75
"De raad der gemeente Leeuwarden, in vergadering bijeen op 15 december
1981, overwegende dat het, met name voor de binnenstad, gewenst is het al
of niet spontaan optreden van straatmuzikanten en -artiesten niet nodeloos
te bemoeilijken door het aan een vergunning van de burgemeester te binden,
besluit het college opdracht te geven een wijziging van de artikelen C23 en
C24 van de Algemene Politieverordening voor te bereiden en binnen vier
maanden aan de raad voor te stellen, die inhoudt dat het niet langer nodig
zal zijn voor optredens van straatmuzikanten en -artiesten een vergunning
van de burgemeester te bezitten zolang er geen gebruik wordt gemaakt van
electro-mechanische geluidsversterking. Het college kan hierbij aangeven
op welke plaatsen en tijden niet door straatmuzikanten en -artiesten kan
worden opgetreden op of aan de openbare weg.
De motie is mede-ondertekend door mevrouw Van der Werf.
De vrijstelling van het vragen van een vergunning is duidelijk bedoeld voor niet-versterkte muziek,
Bij de voorbereiding van de wijziging kan het college aangeven welke plaatsen en tijden van vrijstel
ling moeten worden uitgezonderd. Ik denk in verband hiermee bijvoorbeeld aan zieken- en bejaarden
tehuizen, alhoewel het nog discutabel is of deze instellingen inderdaad voor uitzondering in aanmer
king komen. Ik kan mij echter voorstellen dat men het niet op prijs stelt midden in de nacht straatmuzi
kanten voor de deur te hebben en daarom zouden de tijden misschien eens in overleg met de Commissie
voor Openbare Orde kunnen worden besproken. Omdat wij ons niet in staat achten alle eventuele juri
dische complicaties van dit voorstel tot wijziging van de Algemene Politieverordening te overzien,
hebben wij de motie niet in een juridische vorm gegoten. De motie is ruim opgesteld, doch laat naar
onze mening duidelijk uitkomen dat wij denken op deze manier de levendigheid van met name de bin
nenstad te bevorderen. Tegenwoordig worden er nogal eens op een spontane manier straatconcertjes ge
geven en ik betwijfel sterk of voor deze optredens vergunningen zijn aangevraagd. Als het beleid in
dezen dan toch al niet zo streng wordt gevoerd, lijkt het mij beter de zaken ook formeel in die zin te
regelen. Ik moet hierbij nog aantekenen dat het hier niet gaat om georganiseerde straatfestivals, maar
alleen om spontane optredens van straatmuzikanten of -artiesten.
De Voorzitter: Ik kan slechts herhalen wat ik in de afdelingsvergadering heb gezegd. De prob!emen
waardoor deze kwestie destijds in de raad aan de orde kwam zijn, zoals de heer Van der Wal zojuist
ook al bevestigde, naar grote tevredenheid opgelost. De problemen ontstonden doordat men tijdens het
Leeuwarder straatfestival vooralle dagen en plaatsen een afzonderlijke vergunning moest halen. Thans
wordt een vergunning afgegeven voor alle plaatsen en dagen en voor een luttel bedrag. Ook de organi
satoren van het festival hebben hiermee geen enkele moeite. De bepalingen omtrent het muziekmaken
op straat zijn indertijd in de APV opgenomen om een aantal redenen, waaronder het veroorzaken van
geluidsoverlast. De bepalingen omtrent het veroorzaken van geluidsoverlast moeten binnenkort zelfs nog
worden verscherpt, omdat per 1 februari 1982 de nieuwe Wet G luidhinder in werking treedt. Met de
verscherpte bepalingen komen wij nog in de raad. Overigens is het de bedoeling dat geen overlast
wordt veroorzaakt op plaatsen die zich daartoe gemakkelijk zouden kunnen lenen. Men mag bijvoor
beeld niet gaan staan voor winkels waar enorm veel toeloop van publiek is. Men mag het verkeer niet
in gevaar brengen. Deze en andere punten zijn zaken waarop men let bij het afgeven van vergunnin
gen. In de praktijk zijn er echter nooit problemen en ik kan u verzekeren - ook dat gaf de heer Van der
Wal overigens al toe - dat de politie bijzonder soepel is met deze zaken. Wie een vergunning vraagt,
krijgt een vergunning en ik zie derhalve de bezwaren tegen het aanvragen ervan niet. Door het afgeven
van vergunningen kunnen wij in ieder geval voorkomen dat er ellende ontstaat doordat gemusiceerd
wordt op plaatsen en tijden die minder geschikt zijn. Als er geen vergunning meer nodig is, kunnen wij
hiertegen niet meer optreden. Dat is het grote probleem. Aangezien er geen enkele praktische moei
lijkheid is, stel ik de raad voor deze motie niet te volgen. (Mevrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Ik wil
graag weten of het probleem niet is op te lossen door een langlopende vergunning van bijvoorbeeld een
half jaar af te geven, want met die intentie zijn wij het naar mijn mening allemaal wel eens.) (De heer
Van der Wal: Dat heb ik het vorige jaar ook voorgesteld, maar achteraf blijkt dat het om de een of an
dere reden niet kan.) Neen, ik geef toe dat wij geen vergunning verstrekken om een half jaar dooi de
stad rond te kunnen zwerven. Als iemand echter op een bepaalde plaats een half jaar zou willen spelen,
kan dat wel. Wij kennen reeds kwartaalvergunningen, halfjaarvergunningen en jaarvergunningen. (Me
vrouw Brandenburg—Sjoerdsma: Kan het begrip "een bepaalde plaats" ook ruim worden opgevat door die
plaats "binnenstad" te noemen?) Neen, men krijgt geen vergunning om in de binnenstad muziek te ma
ken, want dan komt toch weer het probleem naar voren dat men voor winkels of op andere kwetsbare
plaatsen kan gaan staan.
76
Mevrouw Van der Werf: Ik wil even reageren op de opmerking van mevrouw Brandenburg. Over het-
|een zij voorstelt is namelijk vorig jaar al een uitspraak van de raad gevraagd. De raad heeft zich toen
Ervoor uitgesproken dat, om het probleem van het telkens opnieuw aanvragen van vergunningen op te
[ossen, vooral de financiële drempel moest worden weggenomen en dat voor het tarief waarvoor nu een
Lgvergunning wordt afgegeven een jaarvergunning zou moeten worden afgegeven. De burgemeester
leeft toen toegezegd dat hij binnen 'afzienbare tijd met een dergelijk voorstel zou terugkomen in de
pad. Hij is daarmee echter nooit teruggekomen in de raad. Over dit punt hebben wij in de afdelings-
lergadering gediscussieerd en de voorzitter heeft toen gezegd dat het voorstel bij nader inzien toch niet
Lrwerkbaar bleek en dat wij, als wij regels wilden veranderen, maar met een voorstel moesten komen
oals wij nu doen. Het voorstel dat mevrouw Brandenburg doet is kennelijk geen voldoende oplossing,
(andaar dat wij dan maar met het in de motie genoemde voorstel zijn gekomen. (De Voorzitter: Dat is
orrect.
De heer Heere: Ik wilde eens vragen aan mevrouw Van der Werf en aan de voorzitter wat de zin is
Lan de laatste passage van de door de heer Van der Wal ingediende motie. Hij zegt daarin dat kan wor
den aangegeven door het college op welke plaatsen en tijden niet door straatmuzikanten en -artiesten
Lag worden opgetreden op of aan de openbare weg. Dit lijkt natuurlijk aardig, maar is het een uitvoer
bare mogelijkheid? Kan worden aangegeven waar en wanneer niet in het openbaar muziek mag worden
liemaakt en hoe moet zoiets worden gecontroleerd? Het lijkt mij erg moeilijk deze zaken in een bepa-
ing vast te leggen.
De heer Bijkersma: Ik wil ook even reageren op de woorden van de voorzitter. Ik ben het volledig
net hem eens dat de Algemene Politieverordening moet aangeven hoe deze zaken zijn geregeld. De
IPV is niet alleen bedoeld om het mensen mogelijk of onmogelijk te maken in het openbaar muziek te
raken. De APV houdt ook een rechtszekerheid voor andere burgers in. Ik verwonder mij erover dat me-
i touw Van der Werf, die het in haar algemene beschouwingen steeds over de democratie heeft, zomaar
voorbij gaat aan de rechtszekerheid van burgers die liever niet willen dat er muziek op straat wordt ge
maakt. Mevrouw Van der Werf haalt bij ieder punt waarover zij spreekt de maatschappijstructuur aan.
(haal de rechtszekerheid van burgers aan. Ik zou het volkomen ondemocratisch vinden als men een al
gemene vergunning zou kunnen krijgen voor het maken van muziek op straat en men zomaar zou kunnen
spelen bij mensen voor de deur die er op dat moment geen behoefte aan hebben.
De heer Van der Wal: Op die onzin van de heer Bijkersma zal ik maar niet ingaan. In allerlei
plaatsen, zelfs in heel grote steden als Rotterdam, is het vergunningenbeleid ten aanzien van muziek
maken op straat ongeveer op de door ons voorgestelde manier geregeld. Daar wordt het zelfs gestimu-
eerd. Ook in het Leeuwarder structuurplan voor de binnenstad en vooral in de toelichtingen daarop kan
men lezen hoe de binnenstad moet worden verlevendigd en dat wij dat moeten stimuleren. Als wij deze
principe-uitspraak zodanig mogen interpreteren dat met verlevendigen ook wat muziek en toneel wordt
ledoeld, dan sluit dat precies aan op wat wij hier doen.
Wat betreft het laatste gedeelte van de motie moet ik zeggen dat ik ook wel begrijp dat er hier en
daar wat juridisch gepuzzel zal ontstaan. In de motie wordt ook al aangegeven dat geen vergunning no
dig is zolang er geen gebruik wordt gemaakt van electronische versterkers. Er zijn nog wel wat akoesti
sche middelen waarmee behoorlijk wat herrie kan worden gemaakt. Over het algemeen ziet men echter
"iet veel mensen met grote tuba's door de stad stappen. Ik kan mij bovendien voorstellen dat er nog wel
andere manieren zijn om op te treden tegen extreme uitingen van straatmuziek, bijvoorbeeld via de be
palingen in de Wet geluidhinder, een wet waaraan de Algemene Politieverordening, evenals de Ver
keerswet, ondergeschikt is. Ik heb de indruk dat destijds allerlei artikelen in de APV zijn opgenomen
die zijn toegespitst op bepaalde personen, want er wordt ook nog een boeienkoning met name genoemd.
Ik kan mij nog best de optredens van slappe Douwe herinneren. Tegen dergelijke voorstellingen moest
kennelijk worden opgetreden via de APV. Kortom, deze artikelen mogen toch wel eens worden geactu
aliseerd en in overeenstemming worden gebracht met de huidige denkwijze.
De Voorzitter: Willen nog meer raadsleden over dit interessante punt het woord voeren? Zo niet,
dan w!i ik nog enkele kanttekeningen maken.
k t voorbeeld van de grote steden lijkt mij niet zonder meer goed om na te volgen. Dit is een al
gemene opmerking. Een tweede algemene opmerking is dat er op het ogenblik in provinciaal verband
wordt gewerkt aan een herziening van de APV. Dat is geen sinecure. De herziene APV komt daarna in
de raad aan de orde. Vanzelfsprekend vervallen de punten omtrent boeienkoningen en dergelijke, die
nu nog wel worden genoemd. De raad kan natuurlijk beslissen bepaalde delen van de stad buiten het