21
20
Bij de voorbereiding van de plannen is uitgebreid gesproken met de buurten. Er is een bouwcommissie
ingesteld en er is door de wijk Vegelin een poging gedaan om een geïntegreerde accommodatie te krij
gen voor school en voor wijk. Naar de zijde van CRM is ook heel nadrukkelijk gezegd dat het uitblij
ven van de CRM-beschikking de wijkorganisaties de lust ontneemt om verder te gaan. Een en ander is
aangehoord door de delegatie van CRM. Wij hebben een wat moedeloos antwoord gekregen, namelijk
dat de situatie zo is dat de minister van CRM gewoon niet meer geld heeft. Het is daarom noodzakelijk
dat CRM op de zojuist geschetste wijze handelt. Leeuwarden zal echter zeer waarschijnlijk, dat werd
ook nog met enig voorbehoud gezegd, een beschikking kunnen krijgen.
Er is een brief van Vegelin binnengekomen waarin wordt gepleit voor een prioriteitstelling waarbij
de accommodatie voor Vegelin voorgaat, omdat daar sprake is van een geïntegreerde accommodatie voor
school en voor wijk. Ik heb de indruk dat er wel wat mogelijkheden zijn om prioriteit te bepleiten. Of
dat veel geeft weet ik niet gezien voorgaande ervaringen. De accommodatie voor Vegelin is ook de
duurste. Als men prioriteit bepleit voor de wijkaccommodatie voor Vegelin, dan zegt men daarmee te
vens dat de vier andere accommodaties geen voorrang behoeven. De realisering van die vier accommo
daties zal dan worden uitgesteld. In het gesprek met het Ministerie van CRM was geen zekerheid te ge
ven hoeveel jaar die realisering zou worden uitgesteld. Ik zeg nadrukkelijk dat het nog lang niet zeker
is dat er zelfs voor één accommodatie een beschikking wordt afgegeven. Als die beschikking wel wordt
afgegeven, dan is het nog afwachten voor welke accommodatie die is. Mogelijk kunnen wij van ge
meentezijde prioriteit aan een en ander geven. Ik vind het evenwel vreselijk moeilijk om te zeggen aan
welke accommodatie prioriteit moet worden gegeven. Men zal daarvoor met concrete argumenten moe
ten komen. Wij moeten over een en ander nog eens nadenken en praten. De suggestie om de accommo
datie voor te financieren uit de pot voor de stadsvernieuwing ligt heel moeilijk. De wijkaccommodaties
worden gesubsidieerd via drie geldstromen: de ISR-pot, de pot voor de stadsvernieuwing en de pot voor
de wijkaccommodaties. In de pot voor de stadsvernieuwing zit helemaal niet zo gek veel geld. Er zit
ongeveer drie miljoen gulden in voor dit doel en dus geen 100 miljoen. Aan dat bedrag is ook heel dui
delijk een bestemming gegeven; er zijn prioriteiten gesteld. Ik kan mij aansluiten bij de woorden van
wethouder Rijpma die heeft gezegd dat, wanneer er niet genoeg geld uit de ISR beschikbaar komt er dan
maar elders geld vandaan moet worden gehaald, een en ander natuurlijk wel ten koste gaat van andere
wijken. Het ligt niet erg voor de hand dat wij gelden uit die verschillende potten gaan overhevelen
naar andere potten, te meer daar ook niet gezegd is dat de beschikking niet zal komen. Een en ander is
alleen een kwestie van temporisering. De termijn waarop wordt getemporiseerd is nog niet bekend.
Voorfinanciering van een bedrag van 8 ton geeft aan lasten een bedrag in de orde van grootte van één
ton per jaar. De financi'éle middelen om die lasten te dekken zijn er ook niet. Er is nog een probleem.
Hoe gaat het verder met die gelhtegreerde bouw? Dit probleem is met de wijk en met de bouwcommissie
besproken. De bouwcommissie is er mee akkoord gegaan dat haar werkzaamheden worden gestopt tot het
moment dat er meer klaarheid is - dat zal omstreeks juni zijn - over de stand van zaken met betrekking
tot de subsidiebeschikking in het kader van de ISR. Dan is er nog het probleem van de exploitatie van
de accommodaties. In het gesprek dat wij hebben gehad met de wijk is nadrukkelijk naar voren gebracht
dat wij in de toekomst grote problemen zien bij de exploitatie van de wijkaccommodatie. Uitgangspunt
zal moeten worden dat de kosten van exploitatie opgebracht moeten worden door de gebruikers. Een en
ander heeft vergaande consequenties. Van de zijde van Vegelin werd gezegd dat men die exploitatie
wel voor elkaar krijgt. De exploitatie van wijkaccommodaties wordt een algemeen probleem, dat te ma
ken heeft met de grootschaligheid van een dergelijke accommodatie voor een relatief vrij kleine wijk.
Dit probleem zal ons niet alleen in dit geval maar ook in andere gevallen nog wel achtervolgen.
De heer Ten Hoeve: Het is duidelijk dat door het geven van prioriteit aan een bepaald buurthuis,
geen prioriteit kan worden gegeven aan nog een ander buurthuis. Wij zullen toch een keus moeten ma
ken. Ik wil graag weten wanneer wij een en ander exact voorgelegd krijgen.
Wethouder Rijpma zei, toen hij inging op mijn opmerking over de "honderd miljoen operatie", dat
hij namens zich zelf sprak. Ik denk dat hij ook wel namens het college sprak. Ik zou niet willen uitslui
ten dat er via die "honderd miljoen operatie" toch in bepaalde wijken voorzieningen worden gereali
seerd die, wanneer dat uit de afweging blijkt, een hogere prioriteit moeten hebben. Ik kan dan ook niet
zonder meer met het antwoord van de wethouder akkoord gaan. Ik wil trouwens opnieuw de vraag stellen
wanneer wij de herziene stadsvernieuwingsnota tegemoet kunnen zien.
De heer Van der wal is op twee punten ingegaan waarover ik het ook heb gehad. Aan de ene kant
het punt van de 18 miljoen gulden, aan de andere kant het punt van de centralistische houding van het
rijk. De motie van de heer Van der Wal gaat ons te ver. Wij willen de 18 miljoen gulden die nu be
schikbaar is gesteld niet op de tocht zetten. Wij zullen de motie dan ook niet ondersteunen.
Ik heb ook nog een vraag gesteld over de bedrijven Boelens en Jelco in het gebied Molenpad. Ik
zou graag een antwoord op die vraag willen hebben.
De heer Sijbesma: Ook ik wil een reactie geven op de motie van de heer Van der Wal. Ik heb een
aantal kritische opmerkingen gemaakt over de gang van zaken. Ik handhaaf deze opmerkingen. De heer
Van der Wal en ik hebben ongeveer dezelfde woorden gebruikt. Over de verschuivingsmogelijkheden
heb ik vorige week eindelijk een stuk duidelijkheid gekregen. De heer Van der Wal heeft geprobeerd
om die mogelijkheden weer wat onduidelijk te maken. Ik meen echter dat ik aan het standpunt dat ik in
eerste instantie heb verwoord vast moet houden en dat wij ons toch kunnen vinden in de aan ons voorge
legde raadsbrief wat betreft de verschuivingsmogelijkheden en de prioriteitstelling.
De heer De Beer: De woorden van wethouder Rijpma zijn meer dan duidelijk. Zijn woorden sluiten
bijzonder goed aan bij hetgeen ik in eerste instantie heb gezegd. Ook wij hebben geen behoefte aan de
motie van PAL.
De heer Van der Wal: Wethouder Rijpma heeft in grote lijnen de lezing die ik te berde heb gebracht
en waaruit de motie resulteert, bevestigd. In eerste instantie was er alleen een toetsing op de eenheids
prijzen en waren er enkele uitzonderingen. Nu is er ook duidelijk een toetsing op de objecten, hetgeen
resulteert in een korting van meer dan 50% op de niet alleen door de gemeente maar ook door de pro
vinciale Commissie Stads- en dorpsvernieuwing in Friesland geaccepteerde objecten. Volgens de wet
houder is de motie niet nodig, omdat alles wat de verschuivingen betreft duidelijk is en dat uitstel wel
eens tot afstel kan leiden. Ik ben afgegaan op de informatie die ik vanmiddag van een ambtenaar uit
Zoetermeer heb losgepeuterd. Deze ambtenaar had overigens geen moeite met de kwalificatie "betutte
ling" en gaf die met zoveel woorden wel toe.
Er zijn ook nog legio objecten die wel zijn geaccepteerd, maar vooralsnog niet voor 100% zijn ge
honoreerd. Het niet gehonoreerde gedeelte moet, zoals het nu staat, uit het Fonds voor stadsvernieuwing
worden opgebracht, dus door de gemeente zelf. Het niet gehonoreerde gedeelte zou echter ook via ver
schuivingen, in de zin zoals wij daar nu over praten, opgebracht kunnen worden, waardoor er meer
middelen in het Fonds voor stadsvernieuwing blijven. Die middelen kunnen wij in principe vrij besteden.
Binnen het fonds kunnen wij onze eigen prioriteiten stellen. Daarom handhaaf ik het gedeelte van de
motie waarin wordt gepleit voor uitstei van de prioriteitstelling en een en ander te berichten aan de mi
nister. Ik wil nog wel mijn waardering uitspreken voor het college voor de knappe wijze waarop de 18
miljoen gulden is binnengehaald.
Ik heb het college een slappe reactie verweten; daarmee doelde ik op de reactie na het afkomen
van de beschikking van 31 december. Een en ander wordt, als ik de meningen peil, ook door de raad
gedeeld. Voor ons is de maat vol. Wij vinden dat de gemeente nu maar eens in actie moet komen, bui
ten de genoemde platgetreden paden van het overleg om. De gemeente moet zich volgens ons niet als
buffer tussen rijk en bewonersorganisaties gaan opstellen, maar juist als actievoerder samen met de be
woners. Doen wij dat niet dan lopen wij grote kans dat de bewonersorganisaties niet langer in het ge
meentelijk inspraakspel willen meespelen. Die geluiden hoort men reeds en misschien hebben die effect,
want anders zijn wij nog veel verder van huis. Een en ander heb ik bedoeld te zeggen toen ik zei dat de
hele inspraakprocedure in gevaar komt. Ook dit onderdeel van de motie handhaven wij.
Ik wil ook nog reageren op de opmerkingen van de heren Ten Hoeve, Sijbesma en De Beer. Woor
den en woorden van teleurstelling blijken niet genoeg te zijn. Er moeten ook daden komen. De motie
wil een aanzet geven om samen met de bewoners tot daden over te gaan, in eerste instantie rechtstreeks
naar minister, parlement(-scommissie) en media. Daartegen kan de minister moeilijk bezwaar hebben,
want hij maakt zelf ook praktisch dagelijks gebruik van bepaalde middelen. Het overgaan tot daden kan
de minister dus niet een vies middel vinden. Wij zijn van mening dat wij, willen de bewoners niet uit
onze inspraakorganen weglopen, in samenwerking met de bewoners dat middel moeten aangrijpen. Ik
handhaaf dus mijn motie.
Mevrouw De Jong: Ik wil beginnen met te zeggen dat ik niet tot dat deel van de raad behoor dat
het college een slappe reactie verwijt. Ik ben bovendien van mening dat het het college minder past om
actie te voeren, zoals de heer Van der Wal dat voorstaat. Actievoeren zal ook weinig resultaat hebben
en bovendien is dat geen taak voor het college.
De verhalen van beide wethouders zijn zeer somber. Zeker de woorden van de heer Rijpma dat de
aanvullende notitie die wij hebben gekregen up to date is, geven bij mij de doorslag om met dit raads
besluit - zij het met grote moeite - toch in te stemmen. Het moeten maken van keuzes is een erg moei
lijke afweging die ons te wachten staat. Ik vrees dat het niet bij deze ene teleurstelling zal blijven. De
motie van PAL gaat mij, hoewel ik de kritiek op Den Haag deel, te ver en ik zal hem dan ook niet on
dersteunen