligt.
Een eerste overweging daarbij is dat het totstandbrengen van dit soort schuilkelders de illusie kan wek
ken dat een oorlog in de tegenwoordige omstandigheden - een kernoorlog dus - te overleven zou zijnen
dat men zich zou kunnen beschermen tegen een dergelijke oorlog. Er is voor ons geen enkele aanleiding
geloof te hechten aan de gedachte dat een beperkte kernoorlog denkbaar zou zijn, iets dat ons van al
lerlei kanten wordt opgedrongen, laat staan dat een oorlog beperkt blijft tot het gebruiken van conven
tionele wapens. De geschiedenis toont helaas aan dat de partij die dreigt te verliezen altijd geneigd is
zijn toevlucht te nemen tot de zwaarste wapens, in dit geval de nucleaire wapens. Schuilkelders wekken
dus niet alleen de illusie van een zekere bescherming in oorlogstijd, ze wekken ook nog eens de illusie
dat een beperkte kernoorlog of een andersoortige oorlog mogelijk zou zijn.
Naast deze principiële overweging is het ook uit praktisch oogpunt onmogelijk dat een schuilkelder
afdoende bescherming kan bieden. Ik wil daarbij verwijzen naar de brief van b. en w. van Spijkenisse,
die gevoegd was bij de stukken die wij als raadsleden kregen van een groot aantal organisaties in Leeu
warden, waaronder enkele politieke partijen. In deze brief worden een aantal praktische bezwaren ten
aanzien van schuilkelders genoemd. Een van de bezwaren is dat het waarschijnlijk veel te veel tijd zal
vergen om een schuilkelder operationeel te maken. In dat soort rampomstandigheden is er vaak weinig
tijd om een en ander in orde te maken. Verder wordt het ruimtelijk aspect genoemd. Het is volslagen on
mogelijk om voor alle Nederlanders en zelfs voor het overgrote deel van de Nederlanders onder de
grond schuilplaatsen te maken. Dan is er nog het financiële aspect. Wat zal het kosten om voor afdoende
schuil gelegenheid voor de hele Nederlandse bevolking te zorgen?
Samenvattend wil ik zeggen dat mijn fractie overwegende politiek-principiè'le en praktische be
zwaren heeft tegen het schuilkelderbeleid. Daaruit vloeit automatisch voort dat wij menen het nu voor
ons liggende voorstel met betrekking tot het verlenen van een krediet voor zit-ligcombinaties in de
openbare schuiIgelegenheid onder het Wilhelminaplein te moeten afwijzen. Het feit dat tegenover dit
krediet een rijksbijdrage voor hetzelfde bedrag staat, doet aan onze bezwaren niets af. Het gaat immers
om gemeenschapsgeld, dat naar onze overtuiging aan nuttiger maatschappelijke doeleinden moet worden
besteed. Mijn fractie zal dan ook tegen dit onderdeel van de raadsbrief stemmen, reden waarom ik u
verzoek dit onderdeel apart in stemming te brengen.
Mevrouw Van der Werf: Het is eigenlijk waanzinnig dat wij vanavond moeten praten over de inrich
ting van een atoomschuilkelder. Atoomschuilkelders halen de kernoorlog heel dicht bij ons. Toch kunnen
wij ons daar geen werkelijke voorstelling van maken, want, hoe dicht zo'n kernoorlog ook genaderd mog
zijn, hij lijkt toch veraf. Wij weten dat een kernoorlog wordt voorbereid, vaak zonder dat de mensen die
eraan meewerken het weten of willen. Ook hier in de gemeenteraad lijken wij vaak machteloos te staan,
Toch dragen ook wij een eigen verantwoordelijkheid, die juist van landelijke betekenis kan zijn. Een en
ander vereist dat men zich niet alleen moet verdiepen in zijn eigen motieven, maar dat men zich ook
moet verdiepen in de landelijke problemen en na moet gaan welke rol ons verzet daarin kan spelen. De
mensen die vanavond voor de inrichting van de atoomschuilkelder stemmen, zullen de kernoorlog niet
doelbewust dichterbij willen halen. Ook die mensen zijn niet voor een kernoorlog. Het gaat er niet zo
zeer om wat raadsleden wel of niet willen met de schuilkelder, het gaat erom in welk landelijk militair
beleid de aanleg past en welk effect de aanleg heeft. Men kan in dit verband denken aan het effect op
de bevolking, de illusie van het overleven, maar ook aan het effect op de landelijke overheid en de
vredesbeweging. Met die effecten zou ik rekening willen houden als ik de inrichtingsvoorstellen van b.
en w. beoordeel. Ik zal niet op alle mogelijke argumenten tegen de inrichting van de atoomschui celder
ingaan. Ik noem alleen het feit dat het rijk aan dit soort doeleinden een half miljoen verspilt. Dai soort
argumenten moeten natuurlijk worden meegewogen, maar ik zou mij in eerste instantie tot de meer prin-
cipiè'le argumenten willen beperken.
Het standpunt dat de PAL-fractie over de atoomschuilkelder inneemt, is vanaf het begin volstrekt
duidelijk geweest. Wij hebben tegen de aanleg van deze atoomschuilkelder gestemd en wij hebben ons
daartegen op diverse manieren verzet. Tot aan de dag van vandaag zijn wij met dat verzet bezig ge
weest. Ook zullen wij tegen het beschikbaarstellen van het krediet voor zit-ligcombinaties in de open
bare schuiIgelegenheid onder het Wilhelminaplein stemmen. Wij zijn erg blij te horen dat de bezwaren
die wij in januari 1979 naar voren brachten nu ook bij andere fracties leven. Het toont aan dat de kloof
tussen de Leeuwarder vredesbeweging en hopelijk de meerderheid van de gemeenteraad niet onoverbrug
baar groot is geworden. -
Wanneer de raad vanavond besluit niet in te stemmen met het voorstel tot inrichting van de atoom
schuilkelder, dan is het duidelijk dat er meer mensen zijn die nog hoop hebben om de afschuwelijke
dreiging van een atoomoorlog te keren. Een dergelijke oorlog keren kan de vredesbeweging niet alleen,
dat kunnen politieke partijen niet alleen. Daarvoor is een gezamenlijke krachtsinspanning nodig, die ja
ren zal vergen en die heel wat geduld en doorzettingsvermogen zal vragen. Die gezamenlijke krachtsin
spanning zal moeten plaatsvinden op plaatselijke, provinciale, landelijke en internationale niveaus. Als
gemeenteraad zijn wij echter verantwoordelijk voor de directe bescherming van de bevolking. Onze
taak kunnen wij alleen uitvoeren wanneer het landelijk beleid en het beleid van de NAVO gericht is op
veiligheid en ons daardoor de mogelijkheid biedt om de bescherming van de bevolking te garanderen.
Deze bescherming moet worden geboden door een oorlog te voorkomen. Een kernoorlog mag nooit worden
gevoerd. Het beleid van de NAVO en het beleid van de regering garandeert nu juist niet dat zo'n oor
log wordt voorkomen. Integendeel, zou ik willen zeggen. Wanneer wij slaafs de huidige ontwikkeling
[volgen met de nieuwe kernwapens en de nieuwe militaire strategie, dan leidt dat rechtstreeks tot een
kernoorlog. De huidige militaire strategie is immers niet meer gebaseerd op wederzijdse afschrikking
-de evenwichtstrategie -, waarbij het niet de bedoeling was om kernwapens te gebruiken. De huidige
militaire strategie is overgegaan in de strategie van een beperkte kernoorlog, die zich volgens plan in
het Europese theater zal moeten afspelen, dus hier, waar wij nu zijn. Als wij vanavond zinvol willen
discussiëren over het verschijnsel atoomschuilkelder en de inrichting daarvan, dan kunnen wij om deze
verandering van militaire strategie niet heen. Niet ieder gemeenteraadslid zal zich vaak met dit soort
zaken bezighouden. Ik ben echter van mening dat wij erover moeten spreken, omdat wij allemaal iedere
dag bloot staan aan de kans op een totale vernietiging. Die kans wordt met de dag groter.
Waarom zijn wij tegen atoomschuilkelders en tegen de inrichting ervan? Omdat atoomschuilkelders
aangelegd en gefinancierd worden in het kader van de strategie van de beperkte kernoorlog. Dat is geen
bedenksel van ons, u kunt hemzelf lezen in de voorlichtingsboekjes van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken. Daarin staat onomwonden vermeld dat schuilkelders dienst zullen moeten doen in het geval van
een beperkte kernoorlog. Een en ander blijkt ook uit het feit dat met de overschakeling van de ene naar
de andere militaire strategie het atoomschuiIkelderprogramma enorm is uitgebreid. In de vanavond mede
onderwerp van gesprek zijnde brief geven de groepen, die de brief mede hebben ondertekend, aan dat het
verzet tegen deze nieuwe atoomstrategie zeer breed is, van PSP tot en met CDA. Daarom was de Tweede
Kamer ook bijna unaniem in haar afwijzing van de neutronenbom, die als vechtwapen in de nieuwe stra
tegie past. Wij staan aan de vooravond van een alles vernietigende kernoorlog. Als ik dat zo zeg, dan
houdt dat niet in dat wij pessimistische doemdenkers zijn. Wij constateren nuchter dat op alle fronten
-een en ander spreekt ook uit alle rapporten die erover worden geschreven - een kernoorlog wordt
voorbereid en dat vele politici en militairen dus eigenlijk doemdenkers zijn. Zij leggen zich bij de mo
gelijkheid van een kernoorlog neer en trachten zich ertegen te beschermen. Als gemeenteraad kunnen
wij ons een dergelijke houding toch niet permitteren? Hoe kan men in vredesnaam praten over plannen
voor stadsuitbreiding, de toekomst van de politie enz., als dergelijke ontwikkelingen aan de gang zijn?
Dat kan toch niet, als mensen die voor onze veiligheid moeten zorgen - de heer Bijkersma sprak hierover
zojuist ook zo bewogen - er zelf kennelijk niet meer in geloven en zich voorbereiden op en oefenen in
het voeren van atoomoorlogen? Men vraagt zich af of die mensen geen voorstellingsvermogen hebben.
Hoe moeilijk het ook is en hoe bang dit soort dingen je maakt als je erover nadenkt, je moet je toch
ij proberen voor te stellen wat er van de wereld nog over is na zo'n atoombom.
Wij laten ons niets wijs maken over de mogelijkheid om een kernoorlog te overleven. Een beperkte
kernoorlog betekent voor Nederland nog steeds miljoenen doden. Er is geen enkele politicus, militair of
polemoloog die erin gelooft dat een eenmaal gestarte kernoorlog in de hand te houden is. Wellicht kan
een aantal mensen de atoomramp onder de grond in een schuilkelder, zoals onder het Wilhelminaplein,
met stralingsdichte wanden, overleven. Als gemeenteraad hebben wij echter de verantwoordelijkheid om
de burgers eerlijk voor te lichten. Dat houdt in dat de mensen in de atoomschuilkelder levend begraven
zijn. Terugkeer in de wereld is in feite onmogelijk. Ik hoef niet te vertellen hoe radioactief water, ge
wassen en op den duur ook de mensen zullen zijn. Er is geen sprake van grensgebieden waarin nog wel te
leven zal zijn. Leest u maar eens na wat de effecten zullen zijn van één atoombom van twintig megaton
op Rotterdam. In plaats van Rotterdam moet u dan eens Leeuwarden lezen. Ook moet rekening worden
gehouden met een belangrijk militair doel dat direct naast ons ligt, namelijk de NATO vliegbasis. Wij
bieden de bevolking geen bescherming in de schuilkelder en wij moeten voorkomen dat de bedden in die
schuilkelder sterfbedden worden. Aan de andere kant kan en moet men zich zelf de vraag stellen of een
aantal mensen toch niet zelf de beslissing moet nemen of men levend begraven wil worden of niet, want