36
twee fasen, namelijk de plan- en overgangsfase, b. en w. initiatieven nemen en houden. Een plan moet
immers te allen tijde getoetst worden aan het totale beleid terzake en aan de financiële en organisatori
sche relatie met de overige plannen. Hoe voorzichtig projectgroepen ook omspringen met de belangen
van de buurt en hoe noodzakelijk de door hen te plegen afweging van het plan tot het totale gemeente
lijke beleid ook is, vaak functioneert de ambtelijke deskundigheid in de praktijk moeizaam en hinkt zij
op twee benen. Vanuit deze vaststelling is het niet verwonderlijk dat het OSO en de SVK met dit voor
stel, dat neergelegd is in het rapport Bewoners werken aan hun straat, komen.
Ik vind het jammer dat er door het college te weinig is ingegaan om tot mogelijkheden van een
planningsprocedure te komen waarin wel plaats is voor stedebouwkundige initiatieven die van de bewo
ners uitgaan. Te denken valt aan een gemeentelijke planopzet die uitgaat van een vaststelling van
ruimtelijke sociaal-economische en financiële kaders in de plan- en overgangsfase, waarbinnen ambte
lijke projectgroepen samen met deskundigen door de bewoners aangesteld in de derde fase gezamenlijk
komen tot een specifieke uitwerking. In de derde fase ligt het initiatief voornamelijk bij de bewoners.
De gemeente toetst vanzelfsprekend eindplannen, een en ander binnen bestaande kaders aangegeven
door wet en besluit ruimtelijke ordening. De in de raadsbrief als nieuw gepresenteerde procedure voegt
mijns inziens nauwelijks iets toe aan bestaande procedures. Deze nieuwe procedure zal de bewoners
toch niet de beoogde effectieve medezeggenschap inzake de planvorming geven. De aanbeveling die u
dan ook hebt gedaan, vind ik in deze vorm beslist niet sterk genoeg gesteld, hoewel ik kan instemmen
met de financiële argumenten. Ik wil er dan ook voor pleiten om initiatieven te ontplooien met betrek
king tot een financiële en organisatorische haalbaarheid van de in de nota genoemde wensen.
De heer Rijpma (weth.): Ik zou bij mijn beantwoording toch willen verwijzen naar de discussie die
wij in juni uitvoerig hebben gevoerd over de voortgang van de stadsvernieuwing en de organisatie daar
van. In de uitspraken die de raad toen heeft gedaan zijn heel duidelijk een aantal aanwijzingen aan b.
en w. gegeven op welke wijze de zaak verder gestroomlijnd moet worden. Die stroomlijning is op ver
schillende punten geëffectueerd. Er bestaat een Adviescommissie voor de Stadsvernieuwing die b. en w.
adviseert en die .vooraf nauwkeurig overweegt welke zaken tussentijds aan een beoordeling onderworpen
moeten worden, zowel ten behoeve van het college en de raad als van de bewonersorganisatie. Er is
duidelijk ingespeeld op de wens van de raad de projectleiding beter te schakeren in opleiding en disci
plines die vertegenwoordigd zouden moeten worden. Dat is gebeurd en de resultaten daarvan zijn in
verschillende opzichten bemoedigend. Er komt nog een nadere uitwerking van de richtlijnen die voor
project- en contactgroepen gelden. Een concept van deze richtlijnen is reeds aanwezig, alleen alles
heeft zijn tijd hodig. Een en ander betekent ook dat de beoordeling van dit concept nog moet gebeuren,
maar die zal zo spoedig mogelijk in januari ter hand worden genomen. Voor die tijd moeten er echter
nog een aantal andere zaken worden afgewerkt.
Om duidelijk te maken met welke intenties b. en w. zich wat betreft de straatverbetering naar de
contactgroepen/buurtbewoners toe richten, hebben zij gemeend de punten a. tot en met g. nog eens op
papier te zetten. In dit verband wil ik met nadruk wijzen op de op pagina 11 van de raadsbrief opgeno
men zin: "Dit alles in ogenschouw nemende kan het proces in hoofdlijnen als volgt verlopen:Een en
ander betekent dat er niet dictatoriaal gezegd wordt van "zo moet het verlopen". Aan de hand van deze
regels kan in het overleg tussen projectgroep en contactgroep bij straatverbetering worden gediscussieerd
op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de richtlijnen zoals die door b. en w. in deze raadsbrief
geformuleerd zijn. Er is bovendien alle ruimte voor een mogelijke andere visie aanwezig.
Wij hebben in de raadsbrief uitvoerig gemotiveerd waarom wij toch van mening zijn dat stedebouw
kundigen in samenwerking met alle disciplines en buurtbewoners moeten proberen tot goede plannen te
komen. Het is bepaald niet zo dat de deskundigen opdracht hebben gekregen om maar naar het interne
apparaat toe te werken. Zij hebben heel nadrukkelijk de opdracht om met de bewoners op een zodanig
spoor te komen dat tweesporigheid wordt voorkomen. Dreigt die tweesporigheid dan is er een beleidspro
cedure waarbij tot uitspraken kan worden gekomen.
Problemen die in het kader van het stadsvernieuwingsbeleid boven water kwamen zijn altijd terug
gekoppeld naar commissies c.q. de raad. In deze context is in de Commissie voor Openbare Werken
over bepaalde ideeën van straatuitvoeringsplannen gediscussieerd. Er zijn in de Commissie voor Open
bare Werken beslissingen genomen en beslissingen ten behoeve van de raad voorbereid die zich of wel
hebben bewogen in de richting van de bewonersorganisaties dan wel in de richting die daaraan niet he
lemaal parallel loopt.
Ik dacht dat de bereidwilligheid om met de bewoners samen te werken - zowel bij degenen die di
rect met de bewoners samenwerken als bij degenen die daaraan leiding moeten geven - op dit ogenblik
duidelijk aanwezig is. Mensen zijn nu eenmaal, contactueel en qua aanleg, verschillend. Maar de be
reidwilligheid om in samenwerking met de bewoners tot goed overleg en tot goede plannen te komen is
37
nadrukkelijk bij alle betrokkenen van hoog tot laag aanwezig. Ik verzoek u dan ook conform de raads
brief het voorstel van b. en w. te volgen.
Mevrouw Otsen: Ik wil in het kort het minderheidsstandpunt van enige fractieleden vertolken. Voor
opgesteld dat wij de bestemmingsplanfase en de uitvoeringsfase wezenlijk verschillend achten, vinden
wij datb. en w. het systeem van project- en contactgroepen met betrekking tot dit voorstel te stringent
uitleggen. Daardoor wordt er geen ruimte gelaten voor experimenten met andere modellen. Wij hadden
liever gezien dat er met betrekking tot de nota Bewoners werken aan hun straat voor een of meerdere
wijken - bijvoorbeeld voor een beperkte duur - een experiment had kunnen starten. Hiermee hadden er
varingen kunnen worden opgedaan die wellicht tot een goed en verantwoord systeem hadden kunnen lei
den. Een en ander wordt dus door dit raadsvoorstel uitgesloten, hetgeen wij erg jammer vinden. Wij
zullen dan ook met een kleine minderheid tegen het raadsvoorstel stemmen.
Mevrouw Visscher—Bouwer: Wethouder Rijpma had het over bereidwilligheid. Door sommigen wordt
net gedaan alsof de bereidwilligheid niet aanwezig is. Volgens mij is de bereidwilligheid wel aanwe
zig, gelet op het feit dat men tracht toch zo goed mogelijk te functioneren. Het systeem van gescheiden
verantwoordelijkheden wordt dus soepel gehanteerd. Een en ander komt dus al enigszins tegemoet aan
hetgeen men vraagt ten aanzien van hulp aan bewoners door deskundige mensen buiten het gemeente
apparaat.
De heer Van der Wal: De grote vraag is voor mij, afgezien van het gescheiden verantwoordelijk
heidssysteem, hoe men het door b. en w. zelf gesignaleerde en door latere brieven bevestigde vertrou
wen van de wijk terug wint. Een en ander moet dan blijken uit de punten a. tot en met g. die genoemd
staan in de raadsbrief onder het hoofd "Hoe dan wel?". Onder punt a. wordt gezegd dat er goede werk
afspraken moeten worden gemaakt die worden neergelegd in handleidingen. Gebeurt dat dan nu niet? In
puntb. wordt gesproken over de financiële en verkeerstechnische functionele uitgangspunten die als
randvoorwaarden dienen. Die zijn er nu ook. Onder punt c. wordt gezegd dat er inventarisatie van
wensen zal plaatsvinden, welke worden getoetst op de bruikbaarheid. Punt d. spreekt weer over nauw
overleg met de bewoners. Ik dacht dat wij altijd al overleg met bewoners hadden. Over nauw en nauw
kan men natuurlijk ook discussiëren. Bij punt e. zorgt de ontwerper voor een terugkoppeling. Onder
punt f. is weer sprake van overleg met de groep en desgewenst kan een gemeente-ambtenaar een paar
keer aanwezig zijn. Onder punt g. wordt gezegd dat de knelpunten in de contactgroepvergaderingen
kunnen worden behandeld.
Is het bovenstaande uw oplossing? De wethouder zegt dan ook nog dat moet worden gelet op het
geen als inleidende zin op de punten a. toten metg. wordt gezegd, namelijk "Dit alles in ogenschouw
nemende kan het proces in hoofdlijnen als volgt verlopen:.Bewoners kunnen van de punten afwij
ken, maar ook de gemeente in casu b. en w. kunnen hiervan kennelijk afwijken. Wat wordt hier eigen
lijk in feite gezegd? Niets! Legt u mij nu eens uit hoe de door u zelf gesignaleerde vertrouw ens kloof
met zoiets wordt overbrugd. Ik lees er helemaal niets uit.
Ik kan mij ontzettend goed voorstellen dat de wijken die momenteel met straatverbetering te maken
hebben reageren op een manier zoals ze nu doen. Zijn in de Adviescommissie voor de Stadsvernieuwing
ook bewonersorganisaties vertegenwoordigd? Bij mijn weten - of het moet onlangs veranderd zijn - is
deze commissie een zuiver ambtelijke adviescommissie. In deze commissie is geen bewoner vertegenwoor
digd. Kortom, ik lees nergens in de raadsbrief op welke manier u het vertrouwen weer terug wilt nemen.
Ik heb in deze aanpak dan ook geen vertrouwen. Het is mij ook een raadsel hoe de rest van de raad, ge
zien de reacties uit de wijken, dat vertrouwen wel hebben. Maar ja, ik sta wel eens vaker voor raadsels
in deze raad
De heer De Beer: Ik heb in mijn verhaal uitsluitend gepleit om de ideeën die genoemd worden in de
ze nota nader uit te werken en om te bekijken of deze ingepast kunnen worden. Verder schaar ik mij
achter de aanbevelingen gedaan op de bladzijden 11 en 12 van de raadsbrief.
De Voorzitter: Er zijn dacht ik geen nieuwe elementen in tweede instantie naar voren gebracht
waarop de wethouder zou moeten antwoorden. (De heer Van der Wal: Ik heb u gevraagd hoe u de door u
zelf gesignaleerde vertrouwenskloof wilt overbruggen. Toch niet door middel van de op de bladzijden 11
en 12 van de raadsbrief genoemde punten a. tot en met g.?) Door middel van het hele stelsel dat wij
voorgesteld hebben en de richtlijnen die binnenkort komen voor het functioneren van contact- en pro
jectgroepen. Een en ander was ook afgesproken. U hebt er onvoldoende vertrouwen in, mijnheer Van
der Wal, maar dat is ons antwoord. (De heer Van der Wal: Wat erger is, de bewonersorganisaties die er