18
ook door de provinciale Commissie Stads- en dorpsvernieuwing in Friesland goedgekeurde plan. Tot dus
ver is het steeds zo geweest dat de minister de marginale toetsing vergezeld liet gaan van een met het
vingertje langs alle posten gaan om te kijken of wij niet te royaal geweest waren. Er zijn zo langzamer
hand normen ontstaan voor het bedrag dat per m2 straat, per m2 groen, per m2 bedrijfsterrein en per wo
ning besteed mag worden. Er is een zekere normering opgetreden. Het is steeds duidelijker geworden dat
het normeringssysteem de toetssteen werd voor het beleid van het ministerie voor de bedragen die werden
ingevoerd voor de vier grote steden. De toetsing beperkte zich destijds toch wel in hoofdzaak tot de
eenheidsprijzen. Ook werden de door de provinciale Commissie Stads- en dorpsvernieuwing in Friesland
goedgekeurde objecten op zich, zij het met een enkele uitzondering voor een uitspringend object, niet
aangetast. Bij die enkele uitzondering werd dan vaak de opmerking gemaakt dat de noodzaak van het
object nader aangetoond moest worden. Na de financiële operatie, die op een zodanige wijze heeft
plaatsgevonden dat er voor de middelgrote steden nog maar een beperkt bedrag beschikbaar is, kan niet
ontkend worden dat er behalve de toetsing op de eenheidsprijzen ook een scherpe toetsing op de aange
dragen objecten heeft plaatsgevonden. Het is nog nooit eerder voorgekomen dat op de begroting van een
door de provinciale Commissie Stads- en dorpsvernieuwing in Friesland goedgekeurd object meer dan
50% werd gekort. Dat is dus nu wel gebeurd. Het zou onzinnig zijn te ontkennen dat er tussen de minis
teriële operatie en de wijze waarop getoetst is niet enig verband zou zijn. Tot 1985 is er voor Leeuwar
den 8 5 5 miljoen gulden beschikbaar. In de eerste fase van het gesprek leek het erop dat er aan
zienlijke objecten doorgeschoven zouden worden tot na 1985. Als gevolg van de integrale toetsing die
heeft plaatsgevonden is dat maar in heel beperkte mate gebeurd. Een bedrag van 2 tot 3 miljoen gulden
voor het Molenpad en voor de Vegelinwijk zou tot na 1985 doorgeschoven moeten worden.
Nu komt de clou die voor velen onduidelijk is. De minister heeft in het laatste beraad dat hij met
de wethouders van de grote steden gevoerd heeft gezegd dat men in het vervolg tussen goedgekeurde ob
jecten in de diverse plannen in de tijd mag schuiven. Van die schuifbevoegdheid is gebruik gemaakt.
De minister heeft daartoe al een aanzet gegeven, in die zin dat hij gezegd heeft dat het niet uit de
pacht nemen van de kwekerij Achter de Hoven en het verbeteren van de walmuren van de Emmakade wel
verschoven kunnen worden. Wij hebben op grond van bepaalde gemaakte rekenfouten ook aangedragen
om te schuiven in objecten van het ene gebied naar het andere gebied. Een en ander betekent dat er
tijdelijk voor een gebied minder geld beschikbaar komt. Men mag het ene goedgekeurde object in de
tijd verschuiven naar het andere goedgekeurde object. Voor Leeuwarden was er nog een complicatie
door die rekenfout. Die is goed gemaakt door aan te tonen dat het herstel van de walmuren niet uitge
steld kan worden. De ene walmuur is al gerepareerd, de andere moet nodig hersteld worden. Omdat er
voor dat herstel geen andere middelen beschikbaar zijn, is het bedrag dat nodig is voor dat herstel ge
kort op de stelpost parkeervoorzieningen. Wij zijn er namelijk van overtuigd dat een en ander, gezien
de inmiddels verschenen circulaire, nooit helemaal op Leeuwarden toepasbaar zal kunnen zijn. Op de
stelpost parkeervoorzieningen is nu nog 1,5 miljoen gulden beschikbaar. Wij zijn van mening dat wij
die 1,5 miljoen gulden broodnodig zullen hebben voor een aantal voorzieningen in de binnenstad. Op
sommige punten in de binnenstad wordt de woondichtheid zo groot dat wij in de buurt komen van de
norm die de minister heeft bepaald. Zonder die voorzieningen zal het niveau in de betrokken gebieden
tekort worden gedaan
Bij het ministerie is nog eens nagegaan of er toch niet een misverstand bestaat ten opzichte van de
financiële verschuivingsproblematiek in de tijd. Het is ons evenwel gebleken dat de notitie die de leden
van de Commissie voor de Ruimtelijke Ordening hebben gekregen volkomen up to date is. Er hoeft dus
geen enkele verwarring te bestaan over wat wel en wat niet verschoven kan worden en op welke wijze
geschoven kan worden. Een en ander betekent dat de ingediende motie geen enkele zin heeft, want de
prioriteitstelling zoals die in de raadsbrief staat doet niemand pijn. Daar is ook niemand in deze raad
het over oneens, althans dat is nergens uit gebleken. De pijn zit in de objecten die wel of die niet zijn
goedgekeurd. Voor de niet goedgekeurde objecten krijgen wij van het ministerie geen geld meer. De
minister heeft nadrukkelijk bepaald dat het beschikbaar gestelde bedrag het eindbedrag is voor Leeuwar
den. Eventuele uitvoering van niet goedgekeurde objecten zal op eigen kosten moeten gebeuren. Wel
nu, wij hebben wel meer zaken die het ministerie niet wilde subsidiëren op de eigen slof genomen. Ik
denk daarbij aan de overheadkosten van waardevolle panden, aan de verplaatsing van de gemeentewerf
en aan de verplaatsing van het Woningbedrijf. Ik kan nog wel meer objecten noemen waarbij de ge
meente datgene heeft gedaan waartoe het rijk niet bereid was. Op een en ander zit echter wel een rem.
Op dit moment is er een voorlopig concept beschikbaar van de hergroepering van de middelen tot 1993,
op basis van de inzichten zoals die tot 15 januari bekend waren. Het is nog geen officiële herschikking',
maar er is toch wel een zodanig begin mee gemaakt dat er in de loop van deze week door een aantal
mensen over van gedachten gewisseld kan worden. Tot overmaat van ramp echter is na 15 januari geble
ken dat er nog meer circulaires van het ministerie zijn die aan herinterpretatie toe zijn. Het is bekend
19
dat wij de Hollanderwijk en hetgeen daarom heen ligt buiten de ISR-gelden om moeten opknappen.
Daarvoor is een zogenaamde 2.500,— regeling beschikbaar. De rioleringswerkzaamheden in die wijk
vallen echter niet onder deze regeling, hetgeen betekent dat die werkzaamheden voor een groot deel
door ons zelf moeten worden betaald. Als de werkzaamheden voor minder geld kunnen worden uitge
voerd, dan moet dat ook gebeuren. Degene die dat beoordeelt zijn niet wij, maar de ministeriële amb
tenaren. Bovendien zijn wij er bij dit plan en bij Huizum-Bornia van uit gegaan dat alle woningen bij
de berekening betrokken zouden worden. Dat is op dit moment geen uitgangspunt meer. De woningen
waarop de regeling van toepassing kan worden verklaard moeten duidelijk in een veranderingsproces
zijn, dat wil zeggen dat de woningen moeten worden gerenoveerd door de woningcorporaties of door
middel van een regeling voor de verbetering van particulier woningbezit. Op deze laatste regeling is al
verschrikkelijk gekort. Welnu, een en ander betekent dat wij in de door mij genoemde gebieden veel
meer zelf zullen moeten investeren dan wij van plan waren. De besprekingen met de wijkbewoners zijn
al zover gevorderd dat het irreëel van het gemeentebestuur zou zijn om nu de handen van de plannen af
te halen. Wel zullen de plannen goed beoordeeld moeten worden op de aspecten sober en doelmatig,
want daarvan hangt ook weer de beoordeling van de minister af.
Ik heb grote aarzeling om op dit moment te zeggen dat wij de gelden die voor het Molenpad en voor
Achter de Hoven/Vegelin gekort zijn wel uit het Fonds voor stadsvernieuwing kunnen halen. Dit fonds
staat door de ontwikkeling die ik u zojuist geschetst heb onder zware druk. Persoonlijk ben ik van me
ning dat wij - ik heb reden om aan te nemen dat het college mijn mening deelt - nu eerst met onze ge
reserveerde gelden moeten gaan kijken naar de gebieden die onder minimale regelingen vallen. Boven
dien zullen wij voor het Molenpad en voor Achter de Hoven/Vegelin de randvoorwaarden en de richtlij
nen, zoals die in het kader van de aanwijzingsbeschikking door de minister zijn gesteld, moeten hante
ren, hoe pijnlijk dat ook is voor deze wijken. Een en ander is ook een verstandig besluit, want op deze
wijze moet het mogelijk zijn om de plannen op zeer korte termijn aan de nieuwe bepalingen aan te pas
sen en ze dan ook snel tot uitvoering te brengen.
Wij moeten de gelden die de minister beschikbaar heeft gesteld in een kort tijdsbestek besteden.
Daarvoor is een nauwgezette planning noodzakelijk. Het lijkt mij onverstandig om om welke reden dan
ook, bijvoorbeeld door de minister te kapittelen of door b. en w. slapheid aan te wrijven, uitstel te be
pleiten. Dat uitstel komt uiteindelijk op de hoofden van de wijkbewoners terecht, hetgeen volgens mij
niet een goede zaak is. Wij moeten doen wat wij op dit moment kunnen en dat alles met de grootst mo
gelijke creativiteit.
De Voorzitter: Ik stel voor om eerst koffie te drinken.
De Voorzitter schorst, om 21.15 uur, de vergadering voor de eerste pauze.
De Voorzitter heropent, om 21.45 uur, de vergadering.
De Voorzitter: Ik stel voor dat wij verder gaan met onze werkzaamheden. Wethouder Rijpma heeft
in eerste instantie op uw opmerkingen gereageerd. Wethouder Geerts zou ook nog graag enkele opmer
kingen willen maken over met name de accommodaties. Voordat ik de raad de gelegenheid geef voor de
tweede instantie, geef ik eerst het woord aan wethouder Geerts.
De heer Geerts (weth.): Op 14 januari heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen een delegatie
van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en de gemeente Leeuwarden, onder
anderen over de subsidiëring van de sociaal-culturele accommodaties in ISR-gebieden. Van de zijde van
CRM werd meegedeeld dat in tegenstelling tot voorgaande jaren het aantal aanvragen, met name uit de
grote steden, het beschikbare budget voor dit jaar en voor volgend jaar zeer ruimschoots overtreft. In
dit gesprek werd ook gesteld dat het uitgangspunt bij de toewijzing van de middelen zal zijn dat de vier
grote steden voorrang krijgen, teneinde hun achtergebleven positie in de komende jaren goed te kunnen
maken. Ook werd gezegd dat er afgewacht dient te worden of en op welke wijze het voornemen van het
zittende kabinet om de middelen voor de stadsvernieuwing aanzienlijk uit te breiden gestalte zal worden
gegeven. Dat is ook een kleine slag om de arm. Het was ook wel nuttig dat er van de zijde van CRM
werd opgemerkt dat het opnemen door het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening van
een aandeel van 25% in de kosten van wijkaccommodaties en in de kosten van het uitvoeringsplan geen
enkele zekerheid biedt voor de beschikking van CRM. Bovendien werd nog gezegd dat de situatie voor
Leeuwarden gunstig is, omdat er de afgelopen jaren aan Leeuwarden vergeleken met andere middelgrote
steden een gering bedrag voor wijkaccommodatieplannen is toegewezen. Van onze zijde is hierop gere
ageerd door te zeggen dat wij een en ander ten opzichte van de buurten nauwelijks waar kunnen maken.