512 plaats in dan welke andere willekeurige gemeente ook. Wij nemen een centrumpositie in en wij moeten dat op een gegeven moment dan ook op allerlei gebied waarmaken. Vraag 295 gaat over het voorstel de Piter Jelles—priis af te schaffen, afhankelijk van de uitkomsten van het desbetreffende herwaarderingsproject. Is het niet veel beter de woorden "af te schaffen" te ver anderen in "dit jaar niet uit te reiken", want ik heb begrepen van een van de collegeleden dat er pro blemen zijn met het vinden van iemand die voor de prijs in aanmerking komt. (De Voorzitter: Dat is niet het probleem. Het voorstel is puur in het kader van de herwaardering nodig gevonden.) Ik wil u voor stellen de Piter Jelles-prïis niet af te schaffen. (De Voorzitter: Dat is een ander punt.) Mevrouw Wielinga—Graansma: Ik wil ook even terugkomen op punt 295. In het antwoord stelt het college voor de uitkomsten van het desbetreffende herwaarderingsproject af te wachten. Betekent dit dat het college zelf ook vindt dat het niet gewenst is deze prijs af te schaffen? In het andere geval wil onze fractie dit punt claimen. De heer De Vries (weth.): Mevrouw Waalkens vraagt in hoeverre het overleg met de provincie over de Troelstra-verzameling al is afgerond. Dat overleg is nog niet afgerond. Wij hebben dit punt wel aan gekaart in een gesprek met het provinciaal bestuur, maar wij zitten op dit moment nog te wachten op de nota Museumproject Friesland waarin ook stellig een advies zal zijn vervat over de Troelstra-verzame- ling. Mevrouw Waalkens vraagt ook nog naar de situatie rondom het operagezelschap Forum. De bijdrage van rijk en provincies om het cumulatieve tekort weg te werken is inmiddels geregeld. In principe ligt hiervoor een uitspraak vast. De heer Heere vraagt of de zaak van het financieren door rijk en gemeente van professionele gezel schappen zoals het Frysk Orkest en het verzorgen van accommodatie door de gemeente zo maar een standpunt is van het college. Dat is het niet. Ik wil in dit verband graag wijzen op de moties die over dit onderwerp op 6 juli 1981 in een vergadering van de raad zijn aangenomen. In deze moties werd heel exact dit uitgangspunt verwoord. Wij waren als college wel erkentelijk voor deze ondersteuning, omdat wij daarmee ook een onderhandelingsbasis hadden voor een verder overleg met gedeputeerde staten over deze zaak. Overigens hebben wij ten aanzien van het Frysk Orkest en de Piter Jel les-priis gezegd dat dit voor ons herwaarderingsprojecten zijn. Dat is heel iets anders dan afschaffen. Het maakt wel degelijk ver schil of wij met elkander gaan praten over de vraag welke waarden wij 'toekennen aan incidentele zaken zoals de Piter Jel les-priis en wat wij er wel en niet voor over hebben, of dat wij voorstellen dergelijke zaken af te schaffen. In verband hiermee wijs ik er op dat er inmiddels een aantal adressen zijn ontvan gen, waarin met klem is geadviseerd deze zaak nog eens fijn op de tong te proeven. Dit advies is ook naar de kant van de gemeenteraad gegeven. Mevrouw Wielinga heeft hierdoor ook meteen antwoord gekregen op haar vraag. De Voorzitter. Ik zou het betreuren en principieel onjuist vinden als de raad bij deze afdelingsver gadering dit soort punten zou claimen. Ik vraag u met klem dit niet te doen en ik zal u zeggen waarom, Als wij straks in deze fase van de bezuiniging over de pijnlijke operatie van de herwaardering gaan pra ten, praten wij gegarandeerd over een hele rij zaken waardoor wij liever geen streep zouden willen ha len. Dat staat vast. De raad moet straks wikken en wegen. Alles handhaven kan niet; dat weten wij al len drommels goed. In de vergadering waarin de herwaardering aan de orde komt, kan de raad echter de voor- en nadelen tegen elkaar afwegen. Als nu, door te claimen, punten naar voren worden gehaald, is dat niet reëel. Het college zegt niet dat al deze zaken moeten worden afgeschaft, maar het college geeft nu al een aantal punten aan - daarbij onderstreep ik hetgeen wethouder De Vries heeft gezegd - die naar de mening van het college mee in de discussie moeten worden betrokken tijdens de vergadering waarin de herwaardering wordt besproken. Door al deze punten naast elkaar te leggen kan de raad een re'éle afweging maken welke zaken wel en welke niet moeten worden gehandhaafd. Er zullen gegaran deerd punten, die nu al ter discussie zijn gesteld, overeind blijven. Het is aan de raad om dat uit te maken. Het zou echter onjuist zijn bepaalde zaken die men graag wil behouden nu al te claimen. Ik ben van mening dat men die moet inbrengen in de raadsvergadering over de herwaardering in maart/april 1982. Er bestaat zelfs grote kans dat er volgend jaar in maart/april, net als vorig jaar, een afzonderlij ke raadsvergadering komt om de raad al een zekere uitspraak te vragen over de herwaarderingsproblema- tiek. De voorstellen tot herwaardering zijn vervat in de dunne bijlage die bij de stukken is gevoegd. Ik wil de raad met klem vragen de door mij voorgestelde gang van zaken te volgen, want ik vind dat in principe juister. De heer Heere: Mag ik nog even reageren? In de bijlage Nadere voorstellen tot herwaardering staat ten aanzien van het Frysk Orkest aangegeven dat het college de opvatting dat rijk en provincie het or kest betalen en de gemeente de accommodatie verzorgt, alleszins aanvaardbaar vindt. In het antwoord op vraag 291 slaat dat het een algemeen uitgangspunt is. Daar wees ik even op. Dat gaat mij wat te ver, omdat in de onderhandelingspositie dan alleen dit gegeven als uitgangspunt wordt gekozen terwijl er ook andere modellen denkbaar zijn. Ik geloof dat het college ruimte in onderhandeling moet hebben, want het aaat ons bij de verdeling: rijk en provincie de financiën en de gemeente de accommodatie, primair om geld, terwijl het andere punt ook nog heel andere, principiële aspecten heeft, bijvoorbeeld het as pect van herwaardering in het kader van een herziene gemeenschappelijke regeling. Ik ben van mening dat deze twee zaken in de onderhandelingen wel gescheiden moeten blijven. (De heer Ten Brug (weth.): Dat zal nooit het geval kunnen zijn, want als het goed is kunnen wij niet eerder over de nieuwe verde ling praten dan in 1982 als de bestaande gemeenschappelijke regeling afloopt. Ik denk echter dat er voor de gemeente nooit een voordeliger uitgangspunt kan zijn dan de verdeling: rijk en provincie de fi nanciën en de gemeente de accommodatie. Als wij dit halen, is er niets aan de hand.) Dat is dan uw vi sie. De Voorzitter: Het is een goed uitgangspunt. Of het haalbaar is, is vers twee. De raad wordt op twee manieren met deze materie geconfronteerd. Zoals wethouder Ten Brug al heeft gezegd, is men op het ogenblik bezig de hele problematiek van het Frysk Orkest opnieuw op de rails te zetten. Dit moet natuurlijk tijdig gebeuren en daarom wordt er nu al aan gewerkt. Het is niet ondenkbaar dat het hele gebeuren min of meer parallel gaat lopen met de herwaarderingsnota, want men moet toch vrij ver voor 1 januari 1983 tot een uitspraak komen. Het zou dan ook een goede zaak zijn als wij deze problematiek tegelijk met de herwaardering op tafel konden brengen. Wij zullen hiernaar streven. De heer Bijkersma: De voorzitter heeft zojuist gezegd dat de raadsleden nu niet zaken naar voren moeten halen door ze te claimen. Daarmee ben ik het wel eens. Het gevaar bestaat echter wel dat het college later, bij de discussie over de herwaardering, zegt dat raadsleden, die bepaalde posten nog wil len opvoeren, zelf moeten aangeven waar de dekking voor deze posten te vinden is. Als dan de begro ting in zijn totaliteit is aangenomen, is daarin natuurlijk niet meer ruimte te vinden. Het college moet ons dan wel gelegenheid geven aan te geven hoe wij ons voorstellen deze posten in te voegen. (De Voorzitter: U krijgt volop de gelegenheid, tot uw bittere ellende. Neemt u dat maar van mij aan.) Ik mag aannemen dat verschuivingen dan toch nog mogelijk zijn en dat het college op dat tijdstip niet zegt dat een bepaald project al is vastgesteld, want dan zitten wij natuurlijk goed voor het blok. (De heer Ten Brug (weth.): Het project is dan echter wel aanvaard als herwaarderingsproject. Wij doen nu net of het leuk is om eens te zien of wij dit kunnen doen of dat, enzovoort. Het is om de duvel niet leuk, want anders vindt u het tekort in de belastingverhoging terug.) De Voorzitter: Dat is het stukje ongenoegen waarover ik het al heb gehad, maar wij gaan er nu niet over vechten. De raad doet nu geen enkele uitspraak. De raad doet pas een uitspraak als de nota Her waardering op tafel ligt. C. Stichting Culturele Centra. De heer Meijerhof: In punt 296 wordt gesproken over de op 6 juli 1981 aangenomen motie waarin de raad de wens uitspreekt de mogelijkheden te onderzoeken het Filmhuis te realiseren binnen de begroting van de Stichting Culturele Centra. Men kan twisten over de wijze waarop het college deze motie ten uitvoer brengt. De vorm waarvoor het college gekozen heeft is naar mijn mening niet zo gelukkig. Men brengt twee partijen bij elkaar die niet op dezelfde basis opereren. De een moet iets inleveren en de ander moet iets krijgen. Het kan echter toch wel goed uitpakken als het college de partijen maar een duidelijke opdracht heeft meegegeven. Mijn vraag is dan ook hoe de inhoud van deze opdracht luidt, of er ook over een termijn is gesproken waarop moet worden gerapporteerd en of er eventueel nog sprake is geweest van een tussenrapportage. Ik wil ook graag weten wat de plaats is van de gemeente in de over legsituatie tussen het bestuur van de Stichting Culturele Centra en het bestuur van het Filmhuis. Is de gemeente bij de gesprekken aanwezig als toehoorder of wordt men door middel van rapportage op de hoogte gebracht? Ik zou hierop graag een antwoord willen hebben. Als het antwoord op al mijn vragen neen luidt, is het college dan voornemens het overleg tussen deze twee partijen nog op een andere ma nier te structureren? Aan punt 298 gaat een kleine geschiedenis vooraf. Wij weten dat in het verleden artiesten optraden in de Harmonie die zorgden voor een financieel overschot, waarvan andere, wat minder opbrengst ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1981 | | pagina 27