u> ss
in overleg te treden met een schooldecaan om te bespreken of dit een aantrekkelijk afstudeerproject is
voor een student, zodat het wellicht toch nog mogelijk is dat de Sportraad voor het einde van de zit
tingsperiode met een advies naar het college kan komen.
De hear Jansma: Ik wol my graach by dizze fraach fan de hear Meijerhof oanslute, want ik freegje
my ek of wêrom't soks net troch HBO-studinten dien wurde kin. Ik tink dan mei namme oan de HTS-be-
stjoerskunde, mooglik oan de HEAO yn Grins. Wat de HTS-bestjoerskunde betreft hawwe wy koartlyn yn
de krante leze kinnen dat dy studinten ek nochal regelmjittich yn it Diakonessenhus binne en der waard
op it gebiet fan organisaasje en bestjoerskunde nochal wat lof oer harren opsmiten. Ik wol der dan ek
foar pleitsje dat der op syn minst oerlis komme moat mei de staazjekoördinator of skoalledekaan, wantdy
Sportnota moast der eins yn dizze sittingsperioade wol komme. De ferskate kommisjes ut de Sportried
hawwe al in hiel soad foarwurk dien en dat soe oars eins om'e nocht wêze. Wêrom soene dy HTS-ers be
stjoerskunde bygelyks net in analyse meitsje kinne fan it besteande belied? Wêrom soene se net it mate
riaal sammelje en rubrisearje kinne, suggestjes jaan kinne, knelpunten oanjaan kinne, suggestjes oan-
jaan kinne oer foarrang en sa? As hjir gjin minsken oer te set kinne - en der sjocht it al nei üt as wy nei
it andert op punt 299 sjogge -, dan komt sa'n nota der nea. Wy wurde as ried oerstreamd mei nota's en-
safuorthinne, de Akkommodaasjenota, de nota Bernedeiferbliuwen, de nota Drugsprevinsje, de Emansi-
paasjenota, foaruntwerp, programuntwerp en sa mear en no is dit fierhinne klear en no kin dit krekt net,
Ik leau dat wy dat üs sportminsken - dat binne der dochs mear as 1.000 frijwilIigers -, dy't foar üs jeugd
regelmjittich fierhinne om'e nocht en meastal hielendal om'e nocht - se moatte der noch jild bylizze-
oan de gong binne, net oandwaan kinne. Ik leau dat hjir as gemeente dochs wat mear oan dien wurde
moat dan wat us yn itantwurd op punt 299 foarsteld wurdt.
Dan de leste fraach fan dizze rubryk, fraach 306. Dy fraach is steld troch de Sportried. Hokfoar
kriteria binne hantearre by de ofweging fan de subsidiearring oangeande it hanthavenjen fan it Neder-
lansk Skaakkampioenskip en de Stifting Concours Hippique? Itantwurd is dan dat de sintrumfunksje fan
us gemeente sa belangryk is dat fuortsetting fan dizze subsydzje wol pleatsfine moat. Op himsels bin ik
it dêrmei wol iens. De fraach is allinne oft dit dan moat tit de pot fan de sport. As it giet om de sintrum
funksje fan Ljouwert, soe it bygelyks tit de pot fan de foarl jochting moatte, liket tis ta. (De heer Ten Brug
(weth.): Dat levert toch niets op.) (De Foarsitter: Wy meitsje de pot fan de sport dan fuortynienen wat
lytser, dus it jout jo neat.) Dat wie myn bedoeling fansels net mei dizze fraach!
Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Het antwoord dat op vraag 300 wordt gegeven is een enigszins
verdedigend antwoord. Ik had eigenlijk gehoopt dat het college deze materie ook wat van de andere
kant zou benaderen. De huidige sportvoorzieningen zijn in de loop der jaren gegroeid in een bepaald
patroon en het leek mij zinnig eens door te lichten hoe een en ander precies in elkaar zit. Welke groe
pen profiteren van sportvoorzieningen en welke niet? Het college stuurt dan onmiddellijk de huisvrou
wen naar de Vliegende Brigade en denkt dan dat dat probleem ook weer is opgelost, maar dat bedoelde
ik natuurlijk helemaal niet. Ik zou wel eens willen weten hoe de groei van de sportvoorzieningen inde
loop der jaren is geweest en ik vermoed dan dat de uitkomst zal gaan in de richting die ik al in mijn
vraag aangaf, namelijk dat mannen tussen de 15 en 35 jaar het meest gebruik maken van de sportaccom
modaties die wij hebben. Ik misgun dat deze mannen helemaal niet, maar ik stel wel voor dat wij, als er
in de toekomst weer eens in sportaccommodaties moet worden voorzien, niet automatisch voetbalvelden
en hockeyvelden zullen gaan aanleggen. Wij moeten ons dan eens afvragen of andere groepen ook wen
sen hebben. Die andere groepen zijn vaak niet zo goed georganiseerd als bijvoorbeeld de voetballers en
hebben derhalve ook niet zo'n sterke stem naar de gemeente toe, maar ik ben van mening dat het toch
ook tot de taak van de gemeente behoort dergelijke groepen aan hun trekken te laten komen. Als men
vooral het grondoppervlaktebeslag eens beziet dat door sommige sporten in beslag wordt genomen,- zou
het niet ondenkbaar zijn dat er heel vreemde cijfers uit een doorlichting rollen. Ik zou daarom graag
willen dat dit instrument wordt gehanteerd om een beleid uit te zetten, onafhankelijk van het feit of wij
een beleid voeren dat groeit of dat krimpt.
De heer De Vries (weth.): Ik kan mij de teleurstelling van zowel de heer Meijerhof als de heer
Jansma voorstellen dat de nota Sportbeleid nog niet is gerealiseerd. Beide heren zeggen dat de Sportraad
toch al op een leuke manier onderweg is met de inventarisatie en dat men eigenlijk al op een punt zit
waarop met deze gegevens iets kan worden gedaan als de mankracht en de deskundigheid maar aanwezig
zouden zijn om een en ander uit te werken. De heren vragen beiden of hiervan geen afstudeerproject
van een HBO-opleiding kan worden gemaakt. Ik weet niet of deze vraag zo gemakkelijk is te beant
woorden. Er komt nogal wat kijken bij het opstellen van een nota en men moet op zijn minst mensen
hebben die de zaak goed kunnen analyseren en die ook hier ter plekke goed bekend zijn met verhoudin
gen en situaties om precies de kern te raken van wat nodig is om een nota Sportbeleid inderdaad tot een
beleidsonderbouwend stuk te maken. Ik wil beide heren toezeggen dat wij dit punt intern nog eens zul
len bekijken en dat wij ook navraag zullen doen in hoeverre, eventueel via de HTS, mankracht en des
kundigheid vrijgemaakt kunnen worden om dit gegeven af te ronden. Ik geef toe dat, als de nota Sport
beleid niet snel kan worden aangeboden, de Sportraad deze zaak niet meer kan opbrengen en op zich is
dat wel spijtig. De heer Jansma heeft overigens al aangetoond waarom wij niet zijn klaargekomen met
de nota. Al die nota's die in het veld zijn gebracht rondom de werkverbanden hebben zoveel tijd en
energie opgeslokt van de medewerkers van de afdeling SZW, dat men eigenlijk het laatste anderhalve
jaar op zijn tenen heeft moeten lopen. Ik zeg u echter toe dat wij dit punt nogmaals zullen bekijken.
De heer Jansma vraagt ook nog of de financiën voor het Schaaktournooi en het Concours Hippique,
als dit dan zulke belangrijke evenementen zijn voor de centrumfunctie van Leeuwarden, niet uit de pot
voorlichting kunnen worden gehaald. De wethouder van Financiën heeft bij interruptie al opgemerkt, en
dit is ondersteund door de voorzitter, dat het eigenlijk niets uitmaakt waar het geld voor deze activitei
ten vandaan komt, want uiteindelijk komt het uit de pot van Egypte, uit de gemeenschappelijke pot.
Het is dus net zo lang als het breed is. Desalniettemin blijven wij erbij dat het Nederlands Schaakkam
pioenschap en het Concours Hippique belangrijke sportevenementen zijn die wij niet graag aan de be
zuiniging prijs zouden willen geven. (De hear Jansma: Jo redenaasje betsjut dochs net dat it Sportme-
dysk Advyssintrum ek tit de pot foarl jochting kin?) Wij hebben de toezegging gedaan dat wij ook dit
punt nog eens nader zullen bekijken. Wij komen daarop terug.
Mevrouw Brandenburg heeft een affaire aangesneden die in zijn complexiteit niet eens zo gemakke
lijk is te bevatten. Ik weet niet of het in zijn algemeenheid juist is dat mannen in de leeftijd van 15 -
35 jaar veel meer gebruik maken van sportaccommodaties dan vrouwen. Ik kan dat op dit moment niet
onderbouwen. Wanneer men met name kijkt naar onze binnensport-accommodaties, ziet men dat er hon
derden om niet te zeggen duizenden Leeuwarder vrouwen, juist ook in deze leeftijdscategorieën, ge
bruik maken van onze accommodaties. Men hoeft maar te kijken bij onze vier of vijf gymnastiekvereni
gingen om te zien wat een enorm stuk beweging daar achter zit. (De heer Jansma: Sierlijke beweging.)
En dat zijn bijna allemaal vrouwen, omdat deze verenigingen met name van de kant van de vrouwen een
enorme aantrekkingskracht hebben. (De Voorzitter: Wethouder De Vries gaat regelmatig zelf kijken.)
Achter deze georganiseerde gymnastiek zit ook nog een stuk recreatiesport. Het zijn met name vrouwen
die niet alleen de activiteiten organiseren maar ook uitvoeren. Het is een interessant gegeven. Ik ben
van mening dat wij metelkander deze zaak eens zouden moeten invullen, want er komt nog bij dat de
vrouwen ook doordringen op de voetbalvelden. Het damesvoetbal begint een aspect te worden waar wij
niet meer omheen kunnen. Er zijn een paar verenigingen die goed geleide dameselftallen hebben. Ik ben
blij met deze ontwikkeling, maar in de context waarin mevrouw Brandenburg deze vraag heeft gesteld
zijn wij best bereid om intern bij voortduring eens te kijken hoe de ontwikkeling bezig is zich te vol
trekken en hoe een en ander zich in de toekomst verder gaat ontwikkelen, want het is een gegeven dat
wij bij de bepaling van het verdere sportbeleid ook nodig hebben.
C. Toerisme.
De heer Meijerhof: Is het college op de hoogte van het pleidooi dat de directeur van de VVV Fries-
land-Leeuwarden heeft gehouden en dat zijn weerslag vond in het blad Huis aan Huis? In dit pleidooi
kwam naar voren dat de VVV een bijdrage van ettelijke miljoenen levert aan de economie van Friesland
en wi, hebben geen reden om aan te nemen dat dit niet zo is. Gelet echter op de subsidies die door di
verse instellingen, waaronder de gemeente Leeuwarden, aan de VW worden gegeven, is mijn vraag
welk gedeelte de gemeente Leeuwarden krijgt van die miljoenen en of dit in verhouding is met de subsi
die die de gemeente verleent. Zou het in dit kader misschien wenselijk zijn eens naar het profijtbeginsel
te kijken?
Mevrouw Munsterman—Schotsman: Het antwoord van het college op vraag 312 luidt dat men wacht op
een rijksbijdrage in het kader van de openluchtrecreatie, ledereen is vol lof over de voorzieningen voor
watersporters in de Prinsentuin. Is het echter ook mogelijk in het komende seizoen in de Prinsentuin toi
letwagens te plaatsen waarin ook enkele douches zijn aangebracht?
De heer Bijkersma: Ik ga er bij de beantwoording van vraag 311 vanuit dat de recente gegevens ten
aanzien van de VVV in de herwaarderingsvoorstellen verwerkt zijn en dat wij bij de herwaarderingsver
gadering met voorstellen kunnen komen ten aanzien van de dekking van subsidiegelden.