14
De heer Van der Wal: Wethouder Rijpma bestrijdt namens het college dat er bij het betalen van de
zogenaamde verkeerswaarde geen verrijking van particulieren ten gevolge van de uitvoering van be
stemmingsplannen plaatsvindt. Hij zegt dan dat men de toeslag op de landbouwkundige waarde moet ver
klaren aan de hand van allerlei gewogen schadefactoren, zoals inkomensschade. Bij normale bedrïjfsver-
plaatsingen worden voor de vaststelling van die schadefactoren een aantal formules gehanteerd, hoewel
daar ook aftrekposten bij zijn zoals nieuw voor oud. Dat kan soms behoorlijk oplopen. (De heer Ten Brug
(weth.): Wilt u soms van het Aldlan naar het Nijlan?) Aan een dergelijke opzet heeft men houvast, hoe
wel er natuurlijk ook verschillen in percentages en dergelijke zijn aan te brengen. Maar op deze manier
is de 2,75, die wij verwachtingswaarde of verwachtingstoeslag noemen, niet opgebouwd. De taxateurs
hebben ons in de Commissie voor het Grondbedrijf een en ander verteld over de opbouw van de toeslag.
De hoogte van de prijs is ontstaan doordat bijvoorbeeld een projectontwikkelaar in Drachten landbouw
grond kocht voordat de gemeente de kans kreeg dit te doen. Vervolgens wilde de projectontwikkelaar
een plan uitvoeren en vroeg de gemeente een hoge prijs voor de grond. In Workum is ook een dergelijk
akkefietje geweest. Een provinciale commissie, waarin een groep taxateurs is vertegenwoordigd en die
de toeslag harmoniseert of coördineert, moet straks ook weer advies uitbrengen aan de onteigeningsrech-
ter. Zo wordt, los van schadefactoren en van factoren als oud voor nieuw, een toeslag betaald die, als
de landbouwkundige waarde zakt tot 3,per m2, op 2,75 per m2 blijft staan. Praktisch een verdub
beling dus, op 0,25 na, van de waarde. Daar heb ik groot bezwaar tegen. Volgens mij is de bedoeling
van wijziging van de Onteigeningswet, dat voorzien wordt in een baatafroming ingeval onteigende ten
gevolge van bestemmingsplannen vermogensvoordeel heeft genoten. Ik lees een en ander uit een ge
meentelijke nota. Men moet dan bepalen of er inderdaad een vermogensvoordeel plaatsvindt en aan de'
hand daarvan bepaalt men de schadefactoren.
Zowel in de Commissie voor het Grondbedrijf als in de uitleg zoals die door de taxateurs aan de
Commissie voor het Grondbedrijf is gedaan als in de stukken is geen enkele benadering te vinden over in
komensschade, oud voor nieuw, enz. De toeslag van 2,75 is een door de provinciale commissie, waar
in taxateurs zitting hebben, en door projectontwikkelaars opgedreven toeslag. Dat is een heel andere
zaak waarover inderdaad nog geen jurisprudentie bestaat, omdat de wetswijziging er sinds mei 1981 is. De
gemeente Leeuwarden doet net alsof er geen wetswijziging is geweest. B. en w. stellen voor de 6,25
per m2 en gemiddeld 6,75 per m2 als de strook grond er ook bij wordt gerekend, maar uit te gaan beta
len. Dan was die hele wetswijziging niet nodig geweest. Volgens mij moeten - met verwijzing naar de
wetswijziging op de onteigening - de grondkosten en met name de toeslag op de prijs worden gedrukt.
De grondkosten bepalen voor een groot gedeelte het risico dat de gemeente loopt als ooit door economi
sche ontwikkelingen de bouw wordt vertraagd. De heer Pruiksma heeft er terecht op gewezen dat de fi
nanciële vooruitzichten voor de gemeente somber zijn. Uit de gehouden afdelingsvergaderingen is wel
gebleken dat de vooruitzichten steeds somberder worden.
Wethouder Rijpma zegt dat er niet voor de negentiger jaren gebouwd kan worden als wij het op ont
eigening laten aankomen. Als de raad de voortgang in de bouw in Leeuwarden ter harte gaat, dan vindt
wethouder Rijpma dat er snel moet worden aangekocht. Een wetswijziging moeten wij maar vergeten en
alsnog maar een hoge prijs betalen. Daar komt het zo'n beetje op neer.
De heer Knol heeft al het een en ander over Camminghaburen gezegd. Volgens het RIGO bestaat er
nog behoefte aan woningbouw in de stad. Er zijn nabij de binnenstad nog vrij grote gebieden aan te wij
zen waar op een snelle manier een paar honderd woningen gebouwd kunnen worden. Een en ander be
hoeft weliswaar een beleidswijziging, maar uitvoering zal toch mogelijk moeten zijn. Op deze manier
zou men, als uitvoering van het plan Wiardaburen door omstandigheden naar achteren wordt geschoven,
geen schade berokkenen aan de voortgang in de bouw in Leeuwarden.
Mevrouw Van Dijk—van Terwisga: Wethouder Rijpma heeft gezegd dat uitstel van de aankoop van het
perceel grond mogelijk is tot het plan verder gevorderd is. Op dat uitstel dringen wij dan ook aan.
Verder willen wij graag dat er met deskundigen wordt gesproken - de wethouder heeft dat ook al ge
zegd - over de prijs van met name de landbouwwaarde en de daaraan gekoppelde toeslag.
De heer Pruiksma: Ik heb iets gemist in de beantwoording van de vragen door het college, maar dat
kan ook aan mij liggen. Ik heb gevraagd of u al dan niet bereid bent de zaak in heroverweging te ne
men. Als u daartoe wel bereid bent, dan zou ik graag van u horen wat wij dan nu met dit voorstel gaan
doen. Het lijkt mij - de wethouder zei in zijn antwoord dat het voorstel in dit stadium van de procedure
niet kan worden teruggenomen - dat het Reglement van orde zich niet verzet en ook niet kan verzetten
tegen schorsing van de behandeling van dit punt. Mocht het college niet bereid zijn tot een heroverwe
ging in de zin zoals wij daar om hebben gevraagd, dan ziet mijn fractie zich genoodzaakt tegen het
voorstel te stemmen.
15
De Voorzitter: De wethouder heeft al gezegd dat het college geen kant uit kan. De raad moet in ie
der geval vanavond een beslissing over het voorstel nemen. Ik heb uit de betogen niet gehoord dat ie
mand voor het voorstel zal stemmen, dus zal het voorstel naar mijn mening wel worden afgewezen. Het
college zal dan de zaak opnieuw onder ogen moeten zien, waarna de raad weer rekening moet houden
met discussies.
Er is in de Commissie voor het Grondbedrijf inderdaad gesproken over de vraag welk beleid wij
moeten voeren ten aanzien van de aankopen. Daarover moet een uitspraak van de raad komen en binnen
dat beleid zullen wij onze strategie moeten bepalen met betrekking tot de aankopen. Ik denk dat wij
een passief aankoopbeleid moeten voeren tot het moment dat het beleid terzake is vastgesteld.
Ik breng dan nu het voorstel in stemming.
Het voorstel van b. en w. wordt verworpen met 31 tegen 4 stemmen.
Punt 5 (bijlage nr. 510)
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.
Punt 6 (bijlage nr. 468)
De Voorzitter: Dit punt luidt: Aankoop van twee in het recreatiegebied De Groene Ster gelegen
percelen wei- en hooiland.
Mevrouw Visscher—Bouwer: Het voorstel is om twee percelen grond aan te kopen. Deze grond is niet
nodig om de ijsbaan te realiseren. Indertijd heeft de raad een motie aangenomen die inhield de verdere
ontwikkeling van het deelplan J2 voorlopig niet verder te realiseren. Er zijn in dit deelplan al verschil
lende stukken grond aangekocht. Is het de bedoeling dat de gemeente alle daar gelegen gronden in ei
gendom verwerft? Zoja, wat wilt u daarmee dan doen? Of past dit niet in het beleid?
De Voorzitter: Het past natuurlijk wel in het beleid, anders stelden wij het niet voor. Maar dat is
iets anders.
De heer Rijpma (weth.): Wij hebben een gedeelte van het gebied bestemd voor de aanleg van een
ijsbaan. Tot dusver is de raad steeds uitgegaan van een bepaalde ligging van de ijsbaan. Anderen zijn
van mening dat de ligging van de ijsbaan anders kan zijn. Een van onze argumenten om de ijsbaan zo te
leggen als in onze voorstellen steeds is voorgesteld, is dat de eigendomssituatie het ons niet mogelijk
maakt om op een voorstel van andere orde in te gaan.
ik denk dat wij geen goed beleid voeren als wij de stroken grond, die weliswaar op zij van het ge
bied maar toch heel dicht bij het gebied liggen, niet zouden aankopen. Het zou betekenen dat twee
smalle stroken grond, die midden in de gemeentelijke eigendommen liggen, daar onbenut zouden blij
ven liggen. Uit gemeentelijk belang is de directeur van het Grondbedrijf opdracht gegeven de moge
lijkheid tot aankoop van deze stroken grond na te gaan. Ik zou het onverstandig vinden de stroken niet
aan te kopen
De Voorzitter: Is mevrouw Visscher akkoord?
Mevrouw Visscher—Bouwer: Ik ben niet akkoord, want de twee stroken grond waar het in het voorstel
om gaat liggen ten noorden van de ijsbaan. Met de wijziging van de ligging van de ijsbaan waar wet
houder Rijpma op doelt zijn wij het niet eens. Inderdaad ligt er beneden aan de oostkant van de ijsbaan
een stuk grond dat nog niet gemeentelijk eigendom is. Maar deze stroken grond liggen ten noorden van
de ijsbaan in deelplan J2. Daarom stel ik nogmaals de vraag welk beleid gevoerd wordt ten aanzien van
aankoop van gronden in deelplan J2.
De heer Rijpma (weth.): Wij gaan wat de aankoop van deze stroken betreft niet noordelijker. Maar
deze twee stroken grond zijn zodanig gesitueerd dat het in dit geval verantwoord is om de stroken aan te
kopen. Bovendien is bij de aankoop van deze stroken ook de 75% subsidie-regeling van het Ministerie
van CRM van toepassing.
Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w.