6 zien de middenstanders die dichterbij de nieuwe uitbreiding zitten niet alleen voor zichzelf maar ook I voor de hele stad een voordeel in het pleinafsluitend gebouw. Het niet toestaan van winkelvestigingen aan nieuwe loop- en fietsroutes lijkt ons een goed voornemen. De opmerking in de brief van de cen trumwinkeliers en in de brief van 26 oktober 1981 van de Vereniging Voorstreek Vooruit, gaat over de ontwikkeling binnen het ISR-gebied binnenstad-oost. In die brieven staat dat men de raadsbrief zo leest dat aan de aanlooproutes nieuwe winkelvestigingen dienen te worden geweerd. Dat lijkt ons een misver stand. Aan de bestaande aanlooproutes worden nieuwe vestigingen van winkels niet geweerd, maar hoogstens worden - zoals nu al het geval is - andere bestemmingen mogelijk gemaakt. Dan wil ik nog even ingaan op het verslag van de Overlegcommissie voor het Midden- en Kleinbe drijf. Deze commissie gaat akkoord met het pleinafsluitend gebouw, maar is wel van mening dat de ge meente de realisatie van het gebouw in eigen beheer moet houden en dat er gekozen moet worden voor een bestuursvorm waarin de gemeente en de Leeuwarder ondernemersvereniging gezamenlijk participe ren. Deze uitspraak van de Overlegcommissie voor het Midden- en Kleinbedrijf gaat ons te ver. Inde raadsbrief zegt het college dat naar zijn mening de gemeente bij de ontwikkeling van het pleinafslui tend gebouw nauw betrokken dient te zijn en dat het college daartoe de nodige initiatieven moet ne men. Wij wachten een verdere invulling van deze uitspraak van b. en w. liever af. De mogelijkheden moeten eerst maar eens op een rij worden gezet. Over de bouwkundige- en architectonische aspecten zijn in de Commissie voor de Ruimtelijke Or dening door ons twee opmerkingen gemaakt. De eerste opmerking was de mogelijkheid te bezien of er tussen de Mercuriusfontein en het pleinafsluitend gebouw toch nog niet een soort plein kan worden gere aliseerd. De tweede opmerking was het zo mogelijk integreren van de ingang van de parkeergarage in het gebouw. Dan stap ik over naar de structuur van het winkel apparaat buiten de binnenstad. Deze structuur wordt in het rapport uitvoerig behandeld en beschreven in de raadsbrief. U stelt geen speciale maatre gelen voor. Wel stelt u voor om de rapportage te gebruiken bij de aanvulling op de ISR-rapportage. Wij delen uw opvatting over de buurtwinkels. De consument is prijsgevoelig en mobiel en koopt daar waar hij/zij denkt dat de koopwaar het goedkoopst is. Naar de mening van de klant zijn de discountzaken het goedkoopst. Toch zorgen ook de discountzaken, met name de MIRO, voor een toeloop naar het stadscentrum. Uit het rapport blijkt dat 40% van de bezoekers aan de MIRO ook nog het stadscentrum bezoekt. Ik wil ook nog een opmerking maken over de perifere detailhandelsvestigingen. Tot nu toe is Leeu warden daar zeer voorzichtig mee geweest. Ik herinner mij postzegelplannen om weide-winkels te weren uit vrees voor aantasting van het hoofdwinkelcentrum. U stelt nu voor een zodanig beleid te voeren dat het voor bepaalde branches mogelijk wordt gemaakt zich te vestigen op industrieterreinen, dit ter voor koming van vestiging in andere gemeenten. Deze branches zouden kunnen zijn: woninginrichting, elec tro—technische apparatuur en doe-het-zelf zaken. Wij vinden dat het middel van eventuele vestiging op industrieterreinen heel voorzichtig moet worden gehanteerd. Afwijzen doen wij het echter niet, ook in verband met de werkgelegenheid binnen de gemeente. Eigenlijk zouden gedeputeerde staten vestiging van deze winkels in andere gemeenten buiten de bebouwde kommen niet mogelijk moeten maken. Wij weten echter dat andere gemeenten mogelijkheden bieden aan grootschalige bedrijven zich in die ge meenten te vestigen. De gemeente Leeuwarden moet volgens ons een ietwat genuanceerder beleid voe ren dan tot nu toe is gevoerd. De rapporten bevatten veel gegevens waarmee verder gewerkt kan wor den. Ik vond ze ook goed leesbaar. Ik ben niet op alles wat in de raadsbrief staat ingegaan. Wij kunnen het echter in grote lijnen eens zijn met hetgeen u stelt in het resumé van de raadsbrief en met de strekking van het besluit. De heer Sijbesma: Een paar jaar geleden is door de raad het besluit genomen om een distributie-pla nologisch onderzoek te laten uitvoeren. Wij hadden behoefte aan onderbouwing van ons beleid op dit punt. Later is ook door de rijksoverheid via een wijziging van het besluit op de ruimtelijke ordening de verplichting opgelegd om bij structuur- en bestemmingsplannen een distributie-planologisch onderzoek te laten plaatsvinden. Ook de provincie Friesland heeft in een en ander aanleiding gevonden om aan een dergelijk onderzoek mee te doen, met name met het oog op het Streekplan Friesland en de centrum functie die Leeuwarden in het streekplan is toegedacht. Uit het onderzoek is veel naar voren gekomen wat wij misschien al zagen gebeuren en ook wel verwachtten. Maar nu de resultaten van het onderzoek zo duidelijk voor ons liggen, zullen wij er toch iets mee moeten doen. Een aantal positieve zaken komt uit het onderzoek naar voren. Leeuwarden vervult zijn verzor gingsfunctie goed voor de wijde omgeving - hiermee wordt eigenlijk Friesland bedoeld - maar staat wel onder druk. Met name het zuidelijk deel van het verzorgingsgebied heeft nogal wat van ons afgesnoept. In de vergadering van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening is aan de hand van een aantal cijfers duidelijk geworden met welke aantallen dat gegaan is. Het winkelapparaat in de binnenstad functio neert in zijn totaliteit goed. Een aantal winkels buiten het gebied van de binnenstad floreert minder goed. Uit het onderzoek blijkt duidelijk de druk op de Voorstreek. Nogmaals, als men deze harde ge gevens voor zich krijgt dan zal men er toch iets mee moeten gaan doen. Als wij niets doen, dan is de minimum-variant ons voorland met alle gevolgen van dien ook voor wat betreft de werkgelegenheid in deze sector. Wij zullen veel moeten doen om de koopmogelijkheden in Leeuwarden nog aantrekkelijker te maken. Thans wil ik een aantal van uw voorstellen nader onder de loupe nemen en er een paar vragen over stellen. Ik heb al gezegd dat de Voorstreek onder druk staat. Die druk zal niet geringer worden bij het uitvoeren van het voorliggende plan. Mevrouw Brandenburg heeft daar ook al op gewezen. In uw voor stel wordt de Voorstreek een lange aanlooproute. Aan de nieuwe aanlooproutes worden winkel vestigin gen in principe geweerd. Gezien de reacties is het onduidelijk of de Voorstreek een nieuwe aanloop route is. Naar mijn interpretatie niet. Maar het mag niet van mijn interpretatie afhangen wat waar is. Met mevrouw Brandenburg vraag ik een bevestiging van het college of mijn interpretatie juist is, zodat duidelijkheid wordt gegeven aan de mensen van de Voorstreek over de vraag of ook de bestemming win kels wordt gehandhaafd naast andere mogelijke bestemmingen. In de tweede plaats is er een ontwikke ling gaande in de richting van vestiging van de detailhandel vanuit de binnenstad naar perifere gebie den. Hoewel wij deze ontwikkelingen niet kunnen stoppen, is hier toch de grootst mogelijke voorzichtig heid geboden. Bestaande bedrijven moeten in principe voor Leeuwarden behouden blijven. Perifere ves tigingen moeten de aantrekkingskracht van Leeuwarden verhogen en een zeker uitstralingseffect hebben naar het centrumgebied. Wij verzoeken u dan ook zodanige regelingen op te nemen in de verordening, de bestemmingsplannen en de verkoopcontracten dat dit proces beheersbaar blijft. Dan wil ik iets zeggen over het pleinafsluitend gebouw. U geeft twee functies aan het gebouw. Ten eerste een pleinafsluitende functie om het plein een aantrekkelijk onderdeel te doen zijn van het wan delcircuit, ten tweede wilt u zodanige functies in het gebouw onderbrengen dat de aantrekkingskracht van het centrumgebied wordt verhoogd. Het pleinafsluitend gebouw zal een aantal m2 winkelruimte gaan bevatten, dat mogelijk ten koste gaat van andere delen in het winkelgebied. Wij zouden graag van u de toezegging krijgen dat u een aantal varianten maakt waarin mogelijkheden worden aangegeven voor het gebruik van het pleinafsluitend gebouw en de omvang die daar voor nodig is. De varianten moeten natuurlijk wel binnen de economische haalbaarheid liggen. Het gemeentebestuur kan ten aan zien van het ondernemersgebeuren vrijwel alleen voorwaardenscheppend bezig zijn. Enige mogelijkheid is er om in stadsvernieuwingsgebieden steun te geven op basis van de subsidie-verordening van het Mini sterie van Economische Zaken. Wij moeten het echter vooral hebben van een zeker autonoom doorstro mingsproces. Ten aanzien van de vestiging van bedrijven in het pleinafsluitend gebouw, waarvan de gemeente nog eigenaar is, zouden wij de voorwaarde willen stellen dat aan Leeuwarder ondernemers het eerste recht tot vestiging in het gebouw wordt gegeven. In brieven die wij hebben ontvangen van middenstan ders wordt gesuggereerd dat vestiging in het pleinafsluitend gebouw te duur voor hen is. Toch zou ik de deur voor de Leeuwarder ondernemers niet willen sluiten. Wanneer er belangstelling is bij Leeuwarder ondernemers voor vestiging in het gebouw, dan zal op de een of andere manier een voorrangsrecht die nen te worden ingebouwd. Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Wij hebben in uw raadsbrief en in de uitstekende rapporten van het Bureau voor Ruimtelijke Ordening ir. W.GA. van Heesewijk geconstateerd dat er in de prognose wordt uitgegaan van een maximum en een minimum variant. Bevolkingsgroei, koopkracht en koopkrachtbinding tot i990 spelen daarin een grote rol. Hoewel natuurlijk iedereen zal hopen op een opleving van de eco nomie, zien wij een economische recessie waarvan naar ons inzien het dal op dit ogenblik nog niet is bereikt. Wij vrezen dat door de toenemende werkloosheid enerzijds en door een misschien toenemende belastingdruk en verhoogde energiekosten anderzijds, de koopkracht van de bevolking zo sterk zal dalen dat het bestaande winkelapparaat en dus ook het hoofdwinkelcentrum van Leeuwarden het moeilijk zul len krijgen. Wij zien niet in dat het gemeentebestuur door sturende maatregelen hierin veel zal kunnen veranderen. Volgens ons is het ook niet reëel om door beleidsmaatregelen, zoals verkeers- en parkeer- maatregelen, aanloop- en fietsroutes en een bestemmingsplan, in een neergaande tijd een deel van de ondernemers nog extra te benadelen. Daarom zouden wij voor een beleid willen pleiten dat ook voor winkeliers op de Voorstreek en de Tuinen en omgeving nog mogelijkheden biedt en de parkeervoorzie ningen bij genoemde gebieden verbetert. Het aantrekkelijker maken van een wandel-/winkelcircuit door de ondernemers, in samenwerking met de gemeente, van Nieuwestad-Wirdumerdijk-Ruiterskwartier heeft onze instemming. Publiektrekkende plannen moeten echter zo snel mogelijk worden gerealiseerd na de werkzaamheden die kortgeleden hebben plaatsgevonden aan de Nieuwestad en omgeving. Tegen

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 4