30
dat gebeurt als men een atoomschuilkelder openstelt. Binnen de ethische grenzen, die ieder voor zich
hanteert, moet men deze vraag met elkaar bespreken. Wij wensen echter geen verantwoordelijkheid te
dragen voor het lijden dat de mensen, die mogelijkerwijs in een atoomschuilkelder terecht komen, te
wachten staat. Wij wensen niet mee te werken aan een civiel verdedigingsbeleid dat in een strategie
past die een atoomoorlog dichterbij haalt. Wij moeten inderdaad het signaal geven waarom de vredesbe
weging vraagt. Wij doen niet langer mee, wij hebben hoop en wij willen een toekomst voor de mensen,
Iedere voorbereiding op een atoomoorlog bedreigt dat perspectief.
Naast dit meer principiële verhaal, vind ik dat wij ons moeten afvragen waar wij eigenlijk over
praten. Vanmiddag heb ik tot mijn ontzetting in de b. en w.-notulen van 22 september gelezen dat in
middels al opdracht is gegeven voor de levering van de zit-ligcombinaties. Onbegrijpelijk, vind ik. Ten
eerste houdt dit opnieuw een volkomen voorbijgaan aan de raad in en ten tweede geeft het aan dat de
meerderheid van b. en w. dit soort zaken kennelijk afdoet als een formaliteit.
(Applaus op de publieke tribune)
Mevrouw De Jong: Het verbaast mij dat de voorgestelde aanschaf van zit-ligcombinaties in maar vijf
zinnetjes is omschreven en wat weggemoffeld is tussen de twaalf posten die in bijlage nr. 426 als wijzi
gingen van de gemeentebegroting worden vermeld. Voor het beschikbaarstellen van een bedrag van ruim
4,5 ton is in deze tijd van vergaande bezuinigingen mijns inziens wel een wat bredere omschrijving no
dig. Of die 4,5 ton nu uit een Leeuwarder dan wel uit een Haagse pot afkomstig is, mag geen verschil
maken. Er zit echter nog een andere kant aan dit voorstel. In grote lagen van de bevolking wekt een
dergelijk voorstel weerstand op. Nadat de raad in januari 1979 akkoord is gegaan met de bouw van de
openbare schuilgelegenheid, is een brede discussie op gang gekomen. Zoals bij elke discussie, kwamen
ook bij deze discussie argumenten naar voren en werden problemen aangesneden. In 1979 stemde ik van
harte in met de bouw van de schuilgelegenheid. Nu ik de aangedragen en goed onderbouwde argumenten
in ogenschouw neem, zou mijn stemgedrag waarschijnlijk anders zijn geweest. Ik zou althans meteen
beter afgewogen en genuanceerder oordeel zijn gekomen. Wat is namelijk het resultaat van de discus
sie? In het voorstel wordt vastgehouden aan de woorden "openbare schuilgelegenheid", maar in de
volksmond klinkt steeds hardnekkiger "atoomschuilkelder". Het is slechts een verschil in woorden, maar
er zit wel een wereld vol schrijnende vernietiging tussen en een denkwereld vol angst en vertwijfeling.
Hoe is het mogelijk dat er voor een en dezelfde gelegenheid twee zulke verschillende benamingen met
even zoveel verschil in betekenis kunnen worden gegeven? Ik moet constateren dat juist het stilzwijgen
van de overheid hieraan debet is. Er is een nationaal rampenplan. Men zou zeggen dat een overheid een
rampenplan heeft ter bescherming en ter geruststelling van de burgers. Het zou dan toch logisch zijn dot
de overheid de burgers inlicht over de beschermende maatregelen die voor de burgers zijn getroffen en
meedeelt voor welke eventuele rampen het rampenplan is opgesteld. Zonder alle details hierover bekend
te maken, stelt een dergelijke wetenschap gerust en biedt in ieder geval een stuk zekerheid. Merkwaar
dig genoeg blijft het rampenplan een hermetisch gesloten boek. Dan komen er vragen en onzekerheden
en borrelt vooral de angst naar boven. Een van deze vragen is bijvoorbeeld hoe onze schuilgelegenheid
past in het groter en landelijk geheel. De schuilgelegenheden moeten een schakel vormen. Geld hier
voor werd namelijk noch in 1979 noch nu met gulle hand over stad en land uitgestrooid.
Ik wil heel duidelijk stellen dat ik vind dat een overheid - ook een lokale overheid - de plicht
heeft de burgers bescherming te bieden bij rampen. Ik vind dan wel dat naar de burgers toe bekend moet
zijn aan welke rampen gedacht wordt. De schuilkelder is een op een democratische wijze genomen ge
geven. Het is naar mijn mening de hoogste tijd dat er in alle openbaarheid een discussie plaatsvindt
waarvoor wij denken deze schuilkelder te kunnen gebruiken. Op die manier zou elke Leeuwarder burger
weten waarvoor deze gelegenheid is bestemd en hoe en bij welke eventuele rampen die gebruikt kan
worden. Dan is er duidelijkheid en een stuk zekerheid naar de burgers toe en kan de schuilkelder met
recht bogen op de benaming "openbare schuilgelegenheid".
Wij hebben een brief gekregen die door verschillende groeperingen is ondertekend. Hierin is duide
lijk beargumenteerd dat een kernoorlog geen overlevingskansen biedt en dat atoomschuilkelders vt 'se
hoop wekken. Ik onderschrijf de argumenten en ben het eens met de conclusie. Beter ten halve gekeerd
dan ten hele gedwaald. U zult begrijpen dat ik in principe tegen verdere inrichting van de atoomschuil
kelder ben. Zolang niet duidelijk is welke functie de kelder heeft en voor welke doeleinden die kan
worden gebruikt, stem ik tegen het voorstel.
De heer Boelens: Allereerst wil ik zeggen dat ik voor mijzelf spreek. Ik heb een aantal vragen aan
het college. De eerste vraag is: Waarom moet de gemeenteraad beslissen of er wel of niet zit-ligcombi
naties in de openbare schuilgelegenheid onder het Wilhelminaplein moeten worden aangebracht? Heeft
de raad voldoende zicht op het ter zake te voeren beleid? Ik twijfel er namelijk aan of wij voldoende
31
eqevens ter beschikking hebben om over een en ander een oordeel te kunnen vormen. De nu voor han
den zijnde gegevens interpreteer ik zo: voor een bedrag van 469.430,— zullen ongeveer 150 zit-lig
combinaties worden aangebracht, hetgeen dus neerkomt op ongeveer 3.000,— per stuk. Is het genoem
de bedrag uitsluitend voor deze zit-ligcombinaties bestemd of worden er ook andere dingen uit gefinan
cierd? Mijn tweede vraag is meer van bestuurlijke aard. Wat zijn de gevolgen wanneer de gemeente
raad dit krediet niet ter beschikking stelt? Kunnen gedeputeerde staten in dat geval alsnog deze post op
de begroting van de gemeente zetten? Ik stel deze vraag omdat ik het wat de besteding van gelden be-
freftzeer belangrijk vind dat de overheid heel zorgvuldig met die gelden omgaat, zeker als het om za
ken gaat waarover wij het nu hebben. Het is niet de eerste keer dat wordt gesteld dat er aan defensie
veel geld wordt uitgegeven, terwijl er in andere delen van de wereld behoefte is aan geld en aan voed
sel. Juist nu dit soort zaken ter discussie staan vind ik dat wij, ook als het kleinere posten betreft, zeer
zorgvuldig moeten afwegen voor welke doeleinden de gelden worden gebruikt. Dan iets over de inhou
delijke kant van de discussie. Niemand van de sprekers heeft zich afgevraagd welke invloed de beslis
sing van vanavond heeft op bijvoorbeeld het veiligheidsbeleid of het atoomevenwicht. Ik kan hier zelf
niet over oordelen. Ik vraag mij af of de inrichting van de openbare schuilgelegenheid sowieso invloed
heeft op deze aspecten. Ik doel hierbij tevens op de invloed die de NAVO heeft en op de beslissing van
Nederland om de NAVO-bi jdrage te verlagen.
De heer Bijkersma: Ik stel het op prijs over dit onderwerp ook iets te zeggen, zij het dat ik dat op
een andere manier doe dan de voorgaande spreeksters en spreker hebben gedaan. Het merendeel van de
spreeksters is ingegaan op atoombewapening en op kernwapens. Een en ander is wel discussievervagend
en doemdenkend. Misschien is het ook wel wat vervalsend, want door zo te spreken tracht men een
angstpsychose op te wekken en bepaalde ideeën door te laten werken. Ik constateer dit, die vrijheid
neem ik.
De beslissing van vanavond is gewoon een vervolg op een eerder genomen beslissing. Wij hebben nu
eenmaal besloten tot de bouw van de schuilkelder. Om deze kelder als schuilgelegenheid voor de bur
gerbevolking te gebruiken, zaj er nog wel iets moeten worden gedaan aan de inrichting ervan. De heer
Boelens vraagt zich af of de hiervoor beschikbaar gestelde rijksbijdrage defensiegeld is. Ik kan hem zeg
gen dat het geen defensiegeld is, het is gewoon geld dat voor de burgerbevolking bestemd is. Een en an
der heeft totaal niets met defensie te maken, het geld komt ook niet van het Ministerie van Defensie,
het komt van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Dit antwoord wil ik de heer Boelens geven, ik kan
hem dat ook geven, want ik heb er wel zicht op hoe een en ander gebeurt. (Gelach) U kunt er wel om
lachen, maar het is gewoon een feit.
Er wordt gezegd dat wij met elkaar moeten trachten een kernoorlog te voorkomen, waarbij men dan
links en rechts met megaton-bommen gooit. Ik kan mevrouw Van der Werf vertellen dat een eventuele
oorlog wellicht helemaal niet op die manier verloopt. Er zal een heel andere strategie worden gevolgd.
Men heeft er beslist geen inzicht in hoe alles dan zal gaan. (Mevrouw Van der Werf: Misschien kunt u
ons dat inzicht geven.) U kunt wat dit betreft de verhandelingen van de Tweede Kamer eens lezen.
Zoals ik al heb gezegd, mevrouw Van der Werf wil angsten opwekken. Ik signaleer dit gewoon. (Me
vrouw Van der Werf: Maakt u dan eens duidelijk dat hetgeen ik zeg onzin is. Komt u eens met een ver
haal waaruit blijkt dat het niet zo is als ik zeg.) Ik wil op dit moment geen verdere discussie over kern
wapens. Op een ander ogenblik wil ik hierover best met mevrouw Van der Werf praten. Als zij mij uit
nodigt, dan wil ik graag komen. (Mevrouw Van der Werf: Op dit moment insinueert u bepaalde dingen,
o moet er nu verder over spreken.) Wij hebben het nu over een openbare schuilgelegenheid die moet
worden ingericht. Met deze inrichting heb ik helemaal geen problemen. Als ooit gebeurt wat mevrouw
Van der Werf hoopt, namelijk dat de kernwapens de wereld uitgaan, dan zijn mijns inziens nog altijd
schuilgelegenheden nodig. De afgelopen eeuwen hebben ons namelijk geleerd dat er altijd oorlogen
zijn. Een gemeentebestuur moet vooruitzien. In de jaren 1940-1945 waren er ook schuilkelders voor
een heei groot deel van de bevolking. Toen waren deze kelders erg nuttig en de burgerbevolking deed
er zijn voordeel mee. (Mevrouw Van der Werf: Met dat soort verhalen gaat u toch volkomen voorbij aan
de ontwikkelingen die de laatste jaren hebben plaatsgevonden.)
De heer Heere: Uit de stemming die er op het ogenblik heerst, meen ik te moeten beluisteren dat het
weieens tot stemming over dit onderwerp zou kunnen komen. Een deel van mijn fractie - ik neem aan dat
u begrijpt welk deel ik bedoel, want alleen de heer Boelens heeft voor het andere deel gesproken - is
tateens met het voorstel zoals dat door b. en w„ aan ons is voorgelegd. Dat deel vindt namelijk dat dit
voorstel het logisch vervolg is van een eerder genomen beslissing.