87
len dit punt te bespreken in de Commissie voor het Onderwijs. Verder handhaven wij onze motie en
hebben wij geen behoefte aan andere moties, ook niet aan die van het CDA.
De heer Heere: Van mijn kant ook nog een paar opmerkingen over dit onderwerp. Ik wil mij in
grote lijnen aansluiten bij wat mevrouw Brandenburg heeft gezegd met betrekking tot de wijze waar
op mevrouw Van der Werf hier meent een exclusief geluid te moeten laten horen. Op zich zelf is dat
geluid niet zo exclusief maar zij brengt het wel alsof dat zo zou zijn. Dat mag dan ook nog, maarzij
ontzegt daarbij anderen het recht vanuit hun volle overtuiging een standpunt naar voren te brengen dal
zij niet deelt. Op een gegeven moment klinkt er dan een soort heilige verontwaardiging in haar stem
door die ik niet kan plaatsen.
Ik lees u nog eens even voor wat ik in mijn algemene beschouwingen heb gezegd over de vredes
politiek. Ik heb gezegd dat de toenemende wederzijdse bewapening noopt tot een intensief overleg
over wederzijdse ontwapening en dat het welhaast overbodig is te zeggen dat wij met alle kracht moe'
ten streven naar het behoud van de vrede. Aansluitend op mijn zojuist gemaakte opmerking wil ik be
nadrukken toen ook ge?egd te hebben dat wij degenen respecteren die met betrekking tot de vredes
politiek uit volle overtuiging andere wegen gaan dan wij. Dit ontslaat ons echter niet van de plicht
ons standpunt naar voren te brengen en dat hebben wij gedaan. Wij hebben zelfs gemeend het lande
lijk CDA-standpunt, waarvan ik u de inhoud middels een aantal citaten duidelijk heb genoemd, via
een motie te moeten volgen en onderschrijven; iets wat tamelijk uniek is voor mijn fractie. Wij heb
ben getracht dat wat ons beweegt in die motie naar voren te brengen en wij blijven daarvoor staan.
Tegelijkertijd betekent dit dat wij noch de moties van PAL noch die van de Partij van de Arbeid kun
nen ondersteunen, omdat die moties inhoudelijk volstrekt niet stroken met het door mij naar voren ge
brachte standpunt. Ik wil het hierbij graag laten, mijnheer de voorzitter.
De heer Bijkersma: Ik heb er geen behoefte aan diep op de moties in te gaan. Ik zal u vertellen
hoe wij over dergelijke moties, niet inhoudelijk maar als zodanig, denken. Wij vinden dat krijgsmacht,
civiele verdediging en alles wat daartoe kan en moet worden gerekend een zaak van de rijksoverheid
is. Een onderwerp als dit kan in het parlement, in de discussie tussen Kamers en regering, worden be
sproken en in het kader van dat denken beschouwen wij moties die raken aan krijgsmacht, civiele ver
dediging en alles wat daartoe behoort als onjuist. Wij zullen dan ook tegen alle ingediende moties
stemmen
Mevrouw De Jong: Ik wil beginnen met te zeggen dat ik ervan overtuigd ben dat zowel bij de
PvdA-fractie als de PAL-fractie diepe bezorgdheid bestaat over de onheilspellende bewapeningswed
loop en de toenemende bewapening in de wereld en ik ben van mening dat het ons aller zorg is. Dat
op enkele punten wat anders en genuanceerder wordt gedacht is een andere kwestie, maar naar mijn
mening is de bezorgdheid over de toenemende bewapening een zaak die ons allen bindt. Hoewel ik het
grotendeels met de PvdA-motie eens ben, acht ik het eenzijdig ondernemen van stappen tot ontwape
ning geen goede zaak. Ik geloof dat de beslissing tot ontwapening waar het kernwapens aangaat
van twee kanten moet worden genomen. Eenzijdige ontwapening is helaas naar mijn gevoel een halve
oplossing. Ik zal dan ook op grond daarvan tegen de PvdA-motie stemmen. U begrijpt nu dat ik ook te
gen de moties van PAL ben. Ik heb echter geen enkele moeite met de CDA-motie en ik zal die motie
derhalve ondersteunen.
De heer Buising: Ik heb behoefte aan een stemverklaring, mijnheer de voorzitter. Ik heb verschrik
kelijk veel moeite met wat hier op dit moment aan de orde is. Ik heb moeite met zowel het probleem
van de kernbewapening in zijn algemeenheid als met datgene waarop de discussie zich hier toespitst,
namelijk het aanwezig zijn en in stemming brengen van vier verschillende moties over één onderwerp.
Als wij even gaan rekenen, zullen wij tot de conclusie moeten komen dat geen enkele van de tot nu
toe ingediende moties een voldoende aantal stemmen zal krijgen om het überhaupt te halen. Wanneer
het in het leven om een dergelijk wezenlijk onderwerp gaat als de vrede en het is om welke redenen
dan ook noodzakelijk dat een instelling als een gemeenteraad zich daarover uitspreekt, is het mijn
overtuiging - ik zou bijna zeggen mijn heilige overtuiging - dat een dergelijke uitspraak unaniem
moet zijn. Wanneer er, zoals in dit geval, zelfs vier moties worden ingediend en er wordt geen enke
le motie aangenomen, verlaagt naar mijn mening een instelling als een gemeenteraad zich door er niet
in te slagen met een eensluidend standpunt te komen over een ingrijpend onderwerp als dit. Als ik bo
vendien nog de wijze waarop de discussie even dreigde af te glijden in aanmerking neem - gelukkig
is het weer bijgekomen -, dan heb ik met dit gebeuren en eveneens met het feit dat maar liefst vier
moties zijn ingediend over de vredespolitiek zo verschrikkelijk veel moeite, dat het mij met de beste
88
wil van de wereld niet mogelijk is hieraan mijn medewerking te verlenen. Ik zal daarom ook tegen
alle ingediende moties stemmen. Ik kan het niet anders dan zo over mijn hart verkrijgen.
De Voorzitter: Ik heb gisteren in mijn reactie op de algemene beschouwingen van de fractievoor
zitters reeds gezegd dat wij hier te maken hebben met een onderwerp dat ons allen in de samenleving
met grote zorg vervult en dat het erg begrijpelijk is dat een ieder, dus ook gemeentebestuurders, ern
stig met deze problematiek bezig is. Defensie is echter een taak van de regering en het parlement.
Wanneer wij beslissingen zouden nemen met betrekking tot het nemen van bepaalde maatregelen in
deze gemeente en die maatregelen zouden strijdig zijn met het door regering en parlement vastgestel
de beleid, dan staat vast dat die beslissingen door een vernietigingsbesluit zouden worden getroffen.
Dit is even de formele kant van de zaak. Dit neemt niet weg dat het de raad vrijstaat haar bezorgd
heid uit te spreken over zaken als kernbewapening en een motie aan te nemen en die motie aan de re
gering te doen toekomen.
!k heb de gang van zaken nu in zijn algemeenheid geschetst en kom thans bij de moties als zoda
nig. !k heb hier de beide moties die mevrouw Van der Werf heeft ingediend en ik begin, om de volg
orde maar te nemen die zij zelf ook heeft gebruikt, met de motie waarin wordt gesteld dat b. en w.
een nota moeten uitbrengen, waarin een viertal zaken aan de orde moet komen. Het eerste punt is de
I wijze waarop de gemeente Leeuwarden aan de verwijdering van de vliegbasis Leeuwarden gaat werken.
Het college is van mening, mede op grond van de zojuist door mij genoemde argumenten, dat dit geen
taak voor ons is. Wij zijn unaniem van mening dat wij ons hiermee niet moeten bezig houden. Het
tweede punt gaat over de wijze waarop het vredesonderwijs moet worden aangepakt. Het college kan
zich wel verenigen met de suggestie van mevrouw Brandenburg deze problematiek in te brengen in de
Commissie voor het Onderwijs. Langs deze weg zouden wij toch wel op dit punt kunnen ingaan. In
het derde punt worden faciliteiten voor vredesgroepen gevraagd. Wij zijn van mening dat die facili
teiten al worden verleend. Wanneer vredesgroepen faciliteiten vragen in verband met demonstraties
of iets dergelijks, geven wij daaraan onze medewerking, net zoals wij aan alle acties in die zin onze
medewerking geven. Tot slot wordt gevraagd een voorstel te doen tot beëindiging van oorlogsvoorbe-
reidende maatregelen, onder anderen tot uiting komend in de huidige civiele verdediging. Ook in dit
geval is het college van mening dat dit niet onze taak is en wij willen u dan ook ontraden dit onder-
dee* van de motie aan te nemen.
De tweede motie van mevrouw Van der Werf begint met uit te spreken dat de raad plaatsing en
vervoer van kernwapens op Leeuwarder grondgebied te allen tijde zal tegengaan onder gebruikmaking
van alle wettelijk geoorloofde middelen. Ook hier hebben wij ons te bewegen binnen de algemene,
formeel vastgestelde, kaders en daaraan hebben wij ons te houden. Wij vinden het niet zinnig op ook
maar iets van deze strekking in te gaan. De volgende uitspraak is dat men wil trachten de mogelijk
op dit moment reeds aanwezige kernwapens te verwijderen. Ik neem aan dat hier geen kernwapens
zijn, doch als zij er wel zouden zijn, hebben wij nog geen enkele bevoegdheid te trachten die wa
pens te verwijderen want dan komen wij aan het beleid van regering en parlement. Tenslotte wil men
in de motie bestaande schuilkelders ontmantelen en toekomstige schuilkelders op Leeuwarder grond
gebied niet toestaan. Schuilkelders ontmantelen lijkt ons ook niet het nemen van een zinnig besluit
en wij moeten u derhalve ontraden hiertoe te besluiten. Verder lijkt het ons overbodig bordjes te
plaatsen waaruit blijkt dat Leeuwarden een atoomvrije gemeente is. Dit alles houdt in dat wij u voor
stellen de door PAL ingediende moties volledig af te wijzen.
Ik heb het wat moeilijk met mijn reactie op de moties van de Partij van de Arbeid en het CDA.
Maar even aannemende dat u de mening van het college zult volgen, moet ik u zeggen dat de menin
gen van het college niet helemaal gelijkluidend zijn over het eerste punt van de PvdA-motie, dat
luidt tegenstander te zijn van het stationeren van nieuwe middellange afstandssystemen, de kruisraket
en de Pershing II, op Leeuwarder grondgebied. Bij een eventuele stemming over die motie zal dit ook
wel blijken en ik kan hierover derhalve geen standpunt namens het hele college kenbaar maken. Het
tweede punt behelst dat men niet wil toestaan dat op Leeuwarder grondgebied openbare atoomschuil
kelders worden gebouwd. De meerderheid van het college is van mening dat hiertoe inderdaad niet
zou moeten worden overgegaan.
Tot slot heb ik hier nog de motie van het CDA. Ik neem aan dat het college geen moeite zal be
hoeven te hebben met de punten die in deze motie verwoord zijn, doch dit zal definitief blijken als
er eerst een uitspraak over de eerdergenoemde moties is gedaan.
Ik zou hiermee willen volstaan. Ik wil u vragen of er nog behoefte is aan een tweede instantie.
Mevrouw Van der Werf: Er is zojuist in de reacties van de andere fracties, met name door mevrouw
Brandenburg, gesuggereerd alsof mijn fractie het exclusieve recht om te praten over vredespolitiek,