34
slechts te worden herinnerd aan de problemen die de realisatie van de zuidtangent op onderdelen op
roept, zonder dat over die problemen in deze raad met zoveel woorden is gesproken; ons is niet bekend
waarom dat niet gebeurt. Fouten die in cijfers wellicht met vele nullen kunnen worden geschreven kun
nen echter bijzonder hardnekkig zijn. Mijn fractie wenst op dit soort punten de vinger nadrukkelijk aan
de pols te houden en wil daarom eventuele nieuwe aspecten onmiddellijk van het college horen, met
daarbij een behoorlijke financiè'le onderbouwing van het geheel. Over wat daartoe behoorlijk is, zijn
in de Commissie voor de Financiën en in de Commissie voor het Grondbedrijf reeds heel zinnige gedach
ten geformuleerd. Om die reden dienen zaken als de hierbedoelde eerst aan deze commissies te worden
voorgelegd, voordat de raadsbrief de deur uitgaat.
Met betrekking tot de welzijnssector is mijn fractie stellig van oordeel dat voor de gemeente nood
zakelijke maatregelen in de personele sfeer evenzeer voor de gesubsidieerde instellingen zullen moeten
gelden. Er is naar ons oordeel geen enkele reden te bedenken waarom daar de pijn minder zou moeten
heersen dan bij ons in huis.
Het college is voornemens de jaarlijks toenemende overschrijding van de doeluitkering onderwijs
aan te pakken. Wij zijn het daar van harte mee eens. In dat verband stelt mijn fractie voor na te gaan
of een kosten/batenanalyse met betrekking tot de besteding van onderhoudsgelden in de onderwijssfeer
tot aanvaardbare bezuinigingen zou kunnen leiden. Wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat del
procedures, zoals die thans nog worden gevolgd, kostenverhogend werken en daarom aan enige herzie
ning toe zijn.
Wij zijn het eens met uw opvatting, die is neergelegd in de nota herwaardering, dat eerst het zo-
genaamde Coconut-rapport moet worden afgewacht, voordat de toekomstige positie van het GEB aaneen
herwaarderingsonderzoek wordt onderworpen. Een ander punt dat ook in deze sfeer thuishoort is de tech-1
niek van winstbepaling van de NV Frigas. In het verleden is daarover namens mijn fractie vaker gespro-
ken. De respons van het college is steeds zodanig geweest dat wij deze zaak weer aan de orde stellen,
In het verleden hebben wij het college gevraagd na te gaan in hoeverre het niveau van de statutaire re-
serves van Frigas aan een kritische herwaardering toe zijn, gelet ook en met name op de financiële po
sitie van de gemeente. Tot op heden hebt u daarop niet gereageerd. Daarom vragen wij u nu concreet
op korte termijn aan de raad te rapporteren - daar is waarachtig geen zwaar beladen groep van top
ambtenaren voor nodig - op welke termijn een statutenwijziging van Frigas mogelijk is, die er toe leidt
dat eerst de winstverdelingsregels worden toegepast voordat toevoeging aan de reserves plaatsvindt. Een
en ander betekent het omdraaien van de thans geldende statutaire situatie. Daarbij zij nu reeds medege
deeld dat wij als fractie ongevoelig zullen blijken te zijn voor het argument dat sterk opfokken van de
reserves bij Frigas nodig zou zijn met het oog op de financiering van de stadsverwarming die in de toe
komst naar onze verwachting problemen zal gaan opleveren. Hier geldt nadrukkelijk: first things first.
Wij hangen liever aan de laatste boom dan aan de eerste. (De heer Ten Brug (weth.): Welke voorkeur je
ook mag hebben
Met uw voorstellen inzake Forum en Frysk Orkest gaan wij akkoord. In 1983 vervalt de gemeen
schappelijke regeling met betrekking tot het Frysk Orkest. Voorlopig zal daarom de bestaande situatie
gehandhaafd moeten blijven. Ondertussen zal worden geprobeerd de subsidiesleutels te wijzigen.
Met betrekking tot punt 2 op pagina 4 van de nota herwaardering zijn wij ons ervan bewust dat het
heffen van lesgelden voor het Kreativiteitscentrum en dergelijke inderdaad helaas drempelverhogend zal
werken, maar wij zien geen andere mogelijkheid. Wij herhalen wel onze eerdere waarschuwing, ont
leend aan Jean Baptiste Say, dat ieder aanbod zijn eigen vraag dreigt te gaan scheppen. Met name in
deze sector mag daarom de aandacht van het rode potlood niet verslappen.
Van het Fries Filmhuis wordt door mijn fractie, in navolging van meneer Say, noch de noodzaak
noch het bestaansrecht onderkend, zodat ik mijn reactie terzake zeer beperkt kan houden.
Uw voorstel diverse prijzen af te schaffen ontslaat ons van de verplichting een lofzang aan te hef
fen op modieuze trends die zichzelf respecterende gemeenten zich denken te moeten kunnen permitte
ren. Over de Piter JeIlespriis zijn wij een wat andere opvatting toegedaan. Wij gaan met uw voorstel
akkoord, zij het dat wij het ons kunnen voorstellen dat bij anderen ten aanzien van de Piter JeIlespriis
mogelijk andere gedachten leven.
Met betrekking tot de bevriezing van de subsidie aan Cambuur heeft mijn fractie zich afgevraagd in
hoeverre sprake is van een loos gebaar nu kennelijk wordt uitgegaan van de toegezegde subsidie en ge
let op het waarschijnlijke exploitatieresultaat. Zinvoller zou het ons inziens dan geweest zijn uit te
gaan van de straks normaliter te verlenen subsidie. Daarnaast rijst de vraag waarom de voorgestelde
operatie eerst met ingang van 1983 plaatsvindt. Maar misschien heeft dat te maken met een eventueel
gebroken boekjaar van Cambuur. Aan onze vraag doet dat overigens niets af.
Op 6 juli is de motie-Boelens aangenomen. Daarbij is de samenvoeging van Krats en Biels van fase
2 naar fase 3 overgebracht. Bij het aanbreken van fase 3 komen wij nader op deze zaak terug.
Uit het totaal van de financiële voorstellen komt de indruk naar voren dat de term profijtbeginsel in
de beraadslagingen binnen het college een niet onaanzienlijke plaats heeft ingenomen. Wij hebben daar
begrip voor, doch wij menen in zijn algemeenheid te moeten zeggen dat waakzaamheid geboden is en
dat visie en beleid niet behoren te worden op zij gezet door de magie van de terminologie. Het lijkt ons
zinvol daar in een ander verband eens op terug te komen. Financiële beschouwingen zijn niet de plaats
deze zaak uit te diepen.
Aan het slot van mijn betoog wil ik namens mijn fractie een suggestie aan het college doen. Deze
suggestie is ook al door mevrouw De Jong van D'66 gedaan. De suggestie is om het in dit jaar gestarte
systeem van het in voorbehandeling nemen van bezuinigingsvoorstellen, zoals dit jaar op 6 juli is ge
beurd, tot regel te verheffen. Het college had reeds plannen in maart of april daaraan uitvoering te ge
ven. Mijn fractie stelt voor de toekomst voor daarvan een jaarlijks gebruik te maken, omdat naar ons
oordeel een zodanige werkwijze de beleidsvorming ten goede komt. Wij stellen ons voor dat jaarlijks te
herhalen op basis van een door het college uit te brengen Voorjaarsnota of Voortgangsnota of iets derge
lijks.
De motie van mevrouw De Jong had ik op voorhand gelezen. Ook als ik het met de inhoud van de
motie niet eens zou zijn geweest, zou ik de motie hebben ondertekend. Het is namelijk een goed demo
cratisch gebruik eenmansfracties ook moties te laten indienen. Ik begrijp daarom bepaalde reacties van
uit deze zaal hierover niet helemaal. Wij steunen inhoudelijk de motie die door de fractie van D'66 is
ingediend. De andere motie waarin over het profijtbeginsel wordt gesproken heeft in die redactie niet
onze instemming.
Tot slot dank namens mijn fractie voor alle inspanningen die het ambtenarencorps van met name de
werkgroep meerjarenramingen weer heeft geleverd. Met mensen van dit hoge niveau zal het waarschijn
lijk volgend jaar weer zeer vruchtbaar samenwerken zijn.
De heer De Beer heeft inmiddels de vergadering verlaten.
Mevrouw Waalkens: Het blijft in onze ogen een goede zaak om een sluitende begroting te zien als
de hoeksteen van het financiële beleid van de gemeente. Maar via welke wegen kan dit nu nog steeds
worden bereikt? Hoe is het tot nu toe gegaan? Een ambitieus herwaarderingsprogramma, waarbij wij
overigens op 6 juli 1981 onze vraagtekens hebben gezet, is tot nu toe door het college van b. en w. als
middel gezien om de raad voorstellen te doen. Sommige voorstellen zullen blijken alleen op papier be
zuinigingen te zijn.
Verdere uitputting van de risicoreserve is onverantwoord. Er is met het rode potlood gewerkt. Maar
de citroen is nu zover uitgeknepen dat het sap er niet meer uit komt. De grenzen zijn bereikt. Wij zul
len ons nu bewust moeten worden dat de oplossingen voor de gerezen problemen gezocht moeten worden
in samenhang met andere disciplines. Het is niet meer alleen een financiële aangelegenheid. Het ac
cent verschuift van het financiële naar het beleidsinhoudelijke werk. Al kan het gemeentelijke beleid
niet haaks de bocht om, toch zal het omgebogen moeten worden naar een beleid met minder financiële
gevolgen. Een dergelijke aanpak kost tijd. Tevens zal gekozen moeten worden voor een te volgen me
thode. Wij staan voor het bestaande beleid te analyseren en een beleidsanalyse toe te passen. Hierbij is
het dan ook van belang hoe er wordt gedacht over de verzorgingstaak.
Enkele conclusies uit de liberale gelederen wil ik u niet onthouden. De overheid heeft, door het in
steeds grotere mate opnemen van taken, het verantwoordelijkheidsgevoel bij de burgers sterk vermin
derd. Gemeentelijke diensten, bedrijven en instellingen hebben bij het ontbreken van gezonde concur
rentie hun eigen vraag kunnen bepalen. Het gemeenschappelijk dragen van verantwoordelijkheden door
burgers is steeds afgenomen. Het vrijwilligerswerk en de zelfwerkzaamheid zijn afgenomen, het profes
sionaliseren is toegenomen en daarmee de afhankelijkheid. Alles heeft zijn prijs, doch in deze verzor
gingsstaat is het fenomeen prijskaartje verdwenen. Waar is het profijtbeginsel gebleven? Ombuiging van
het beleid is, al financieel ruimte scheppend, in essentie een maatschappelijke veranderingsoperatie
met verstrekkende gevolgen. Politieke wil en samenwerking zijn daarom noodzakelijk en zijn bij ons
aanwezig. Om tot het gewenste resultaat te komen is een goede planning noodzakelijk.
Bij alle sectoren dient de taakstelling bekend te worden gemaakt met daarbij objectieve criteria,
zoals formatiegrootte, investeringsomvang en exploitatiebudget. Deze keuzes zijn niet objectief en zul
len het resultaat moeten zijn van door de raad vastgestelde prioriteiten en doelstellingen. Tot nu toe
werd teveel het collegeprogramma gehanteerd als richtlijn voor diverse zaken, waarna de uitgewerkte
plannen bijna niet meer te veranderen zijn. Een nieuw beleid vraagt een andere werkwijze, organisatie
en personele bezetting.
Ten aanzien van de begroting voor 1982 heb ik de volgende opmerkingen. Het jongerencentrum
Hippo heeft over 1979 een financieel beleid gevoerd dat dit woord niet verdient. Terecht is daarop door