14
kunnen vallen; een en ander is in een vorige vergadering ook publiekelijk uitgesproken. Het is namelijk
uitgesloten dat een gebied als geheel onder deze regeling kan vallen. In de reactie van het dagelijks
bestuur van de Regio Friesland-Noord wordt ervoor gepleit om ook Leeuwarden onder de regeling van de
BRT te laten vallen. Leeuwarden zou dan kunnen aansluiten bij het oostelijk deel van Friesland, dat al
onder de BRT valt. Als argument hiervoor zou kunnen worden gehanteerd dat een groot deel van de
werkgelegenheid voor de inwoners van het oostelijk deel van Friesland in Leeuwarden moet worden ge
vonden. Dagelijks pendelen zo'n 17.500 mensen tussen eigen woonplaats en Leeuwarden als plaats waar
men werkt. Een groot deel van die 17.500 mensen komt juist uit een gebied met een hoog werkloosheids
percentage. Er is dus een directe correlatie tussen het creè'ren van werkgelegenheid in Leeuwarden en de
omvang van de werkloosheid in het oostelijk deel van de provincie Friesland. Deze correlatie is destijds
en wordt ook nu nog door zowel het provinciaal bestuur van Friesland als de regionale raad voor de ar
beidsmarkt, de gemeente Leeuwarden en de Regio Friesland-Noord aangegrepen om er bij de regering
voor te pleiten dat ook Leeuwarden voor de BRT in aanmerking komt. Binnenkort vindt over deze kwestie
weer een gesprek plaats met de directeur-generaal voor het regionaal beleid. In een zeer recentelijk
gehouden bespreking met de directeur-generaal voor het regionaal beleid is al te kennen gegeven dat
de kans dat Leeuwarden onder de regeling van de BRT zal komen te vallen, minimaal is. Op dit moment
zijn er in Nederland gebieden waar het werkloosheidspercentage aanzienlijk hoger is dan in Leeuwar
den. Voor vele gebieden zal de BRT dan ook moeten worden toegepast. Wil men de kwestie van de BRT
op de spits drijven, dan kan dit waarschijnlijk tot gevolg hebben dat Leeuwarden wel en andere delen
van Friesland niet onder de BRT komen te vallen. Tot mijn grote spijt zijn wij, ondanks de vele plei
dooien in Den Haag, nog niets verder gekomen met de BRT voor Leeuwarden. Het is meer uit psycholo
gisch oogpunt dat de reactie van het dagelijks bestuur van de Regio Friesland-Noord op de Nota regio
naal sociaal-economisch beleid 1981 t.e.m.1985 op het punt van de BRT wat globaal is weergegeven. Ik
verzeker u echter dat een en ander niets afdoet aan het standpunt vanuit Friesland dat er in Den Haag
voor gepleit moet worden om alleen Leeuwarden toe te voegen aan het gebied dat al onder de BRT valt,
Ik ga nu over naar het punt van de ROT. De halve ROT is eenmaal in Friesland gehanteerd, name
lijk bij een bedrijf dat belangrijk uitbreidde. Door deze uitbreiding is een bedrijf in het Westen van het
land met haar activiteiten gestopt. Overigens heeft de ROT voor Friesland geen effect gehad. De vorige
regering heeft uitgesproken dat Leeuwarden voor de volledige ROT in aanmerking zou moeten komen. Ik
heb recentelijk in Den Haag weer geïnformeerd naar de stand van zaken met betrekking tot de ROT. De
afspraak van de regering is namelijk nog steeds niet geëffectueerd. De regering heeft de kwestie van de
ROT aanhangig gemaakt bij de EEG in Brussel en wacht dienaangaande op antwoord en fiat voor realise
ring van haar voorstel.
De heer Bijkersma heeft gevraagd welke reden het college heeft om aan te nemen dat het niet on
waarschijnlijk moet worden geacht dat de huidige regering wijzigingen gaat aanbrengen in de door de
vorige regering uitgebrachte Nota regionaal sociaal-economisch beleid 1981 t.e.m. 1985. Formeel heb
ben wij uit Den Haag de mededeling gekregen dat de huidige regering zich opnieuw zal beraden overde
vraag of de ter discussie gestelde nota al dan niet zal worden gehandhaafd. Wijzigingen hangen dus af
van het terzake door de regering te nemen besluit. Ook de Tweede Kamer ontplooit momenteel weinig
activiteiten met betrekking tot deze nota. Ook zij wacht af of de regering al dan niet wijzigingen aan
brengt in de door de vorige regering op 18 februari 1981 aan de Tweede Kamer aangeboden nota. Zodra
het standpunt van de regering ten aanzien van de verdere gang van zaken over de Nota regionaal so
ciaal-economisch beleid 1981 t.e.m. 1985 bekend is, zullen vanzelfsprekend alle bij de nota betrokke
nen opnieuw hun zienswijze kunnen geven.
Mevrouw Van der Werf kan wel instemmen met de reactie die door het dagelijks bestuur van de Re
gio Friesland-Noord is opgesteld. Zij vindt echter dat in die reactie het accent te veel wordt gelegd op
verbetering en aanleg van nieuwe wegen. Zij had liever het accent willen leggen op realisering van
bijvoorbeeld de Zuiderzeespoorlijn. Het dagelijks bestuur van de Regio Friesland-Noord en mevrouw
Van der Werf verschillen hierover dus van mening. Ook ik ben van mening dat op dit ogenblik voor
Leeuwarden aansluiting van rijksweg 9 als vierbaansweg op de Afsluitdijk en aanleg en verbetering van
rijksweg 32 van grotere importantie is dan de aanleg van de Zuiderzeespoorlijn. Het belang van aanleg
van de Zuiderzeespoorlijn ligt in hoofdzaak bij de gemeente Smal lingerland. Ik moet u zeggen dat wij
tot dusver nog steeds de hoogste prioriteit toekennen aan de verbinding van de Friese hoofdstad met an
dere delen van ons land. Wij ondersteunen echter ook het belang van de Zuiderzeespoorlijn.
Mevrouw Van der Werf heeft ook nog een paar zeer algemene opmerkingen gemaakt over punten
die niet in de reactie van het dagelijks bestuur van de Regio Friesland-Noord staan. Wat het punt
betreft van deelname door regionale ontwikkelingsmaatschappijen, zoals bijvoorbeeld de NOM, in
minder goed renderende maar wel levensvatbare bedrijven, zal het standpunt van de regering terzake
moeten worden afgewacht. Mevrouw Van der Werf heeft ook nog opgemerkt dat in de Nota regionaal so
ciaal-economisch beleid 1981 t.e.m. 1985 opnieuw een belangrijke vorm van "sturing" ontbreekt. De
kwestie van "sturing" is een zeer algemeen en moeilijk punt. Wii moeten ons wel bewust zijn van het
feit dat wij door premieregelingen, door deelname van ontwikkelingsmaatschappijen enz. ontwikkelingen
kunnen stimuleren, afremmen en zelfs soms kunnen verstoren. In onze samenleving staat primair het eigen
initiatief van het bedrijfsleven voorop. Buiten de premieregelingen en de deelname van ontwikkelings
maatschappijen zijn er weinig mogelijkheden om ontwikkelingen bij bepaalde bedrijven direct te beïn
vloeden.
De heer Meijerhof: Ik proef uit uw woorden, mijnheer de voorzitter, dat er angst bestaat voor een al
te sterk pleidooi voor het laten toepassen van de BRT voor de gemeente Leeuwarden. Het laten vallen
van de gemeente Leeuwarden onder de BRT zou wel eens nadelig kunnen uitvallen voor bepaalde delen
in oostelijk Friesland. U laat ook doorschemeren dat er in Nederland nogal wat plaatsen zijn waar een
hoger werkloosheidspercentage is dan in de gemeente Leeuwarden. Wij hoeven ons er dus weinig illusies
over te maken dat de gemeente Leeuwarden voor de BRT in aanmerking komt. Kunt u in dit verband mis
schien verklaren waarom Maastricht wel de BRT heeft gekregen en Delfzijl op de nominatie staat voor
deze regeling? Ik dacht dat de werkloosheidscijfers in die gemeenten niet ongunstiger zijn dan in de
gemeente Leeuwarden. Ik blijf het een merkwaardige zaak vinden dat het dagelijks bestuur van de Regio
Fries land-Noord in haar formulering stelt dat de BRT krachtens de Wet Investerings Rekening (WIR) niet
uitsluitend van kracht zal moeten zijn voor het oostelijk gedeelte van de provincie Friesland. De pro
vincie Friesland stelt heel duidelijk in haar reactie op de Nota regionaal sociaal-economisch beleid 1981
t.e.m. 1985 dat zij de argumenten in de nota ten aanzien van de toepassing van de BRT niet sterk vindt.
De provincie Friesland blijft derhalve pleiten voor toepassing van de BRT voor de gemeente Leeuwarden.
Verder signaleert de provincie Friesland dat Leeuwarden de enige provinciehoofdstad is die niet is aan
gesloten via een vierbaansweg op het landelijk net van autowegen. Daarom blijf ik de reactie van het
dageiijks bestuur van de Regio Friesland-Noord te globaal vinden op het punt van de BRT. Wel wordt
door het dagelijks bestuur van de Regio Friesland-Noord gepleit voor vestiging van bedrijven en rijks
diensten in Leeuwarden, aanleg van een wegenvierkant om Leeuwarden en uitbouw van de universiteit»
Het dagelijks bestuur van de Regio Friesland-Noord is dus helemaal niet kinderachtig om de gemeente
Leeuwarden met naam en toenaam te noemen. Daarom bevreemdt het mij dat de gemeente Leeuwarden
met betrekking tot de BRT in de reactie niet is genoemd. In eerste instantie heb ik al gezegd dat ik de
verklaring waarom dit niet is gebeurd meende te hebben gevonden in punt 27 van de agenda. Bij de be
handeling van dat punt kom ik hierop nog terug.
De heer Bijkersma: U bent ingegaan op mijn vraag waarom u denkt dat de huidige regering wijzigin
gen zal aanbrengen in de door de vorige regering uitgebrachte Nota regionaal sociaal-economisch be
leid 1981 t.e.m. 1985. Ik stelde die vraag omdat ik dacht dat de regering, gezien het grote aantal reac
ties en vooruitlopende op verwerking van die reacties, al een koerswijziging had vastgesteld. Dat blijkt
echter niet het geval te zijn. Ik heb uit uw woorden opgemaakt dat de huidige regering waarschijnlijk
meteen totaal gewijzigde nota komt. Door de regeringswisseling constateer ik dat verdere voortgang van
de nota op de achtergrond raakt. Het doet mij buitengewoon leed dat het werk aan de nota stil ligt.
Ik hoop dan ook dat het college er bij de regering op aan zal dringen dat de werkzaamheden aan de
nota spoedig zullen worden hervat. Anders schieten wij nog niets op, ook met deze regering niet.
Mevrouw Van der Werf: Ik wil nog even duidelijk maken waar het mij in eerste instantie precies om
ging. Ik heb gezegd dat ik van mening ben dat het regionaal sociaal-economisch beleid faalt, zolang er
met fundamentele wijzigingen komen op het punt wie beslist waar en wanneer er geïnvesteerd wordt.
Zolang er op dat punt geen fundamentele wijzigingen worden aangebracht, blijft het regionaal sociaal-
economisch beleid een marginaal beleid. Een en ander is natuurlijk een zaak van landelijke politiek. In
de door het dagelijks bestuur van de Regio Friesland-Noord gegeven reactie op de Nota regionaal so
ciaal-economisch beleid 1981 t.e.m. 1985 zou echter ook heel duidelijk aangegeven moeten worden
dat men, zolang instrumenten ontbreken om als regio aan te geven waar en wanneer geïnvesteerd moet
worden, niets kan doen. Alleen kan aan bedrijven heel vriendelijk worden gevraagd om toch alstublieft
hier naar toe te komen.
De Voorzitter: Uit informatie is gebleken dat Maastricht een aanzienlijk hoger werkloosheidspercen
tage heeft dan de gemeente Leeuwarden. Ook wij zijn gevallen over het feit dat Maastricht voor de BRT
in aanmerking komt. Het werkloosheidspercentage van Delfzijl ligt ongeveer op hetzelfde niveau als dat