12
"wonen" en "kantoren" gelden. Voor de winkelbanaan en ook voor het eind van de Voorstreek is de
functie heel duidelijk, althans ruimtelijk gezien, vastgelegd. Er is geen behoefte om deze functie via de
raadsbrief te wijzigen. Ik neem aan dat na deze toelichting enige duidelijkheid is ontstaan.
Ik ga nu in op de opmerkingen zoals die door de spreeksters en sprekers zijn gemaakt. Mevrouw
Brandenburg stelt in haar betoog dat het rapport over het distributie-planologisch onderzoek een schat
aan gegevens bevat en dat er onduidelijkheid bestaat bij met name de ondernemers over het voortbestaan
van de banaan. Zij zegt ook dat het doel van hetgeen in de raadsbrief verwoord is, het aantrekken is
van meer consumenten naar Leeuwarden. Mevrouw Brandenburg vult dat dan aan met te zeggen dat men
sen uit de regio hun geld weer moeten besteden in Leeuwarden. Het Leeuwarder winkelcentrum moet
daarom dusdanig attractief worden gemaakt dat er een ombuiging in het consumentenbeleid ontstaat.
Wat het pleinafsluitend gebouw betreft stelt mevrouw Brandenburg voor dat het een gebouw moet zijn
met een ruim assortiment. Ik zou dat op voorhand met haar eens kunnen zijn als zij tenminste het woord
"ruim" niet alleen vertaalt naar een ruim assortiment koopwaar, maar ook naar een ruim aantal onderne
mers dat zich in verhouding tot de oppervlakte in het gebouw kan vestigen. Ik hoop daar straks nog op
terug te komen. Mevrouw Brandenburg geeft ook nog enkele suggesties voor eventuele vestigingen in het
gebouw, zoals een restaurant, een reisbureau, enz. Aan dat rijtje kunnen nog wel enkele suggesties
worden toegevoegd. Zij eindigt haar betoog met een visie op de toekomst. Volgens haar kan het plein
afsluitend gebouw op de lange termijn een ombuiging betekenen ten opzichte van de huidige situatie en
ten gunste van het Leeuwarder koopcentrum. Ik hoop dat ik de opmerkingen van mevrouw Brandenburg
over de aanlooproutes voldoende heb beantwoord. Wat de bestuursvorm voor het pleinafsluitend gebouw
betreft wijst zij de stichtingsvorm af. Ook vindt zij dat er bij een realisering van het pleinafsluitend
gebouw tussen het gebouw en de Mercuriusfontein een plein moet blijven. Ik vind dat een heel goede
gedachte. Als het de bedoeling is dat het plein een attractieve entree moet zijn voor de mensen die
vanuit het zuiden Leeuwarden binnenkomen, dan is het plein daar uitermate geschikt voor.
De heer Sijbesma is in de opzet van zijn betoog gedeeltelijk mevrouw Brandenburg gevolgd. Ik heb
de indruk, hoewel ik daar fout mee kan zijn, dat hij in zijn vraagstelling iets puntiger is en met het to
taal iets meer moeite heeft. Het kan ook zijn dat hij doet alsof. Ik heb toch de indruk dat er iets fout
zit. Wat betreft de lange aanlooproute van de Voorstreek en de interpretatie daarvan neem ik aan dat
daarop al een antwoord is gegeven. De heer Sijbesma heeft ook gezegd dat hij de afsluitfunctie van het
gebouw aantrekkelijk vindt. Voordat echter zijn fractie "ja" zegt, wil hij een toezegging hebben over
een aantal zaken. Hetzelfde wil de heer Van der Wal, zij het dat hij een motie heeft ingediend. Ik heb
het met een en ander een beetje moeilijk. Uiteindelijk wordt vanavond alleen van de raad het besluit
gevraagd het college de vrijheid te geven de onderhandelingen te openen en de mogelijkheden te on
derzoeken. Het lijkt mij een zeer beperkte vrijheid waar het college om vraagt. Antwoorden op vragen
als aantal m2 van het gebouw, bouwstijl, wie gaat het gebouw beheren en hoe wordt het ingevuld kun
nen pas worden gegeven op het moment dat het college met een voorstel dienaangaande in de raad komt,
Dan ook komt aan de orde op welke wijze wij als gemeente bereid zijn mee te werken aan de verkoop
van de grond. Ik heb er begrip voor dat de raad zegt straks door het college voor een voldongen feit te
worden geplaatst als nu niet de vragen worden gesteld. Voor het feit dat zowel de heer Sijbesma in zijn
vraagstelling als de heer Van der Wal in zijn motie vragen om een afweging van varianten over gebruik
en omvang, heb ik begrip.
Als ik de raad en de Overlegcommissie voor het Midden- en Kleinbedrijf beluister, dan komt
hieruit duidelijk naar voren dat het Leeuwarder winkelcentrum behoefte heeft aan een versterking. De
Kamer van Koophandel en Fabrieken heeft een en ander ondersteund, de fractie van de PvdA heeft er
geen moeite mee, de CDA-fractie heeft er ook geen moeite mee maar.terwijl de andere fracties er
wel enige moeite mee hebben. Het is duidelijk dat wij willen komen met een aanvaardbaar ontwerp voor
een pleinafsluitend gebouw. Willen wij op reële basis met eventuele gegadigden kunnen onderhandelen,
dan zullen wij een voorstel terzake aan de raad moeten voorleggen. U hebt daar als raad ook recht op.
Uit het totaalontwerp zult u als raad, aan de hand van goede begeleiding door b. en w., een keuze moe
ten maken. Ik denk dat het college op die manier aan de gerechtvaardigde wensen van de raad en van de
middenstad tegemoet komt. Ik heb ook in de Overlegcommissie voor het Midden- en Kleinbedrijf de
toezegging gedaan dat in de ontwikkelingsfase tijdens de bespreking met welke ondernemer ook de
overlegcommissie zal worden gehoord. Bij het definitieve ontwerp zal rekening worden gehouden met
de wensen, adviezen en raadgevingen van de Overlegcommissie voor het Midden- en Kleinbedrijf, uit
gaande van de visie dat het een goede zaak is dat het Leeuwarder winkelcentrum in het zuiden wordt
gestimuleerd. Ik heb geen enkele aanwijzing dat op korte termijn ook de parkeergelegenheid aan de
Amelandsstraat ten gunste van de Voorstreek niet duidelijk in zicht komt, hoewel dit twee jaar geleden
bij de behandeling van het verkeersstructuurplan door een aantal fracties in deze raad wel is uitgespro
ken. Ik constateer dat op dit moment van donderdagmiddag tot vrijdagavond de parkeergarage vol zit en
13
dat de behoefte aan parkeergelegenheid duidelijk toeneemt. Over een aantal jaren hebben wij op basis
van de huidige accommodaties een duidelijk tekort aan parkeervoorzieningen. Uitbreiding van parkeer
voorzieningen is noodzakelijk als de Voorstreek als winkelgebied gestimuleerd wordt en als de bewoners
vanuit Camminghaburen, die vanuit het oosten de stad binnenkomen, via de Voorstreek het centrum wil
len bereiken.
Wat de PAL-motie betreft nog een enkele opmerking. De heer Van der Wal zegt dat hij geen be
hoefte heeft aan uitbreiding van het winkelcentrum, maar wel aan een versterking daarvan. (De heer
Van der Wal: Niet alleen de winkelfunctie, maar alle functies.) Het winkelcentrum moet zijns inziens
herkenbaar blijven. Hij noemt het rapport negatief en zegt dat men nu al kan zien dat de winkelstand
achteruitloopt; ik vind dit een treffende opmerking. Met die mening zijn ook wij het eens. Alleen de
middelen die de PAL-fractie en wij willen toepassen om die achteruitgang te stoppen, verschillen van
elkaar. (De heer Van der Wal: Ik wil de winkelfunctie niet uitbreiden, daar komt het op neer.) Ik heb
de heer Van der Wal duidelijk verstaan en ik heb woordelijk opgeschreven wat hij heeft gezegd. Hij
stelt dat je nu al de achteruitgang van de Voorstreek kunt zien. (De heer Van der Wal: Daar is ook geen
verschil van mening over, het gaat er om hoe u reageert.) De heer Van der Wal zegt dat wij de achter
uitgang van de Voorstreek moeten tegengaan en dan kiest hij niet voor uitbreiding. Het college kiest
wel voor uitbreiding, want er moet iets aan gedaan worden. De heer Van der Wal komt dan met de sug
gestie om ter versterking van het winkelcentrum een tweede kraampjesdag op het Zaailand te organise
ren. Ik dacht wel dat hij wist dat een verzoek daartoe door de ambulante handel reeds in de Commissie
voor het Marktwezen en de Frieslandhal is geweest. Twee weken geleden hebben wij de ambulante han
del meegedeeld dat het verzoek om een aantal redenen is afgewezen. (De heer Van der Wal: Wij zitten
noch in die commissie noch in b. en w.) Zonder enige moeite deel ik mijnheer Van der Wal dit mee.
Met de vestiging van grootschalige bedrijven op het industrieterrein heeft de heer Van der Wal
geen haast. Misschien is dat wel wat aan de ruime kant als ik dat zo zeg. (De heer Van der Wal: Wij
willen de ontwikkeling die er nu is niet verder stimuleren.) Wat is het probleem? Er zijn een aantal
branches die steeds meer moeite krijgen om zich in een oude binnenstad met een moeilijke verkeers-
structuur te handhaven, zowel wat de bevoorrading betreft als het afhalen van goederen door de consu
ment. In het buitenland kan men al jaren de ontwikkeling waarnemen dat grootschalige winkelbedrijven
zich buiten de centra van de stad gaan vestigen. Ook in Nederland bestaat een vrij sterke behoefte aan
vestiging buiten de centra van de steden. De kopertrekkende functie van dit soort bedrijven mag niet
worden onderschat. Het college is van mening, gevoed door het rapport en het deskundig advies, dat op
voorzichtige schaal met vestiging van dergelijke bedrijven buiten het centrum begonnen kan worden.
Na het uitspreken van deze woorden constateer ik bij een aantal raadsleden zorg. Ik hoor mompelen dat
deze ontwikkeling snel gaat, waarbij men zich afvraagt hoe wij die in de hand kunnen houden. In de
bestemmingsplannen voor de industrieterreinen Schenkenschans en De Zwette kunnen op basis van de
richtlijnen en randvoorwaarden geen vergunningen voor dit soort van bedrijven worden afgegeven. Ook
op basis van het goedgekeurde bestemmingsplan Hemrik kunnen op dit industrieterrein dergelijke bedrij
ven niet worden gevestigd. Men is op dit moment binnen de gemeente bezig aan de voorbereiding van
een nieuw bestemmingsplan Hemrik. In dit nieuwe bestemmingsplan zal vrij zeker in de richtlijnen en de
randvoorwaarden een dusdanige ruimte geschapen worden dat vestiging van grootschalige winkelbedrij
ven mogelijk is. Het bestemmingsplan Hemrik moet nog zowel in de Commissie voor de Ruimtelijke Or
dening als in de raad aan de orde komen. De raad krijgt dus nog alle gelegenheid om het beleid in te
perken. Tot dat moment moet iedere aanvraag voor vestiging van een grootschalig winkelbedrijf via een
artikel 19-procedure in behandeling worden genomen. Deze aanvraag passeert automatisch de Commissie
voor de Ruimtelijke Ordening. Ik neem aan dat deze procedure voldoende garanties biedt en dat er in
heel bijzondere gevallen die ruimte aan het college wordt gegeven die het meent nodig te hebben voor
het goed laten functioneren van het centrum en van de stad Leeuwarden. Ik dacht dat de raad, gehoord
het voorstel en het besluit zoals hier geformuleerd, ten opzichte van de vestigingen op industrieterrei
nen duidelijk zeggenschap heeft via de gebruikelijke ruimtelijke ordeningskanalen om iedere stap op
een goede wijze te begeleiden. Ik zeg de raad hetzelfde toe wat ik ook aan de Overlegcommissie voor
het Midden- en Kleinbedrijf heb toegezegd, namelijk dat wij zullen trachten in de raad te verschijnen
met een aantal mogelijkheden, een aantal varianten, een aantal invuloefeningen. U als raad hebt dan
het laatste woord.
Mevrouw Van Dijk zegt namens haar fractie blij te zijn dat het rapport er is, maar toch zegt zij dat
het gebouw er voorlopig niet moet komen. De tijd is economisch slecht, de bestedingen lopen terug en
er moet een beleid worden gevoerd om te behouden wat wij hebben. Ik heb uit de VVD-fractie wel eens
andere geluiden gehoord aangaande andere zaken op economisch terrein, maar ik neem aan dat het door
mevrouw Van Dijk verwoorde het standpunt van de fractie is. Ik betreur dat standpunt uitermate. Ik ben
van mening dat ook in deze tijd moet worden doorgegaan met het nemen van initiatieven en dat wij rea-