30 Punt 20 (bijlage nr. 82). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 21 (bijlage nr. 80). De Voorzitter: Dit punt luidt: Verlenen van financiële medewerking voor de bouw van 57 woningen voor alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens in Camstraburen-Zuid door de woningbouwvereniging Beter Wonen Mevrouw Visscher—Bouwer: Er wordt ons gevraagd om akkoord te gaan met het verlenen van de be nodigde financiële medewerking voor dit bouwplan. Wij gaan daarmee akkoord. Ik heb echter toch nog een vraag. Zitten er in dit bouwplan ook een aantal aangepaste woningen voor bejaarden? In de raads- brief wordt daarover niet gesproken. Ik veronderstel daarom dat dat ook niet het geval zal zijn. Op 22 juni 1981 hebben wij het uitvoeringsplan voor Camstraburen-Zuid vastgesteld. Wij hebben toen ge vraagd of de mogelijkheid bestaat om aangepaste bejaardenwoningen aan de Dokkumer Ee te realiseren. Als antwoord op die vraag is toen gezegd dat die mogelijkheid bestaat. In Camstraburen wordt nog een dergelijk bouwplan opgezet. Mijn vraag is of de aangepaste woningen voor bejaarden in het thans aan de orde zijnde bouwplan zijn opgenomen, of dat de mogelijkheid wordt aangegrepen die woningen in het volgende bouwplan te verwezenlijken. De heer Rijpma (weth.): Die woningen zitten niet in dit voorstel. Ze zullen in volgende voorstel len te voorschijn moeten komen. (Mevrouw Visscher—Bouwer: Denkt u dat het dan mogelijk is om deze woningen te realiseren?) Wij zullen daar goed overleg over voeren, mevrouw Visscher. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 22 (bijlage nr. 65). Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. Punt 23 (bijlage nr. 81). De Voorzitter: Aan de orde is thans: Beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van het wind en waterdichthouden en het treffen van voorbereidingen voor het instandhouden c.q. rehabiliteren van het gemeentelijk woningbezit aan de westzijde van de Kanaalstraat. De heer Van der Wal: iMijn fractie is uiteraard verheugd over het feit dat een groot gedeelte van de straatwand behouden blijft en dat de beslissing voor het andere deel - zo interpreteer ik dat - nog maar even voor ons uit wordt geschoven. Nu doet zich wel het feit voor, het is een heel gelukkig feit overi gens, dat verreweg het grootste deel van die panden bewoond is. Was dat niet het geval geweest dan hadden die panden waarschijnlijk hetzelfde lot ondergaan als het pand Kanaalstraat 26. Dit pand valt niet meer te rehabiliteren. Als de bewoners aan het Woningbedrijf vragen om enig inzicht in de plannen te kunnen krijgen of vragen om over de plannen mee te mogen praten of mee te mogen denken, dan krij gen zij te horen dat zij de panden bewonen op basis van een saneringscontract en dat zij geen enkel recht op inspraak hebben of recht hebben om bij de plannen te worden betrokken. Zo'n redenering is misschien formeel juridisch wel terecht, maar moreel natuurlijk niet. Dankzij de bewoners hebben wij de kans om de straatwand te realiseren zoals nu wordt voorgesteld. Alleen al uit dit oogpunt vind ik dat de bewoners bij de rehabilitatie betrokken moeten worden, om te zien in hoeverre er geherhuisvest kan worden. Overigens is het zo dat een saneringscontract een contract is vooruitlopend op een sanering. Als die sanering niet doorgaat dan vervalt ook de basis van het saneringscontract. Een dergelijke rede nering houdt de Rechtswinkel er tenminste op na. Om deze reden zullen wij dus ook meer rekening met de bewoners moeten houden. Ik vraag hierbij om een toezegging dienaangaande van de wethouder. Mevrouw Zondag—Demes: In de raadsbrief staat letterlijk: "Gelet op de hoge kosten die met de on derhoudswerkzaamheden aan het pand Kanaalstraat 26 gemoeid zijn, zullen wij dit pand aan de woon ruimte onttrekken en trachten het nog als opslagruimte te verhuren." Over de hoge onderhoudskosten is mijn fractie het met het college eens. Ik wil er echter met klem op aandringen niet te proberen van dit pand een opslagruimte te maken, maar het pand zo snel mogelijk af te breken, al zou dat alleen maar 31 zijn uit veiligheidsoverwegingen voor de omgeving. Het pand Kanaalstraat 26 in deze staat te laten voortbestaan kan alleen maar grote narigheid veroorzaken, als u begrijpt wat ik bedoel. Op de eerste pagina van de raadsbrief staat een tussentelling genoemd van 55.500, Die tus- sen tel ling is natuurlijk 53.500,--. In het besluit is het bedrag overigens juist opgenomen. De heer Geerts (weth.): Het is inderdaad juist dat de mensen op basis van een saneringscontract in de panden wonen. De mensen hebben een tijd in panden kunnen wonen waarvan het ooit wel eens de bedoeling is geweest dat ze zouden verdwijnen. Daar wordt nu wat anders over gedacht. Wij zullen een gedeelte van de panden proberen op te knappen voor een- en tweepersoonshuishoudens. Voor de andere panden zal, zoals de heer Van der Wal heeft gezegd, nog een beslissing worden genomen. Die beslis sing zal niet worden uitgesteld want wij hebben gezegd dat een en ander voor de uitbreiding van het Lienward College moet dienen, hetgeen echter nog wel een aantal jaren kan duren. Vandaar dit voor stel. De bewoners zijn volgens mij steeds op een behoorlijke wijze geïnformeerd over de gang van za ken. Ik heb dat zelf een aantal keren mogen doen, terwijl dat ook door de directeur van het Woningbe drijf, de heer Zwart, is gedaan. Die informatie is ook een goede zaak. Het is natuurlijk de vraag of mensen die op basis van een saneringscontract in de panden wonen voorrang zouden moeten hebben bij herhuisvesting. Er is niet voor niets een saneringscontract opgesteld, want anders hadden de bewoners wel een normaal contract gekregen. In het algemeen is het zo dat uit een saneringscontract geen rech ten kunnen worden gedistilleerd om voorrang bij herhuisvesting te krijgen. Het antwoord is dus heel sim pelHet is uiteraard zo dat de mensen op de hoogte kunnen worden gesteld van de plannen. Wat mij betreft mogen ze ook invloed uitoefenen op hetgeen er moet gebeuren. De mensen kunnen echter niet direct rechten aan het saneringscontract ontlenen. Mevrouw Zondag vraagt of het pand Kanaalstraat 26 wel voor opslagruimte gebruikt kan worden. Nu het pand leeg blijft staan zal dat ook gevaar opleveren. Dat is inderdaad waar, wij hebben daar er varing mee. Als panden te lang leeg staan dan is het brandgevaar groot. Wij zullen echter moeten pro beren om dit pand nog een aantal jaren te laten staan en het marginaal te laten gebruiken als opslag ruimte. Verhuur geeft ook nog enige baten. Ik denk dat het ook wel nodig is dat het pand blijft staan, aangezien het tegen andere panden is aangebouwd. Het zal, voorzover ik het op dit ogenblik kan be oordelen, nogal wat consequenties hebben voor de overige panden als het pand Kanaalstraat 26 wordt afgebroken. (Mevrouw Zondag—Demes: Zou u dat willen onderzoeken, mijnheer Geerts?) Als het pand gebruikt kan worden als opslagruimte dan is dat een zinnige bestemming die wij - voor de looptijd dat ook de aanliggende panden aan de bewoners worden verhuurd - aan dit pand kunnen geven. (Mevrouw Zondag—Demes: U gaat er nu vanuit dat het pand morgen al verhuurd gaat worden.) Dat zou mijn andere opmerking geweest zijn, mevrouw Zondag. Ik ben bereid om in overleg met de Commissie voor het Wo ningbedrijf te onderzoeken of het bouwtechnisch mogelijk is dat - wanneer blijkt dat het pand Kanaal straat 26 niet verhuurd kan worden en het gevaar gaat opleveren - het pand kan worden afgebroken. De heer Van der Wal: Ik heb er goede nota van genomen dat de wethouder, wat hem betreft, de be woners wel wil betrekken bij het opstellen van de plannen. De wethouder spreekt namens het college, dus neem ik aan dat hij deze woorden ook namens het college gezegd heeft. (De Voorzitter: Daar moet u vanuit gaan, mijnheer Van der Wal.) Wij zullen er op letten dat die toezegging inderdaad gestalte wordt gegeven. De bewoners hebben inderdaad een saneringscontract. Sommige mensen wonen al zeven jaar in hun woning en zeven jaar lang hebben zij, dus niet de huisbaas, er voor gezorgd dat deze wo ningen nog opgeknapt kunnen worden. Als het aan de huisbaas had gelegen dan was het met deze pan den dezelfde richting opgegaan als met het pand Kanaalstraat 26. Dit verwijt ik deze wethouder niet, maar het is wel een feit. Naar mijn mening vloeit uit een en ander wel degelijk een morele verplichting voort ten opzichte van de bewoners. Men kan niet zeggen dat de mensen die zeven jaar op basis van een saneringscontract in de panden hebben gewoond - nu de woningen niet gesaneerd maar gerehabili teerd worden - geen recht op huisvesting hebben. Men kan toch moeilijk na zeven jaar zeggen dat de bewoners zich nu maar moeten redden? Dan staan ze toch op straat? (De Voorzitter: Gaat de heer Van der Wal akkoord met het antwoord van de wethouder?) Ik wil graag een reactie op dit laatste punt heb ben. De heer Geerts (weth.): Er is hier sprake van een saneringscontract. De mensen wisten destijds waar ze aan begonnen. Ik blijf bij mijn eerdere reactie. Saneringscontract is saneringscontract. De mensen die een pand op basis van een saneringscontract bewonen weten dat zij op een gegeven moment uit de woning moeten. Zij kunnen geen rechten ontlenen aan het saneringscontract. Z.h.st. wordt besloten overeenkomstig het voorstel van b. en w. met inachtneming van de toezeg ging van de wethouder.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1982 | | pagina 16