43
sprake van dat Het Nieuwe Hoek in combinatie met Swettehiem een verzorgingseenheid van vijftig bed
den mag bouwen. Wij vinden dit een belangrijk gegeven. Aan de andere kant moeten wij toegeven dot
in Het Nieuwe Hoek zelf hiervoor een aantal bedden zal moeten worden ingeleverd. Het betekent ech
ter wel dat wij er in Leeuwarden 25 verzorgingsbedden bij krijgen. Verder is in Leeuwarden een werk
groep, onder auspiciën van het Sint Anthony Gasthuis en de Vereniging voor Volkshuisvesting, bezig
een studie te maken over de mogelijkheid in de binnenstad te komen tot een circuitvorming van bejaar
denhuisvesting en bejaardenverzorging, waardoor de extramurale bejaardenzorg en de interne bejaarden
zorg op elkaar zouden kunnen aansluiten. De Hofwijck in de Grote Kerkstraat speelt in dit geheel ook
nog mee, want wanneer de Hofwijck straks als verpleegtehuis is komen te vervallen, wordt het weereen
verzorgingstehuis. De werkgroep zal derhalve bekijken in hoeverre hier eenheid van beleid kan worden
gesmeed om te zorgen dat deze circuits goed op elkaar gaan aansluiten.
De heer Bijkersma vraagt verder naar het alarmeringssysteem via de kabeltelevisie. Het is Tnderdooo
juist dat er op het ogenblik een werkgroep bezig is het alarmeringssysteem via de kabeltelevisie verder
te ontwikkelen. Onder auspiciën van de Stichting Bejaardenwerk Leeuwarden en b. en w. is hiervoor
een aantal mensen bij elkaar gebracht, met daaraan toegevoegd een uit subsidiemiddelen betaalde des
kundige. Deze deskundige is bezig het project, zoals dat sinds het vorige jaar in werking is in het Eras-1
mushiem, te evalueren. Eveneens zal hij nagaan in hoeverre het systeem toepasbaar is op de gehele stad,
hetgeen inhoudt dat iedere bejaarde die potentieel behoefte heeft aan bewaking via het kabelnet daar
voor in aanmerking zou moeten kunnen komen. Wij zijn bezig na te gaan in hoeverre het systeem zelf-
supporting zal kunnen worden ingevuld. Via de gemeentebegroting 1982 is een bedrag van 30.000,—
geclaimd bij de raad en ik hoop dat de raad het bedrag zal fourneren om het experiment verder te kun
nen ontwikkelen. De bedoeling is echter het systeem kostendekkend op te zetten en men is druk bezig te
bestuderen of dit inderdaad mogelijk zal zijn. Een vervelende situatie is inderdaad dat er 'savondsna
afloop van de televisieprogramma's wordt ingebroken op het kabelnet en dat enkele amateurs bezig
zijn hun culturele gaven over ons uit te storten. Wellicht krijgt men dan de situatie dat de Stichting Ka
bel televisie al of niet gedwongen de knop zal moeten omdraaien en dat zou inderdaad wel eens vergaan
de consequenties kunnen hebben voor ons bewakingssysteem. (De Voorzitter: Ik hoor net dat de bewaking)
over de kabelradio gaat.) Het is echter precies dezelfde leiding. (De Voorzitter: Er zijn twee knoppen, I
Als alleen de radioknop wordt omgedraaid, kan het bewakingssysteem functioneren.) Wij zullen nagaan
in hoeverre technische problemen zich hier kunnen voordoen. Ik kan het op dit moment niet overzien.
(De heer Bijkersma: Nu het college het instituut dat de vraag had gesteld, heeft terugverwezen naar de
Stichting Kabeltelevisie, heeft het college natuurlijk geen zeggenschap over het wel of niet afsluiten
van radio of televisie.) (De Voorzitter: Het mag duidelijk zijn dat het college wel zoveel contact heeft
met de Stichting Kabeltelevisie dat men geen twee knoppen uitdraait terwijl eventueel alleen deknop
voor de televisie moet worden uitgedraaid.) (De heer Bijkersma: Ik ben blij dat het college waakzaam is
op dit gebied.) Wij houden het dan maar op de knop van de burgemeester. I
De heer Geerts (weth.): Ik wil graag antwoorden op de vraag van mevrouw Waal kens hoeveel plaat
sen beschikbaar zijn voor dagbehandeling in het Triotel. Dit zijn 17 plaatsen. Het aantal plaatsen voor
dagbehandeling is gekoppeld aan het aantal verpleeghuisbedden. Het landelijk totaal daarvan Is 40.000.
6% daarvan is voor dagbehandelingsplaatsen, 3% voor geestelijk gestoorde bejaarden en 3% voor Iicha- j
melijk gehandicapte bejaarden. Voor Leeuwarden betekent dat 17 plaatsen voor lichamelijk gehandicap-[
te bejaarden. Er doen 6 gemeenten aan mee, de gemeente Leeuwarden en de 5 omliggende gemeenten
met een totaalbestand van circa 150.000 inwoners. Een rekensommetje leert ons dan dat wij wei onge- j
veer aan onze trekken komen wat betreft de dagbehandeling.
D. Gemeentelijke Sociale Dienst.
Mevrouw Zondag—Demes: In het antwoord op vraag 278 schrijft het college bij de taken van de GSD
onder anderen "het op verzoek van de cliënt verwijzen en eventueel bemiddelen bij het adequate zoe- 1
ken naar hulpverlening". Mogen wij aannemen dat de GSD iemand die immateriële hulp nodig heeft,
hoewel er niet direct om wordt gevraagd, ook doorverwijst naar de daarvoor in aanmerking komende in-
stanties, of in ieder geval wijst op die instanties? In dat geval is het een actief beleid.
Mevrouw Van der Werf: Ik heb een vraag naar aanleiding van punt 279. De directeur van de Sociale
Dienst Leeuwarden, een gemeentelijke dienst, manifesteert zich in de provinciale en landelijke pers op
het punt van de integratie van werkloosheidsregelingen nogal duidelijk als een aanhanger van de opvat
tingen van de commissie Lamers, hetgeen wil zeggen dat de gei'ntegreerde regelingen regionaal worden
uitgevoerd. De VNG heeft nadrukkelijk een heel ander standpunt in dezen, namelijk de uitvoering van
deze regelingen zoveel mogelijk in handen van de gemeente te houden. Onze vraag aan het college was
- het college is hierover in het antwoord niet duidelijk zodat ik de vraag nogmaals herhaal - welke op-
vattingen het college huldigt met betrekking tot deze problematiek. Door in het antwoord niet duidelijk
'te zijn zou het kunnen lijken alsof het college het standpunt van de GSD-directeur onderschrijft en dat
lijkt ons niet gewenst. Voor alle duidelijkheid zeg ik dan ook nog dat mijn fractie het zeker niet eens is
met dat standpunt. Zolang de beoogde regionale kantoren, zoals de commissie Lamers die ziet, geen
greep hebben op productiemiddelen en dus ook niet in staat zijn zelf werkgelegenheid te creëren, lijken
de plannen voor de zogenaamde volumebeheersing - dat is dan een mooi woord voor: ervoor zorgen dat
er minder mensen met een uitkering komen - ons alleen maar te gaan werken in het nadeel van de uitke-
i ringstrekkers. Als dan bovendien de gemeente, die als uitkeringsinstantie nog enigszins dicht bij de
mensen staat, ook nog plaats moet maken voor regionale diensten, lijkt het ons helemaal een ongewenste
zaak. Ik zou daarom nogmaals willen vragen wat het standpunt van het college is met betrekking tot de
ze ontwikkeling.
De heer Pruiksma: Punt 280 gaat over voorlichting aan cliënten van de GSD. Als men de loonbelas
tingadministratie van de GSD ook mag rekenen tot een bron waaruit voorlichting aan cliënten kan wor
den gegeven, met name waar het mensen betreft die zelf de aangifte voor de inkomstenbelasting moeten
indienen, heb ik een vraag. In het verleden zijn er geruchten geweest dat de loonbelastingadministratie
van de GSD onvoldoende tijdig gegevens aan cliënten kon verstrekken. Daaruit zijn wat problemen
voortgekomen. Het kwam namelijk voor dat mensen ordeboetes opliepen wegens het te laat indienen van
aangiften. Ik vraag mij af of wij nu mogen stellen dat deze problemen tot het verleden behoren.
Mijn tweede vraag is naar aanleiding van punt 281Kan het college een indruk geven van de stij
ging van het aantal verhaalsprocedures dat wordt gevoerd ten overstaan van de kantonrechter?
Mevrouw Otsen: Ook ik wil graag ingaan op punt 280. In de beantwoording zegt het college dat er
slechts in incidentele gevallen klachten komen. Ik zou daar eigenlijk een voorbeeld uit willen halen en
dat betreft dan de groep bijstandsvrouwen. Naar mijn mening bestaat bij deze groep ontzettend veel on
duidelijkheid over de mogelijkheden die er voor hen zijn. Ik refereer in verband hiermee even aan een
circulaire van december 1980 over vorming en scholing van vrouwen in de bijstand. In deze circulaire
wordt gesteld dat voor de groep bijstandsvrouwen speciale zorg van de Gemeentelijke Sociale Dienst is
vereist, juist om deze vrouwen wat meer perspectief te geven. Ook zegt de circulaire dat er mogelijk
heden zijn voor vergoeding van kosten voor Moedermavo's, VOS-cursussen en dergelijke, evenals ver
goeding van reiskosten en kosten van kinderopvang die daarmee verband houden. Als ik mijn omgeving
zo eens beluister, begrijp ik dat over al deze zaken weinig of niets bekend is, dat vrouwen van deze
mogelijkheden niets of weinig afweten of zeggen dat deze zaken vrij willekeurig worden ingevuld. Naar
mijn mening is dat slecht en ik zou ervoor willen pleiten aan de mogelijkheden voor deze groep hetzij
in een publicatie in "Aan de grote klok" hetzij in informatiestencils toch bijzondere aandacht te geven.
Het is een circulaire van de vorige staatssecretaris en ik denk dat die toch wel bekend moet zijn. Nog
maals, ik zou ervoor willen pleiten dat aan de in deze circulaire genoemde mogelijkheden voor bij
standsvrouwen extra aandacht wordt gegeven.
De heer De Vries (weth.): Mevrouw Zondag vraagt wat de handelwijze is van de GSD wanneer het
gaat om cliënten die immateriële hulp behoeven. Zij wil weten of binnen het behandelingsplan deze
cliënten ook worden verwezen naar de daarvoor bestaande hulpverleningsinstellingen. Naar mijn mening
moet dit zonder meer als een vaststaand feit worden beschouwd. Wanneer zich in de afhandeling van een
bijstandsaanvraag sec en alles wat daarmee annex is problemen voordoen die via immateriële hulpverle
ning zouden kunnen worden verholpen, is de maatschappelijk werkster of werker imperatief gehouden
daarvoor de wegen aan te wijzen. De cliënt moet echter wel bereid zijn van het hulpverleningsaanbod
gebruik te maken. Een dergelijke zaak mag nooit van bovenaf worden opgelegd.
In verband met de polemiek in de pers tussen de heer De Boer uit Hardegarijp en de verschillende
uitkeringsinstellingen vraagt mevrouw Van der Werf hoe het college denkt over de situatie ten aanzien
van de ontwikkeling van het sociale zekerheidsstelsel en de regionalisering daarvan. Wij hebben de in
druk dat deze zaak nog volop in beweging en nog volop in studie is en wij kunnen nog lang niet tot een
afgeronde oordeelsvorming komen. Onze voorlopige mening is dat deze zaken zo dicht mogelijk bij het
locale bestuur moeten worden opgelost. In dat verband staan wij derhalve dichter bij de opvattingen van
mevrouw Van der Werf dan bij die van de heer De Boer, voor zover die opvattingen in zijn publicaties
zijn weergegeven. Het is echter niet mijn bedoeling om hier een discussie over deze zaak uit te lokken.
(De Voorzitter: De heer De Boer uit Hardegarijp is hier vanavond ook niet.) Neen, wij hebben alleen de
directeur van de Gemeentelijke Sociale Dienst uitgenodigd. Wij willen echter stellen dat dit een zaak